Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
3.Bespreking van het cassatiemiddel
in de eerste plaats, onder verwijzing naar de tekst van art. 1:118 BW, dat het hof (in navolging van de rechtbank) heeft miskend dat het in strijd is met (het systeem van) de wet, dat de curator (al dan niet met machtiging van de rechter) huwelijkse voorwaarden zou kunnen maken of wijzigen tegen de wil van de onder curatele gestelde zelf [4] . Onbetwist is dat de curator de onder curatele gestelde mag vertegenwoordigen in (bijvoorbeeld) een procedure tot inroeping van staat, ontkenning van vaderschap en echtscheiding, indien de curandus
verweerderis, maar dat geldt niet als hij
verzoekerin dergelijke hoogst persoonlijke zaken is. Niet kan worden aanvaard dat de curator (al dan niet met machtiging van de rechter) bevoegd is om ook zonder de toestemming van de curandus die in staat is zijn wil te bepalen en de betekenis van zijn verklaring te begrijpen [5] (en zelfs tegen diens uitdrukkelijke wil) tot wijziging van de huwelijkse voorwaarden over te gaan. Uiteindelijk is het de curandus zelf die de rechtshandeling verricht en waarbij is dus ook de wil van de curandus bepalend [6] .
tweedeklacht is dat (de rechtbank en in hoger beroep) het hof, gelet op de hier bestaande tegenstrijdige belangen tussen curator en curandus, niet op het onderhavige verzoek tot wijziging van het huwelijksgoederenregime had mogen beslissen alvorens op de voet van art. 1:250 BW in verbinding met art. 1:385 lid 1 BW (ambtshalve) een bijzondere curator te benoemen om [de man] hier te vertegenwoordigen [7] .
derde elementbetreft de toestemming van de curator voor het voeren dan deze procedure. Volgens het middel is voor het voeren van deze procedure op de voet van art. 1:381 lid 3 BW de toestemming van de curator vereist. Uit de bestreden beschikking van het hof (rov. 5.1) volgt dat aan [de man] advocaat in hoger beroep mr. Rissik toestemming is gegeven om ten behoeve van [de man] appel in te stellen tegen de beschikking van de rechtbank, zodat [de man] in het door hem ingestelde beroep kon worden ontvangen. Voor deze cassatieprocedure is die toestemming – voor zover nodig – opnieuw gevraagd en volgens de klacht ook verleend. De betreffende e-mail van 19 februari 2021 is aan de procesinleiding gehecht. Daarbij kon die toestemming volgens de klacht gelet op het tegenstrijdige belang tussen [de man] en de curator in redelijkheid ook niet worden geweigerd. Bovendien is niet denkbaar dat wel voor de eerste en tweede instantie toestemming zou worden verleend en voor de cassatieprocedure niet. De toestemming voor de procedure in cassatie moet in die eerdere toestemming (zo niet expliciet, dan toch) impliciet zijn begrepen. Ook zou volgens de klacht de eerder verleende toestemming niet later weer worden ingetrokken.
sc.de curator, A-G) bevoegd is die rechtshandelingen voor de onder curatele gestelde te verrichten”. Dat lijkt hier in verband met art. 1:118 BW niet het geval: na toestemming van de curator volgens dat artikel verricht de curandus zelf de rechtshandeling van wijziging van de huwelijksvoorwaarden staande huwelijk en er is ook een taak voor de passerende notaris om zich ervan te vergewissen of de curandus hier wel zijn wil kan bepalen.
als verzoekeroptreden. Zij menen dat de curator in een dergelijk geding wel
als verweerderzou mogen optreden, als de curandus in staat moet worden geacht de bij het verzoek betrokken belangen te overwegen en dienovereenkomstig te beslissen [49] . Vlaardingerbroek vindt dat ook: de curator mag niet zelf de rechtbank verzoeken om ontbinding van het huwelijk van de curandus door echtscheiding [50] . Ter Haar is hier minder stellig over:
als verzoekerkan optreden, wel als (vertegenwoordigend)
verweerder, als de curandus in staat moet worden geacht de bij het verzoek betrokken belangen te overwegen en dienovereenkomstig te beslissen. We hebben gezien dat blijkens de parlementaire geschiedenis dit soort familierechtelijke kwesties moeten worden onderscheiden van huwelijksvermogensrechtelijke zaken, zoals in onze zaak aan de orde. Voorstelbaar is dan dat op huwelijksvermogensrechtelijk gebied vanwege het overheersen van het vermogensbelang van de curandus deze restricties uit het (hoogstpersoonlijke) familierechtelijke terrein geen opgeld doen en de curator hier dus zowel als verzoeker alsook als verweerder kan optreden, de curandus vertegenwoordigend (vgl. de hoofdlijn van Ter Haar uit het vorige randnummer). Op zich lijkt mij uit oogpunt van praktische hanteerbaarheid veel te zeggen voor dit onderscheid, maar dan bereiken we in het geval van wijziging van huwelijkse voorwaarden door de curandus staande huwelijk wel de grenzen van het oprekken van de wet, gegeven de regeling uit art. 1:118 BW, zoals ik hiervoor al aangaf. Anderzijds valt te betogen dat de lijn uit familierechterlijke gedingen bij het aanpalende huwelijksvermogensrecht wel moet worden doorgetrokken en de curator ook hier slechts een beperkte rol behoort te hebben en bijvoorbeeld niet tegen de wil van de curandus in “toestemming” kan geven aan de curandus om staande huwelijk het huwelijksgoederenregime te wijzigen, maar wel in een procedure dienaangaande aangespannen door de huwelijkspartner van de curandus als (vertegenwoordigend) verweerder kan optreden. Waarom zekerheidshalve in onze zaak niet voor die laatste optie is gekozen: de vrouw begint de wijzigingsprocedure, waar de curator vervolgens als verweerder optreedt, is niet duidelijk. Dat tegen de wil van de curandus huwelijkse voorwaarden wijzigen heeft bepaald iets impertinents natuurlijk, ook al is dat hier door de professionele curator ongetwijfeld gedaan met het oog op het vermogensbelang van de curandus (te weten het faciliteren van een belastingbesparing van € 3,5 ton). Hoewel ik uit oogpunt van hanteerbaarheid en gelet op de parlementaire geschiedenis zou willen pleiten voor een onderscheid familierechtelijke gedingen - huwelijksvermogensrechtelijke procedures en de curator op laatstgenoemd terrein in de regel vertegenwoordigingsbevoegd zou willen achten, ligt dat vanwege art. 1:118 BW bij wijziging van huwelijkse voorwaarden staande huwelijk problematisch. De betreffende klacht zou in mijn ogen dan ook doel hebben getroffen, indien de cassatieprocedure ontvankelijk zou zijn geweest.