Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
6 november 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal, gepleegd op 22 september 2016. De politierechter had de verdachte schuldig bevonden op basis van bewijsmiddelen die in het vonnis waren opgenomen, maar het Hof bevestigde dit vonnis zonder de inhoud van de bewijsmiddelen in detail te herhalen, ondanks dat de raadsman in hoger beroep vrijspraak had bepleit. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het vonnis niet zonder meer had mogen bevestigen, omdat de wet vereist dat de beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen. Aangezien de raadsman vrijspraak had bepleit, had het Hof de bewijsmiddelen moeten herzien en de inhoud daarvan moeten opnemen in de uitspraak. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.