Uitspraak
2 februari 1990.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de opdracht aan een notaris tot het voorbereiden van een wijziging van huwelijkse voorwaarden door beide echtgenoten tezamen moet worden gegeven. Verweerster in cassatie, [verweerster], heeft eiser tot cassatie, [eiser], gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd dat [eiser] wanprestatie heeft gepleegd door de opdracht tot wijziging van huwelijkse voorwaarden niet tijdig uit te voeren. De Rechtbank heeft de vorderingen van [verweerster] afgewezen, maar het Hof heeft geoordeeld dat [eiser] wanprestatie heeft gepleegd en de vordering tot schadevergoeding toegewezen. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en zich gebogen over de vraag of de opdracht tot wijziging van huwelijkse voorwaarden door één echtgenoot kan worden gegeven, en of de notaris verplicht is om de wijziging voor te bereiden zonder instemming van de andere echtgenoot.
De Hoge Raad oordeelt dat de opdracht tot voorbereiding van de wijziging van huwelijkse voorwaarden niet door beide echtgenoten behoeft te worden gegeven, maar dat het voldoende is dat één van de echtgenoten dit doet. Dit betekent dat de notaris, bij aanvaarding van de opdracht, verplicht is om de nodige stappen te ondernemen om de wijziging tot stand te brengen. De Hoge Raad wijst erop dat voor de definitieve wijziging de instemming van de andere echtgenoot noodzakelijk is, maar dat dit niet betekent dat de notaris niet kan beginnen met de voorbereidingen op basis van de opdracht van één echtgenoot.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, en dat de kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op ƒ 503,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 2 februari 1990.