Voetnoten
1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2 juli 2020 BRE 17/554, ECLI:NL:RBZWB:2020:2815. De uitspraak is niet gepubliceerd op Rechtspraak.nl. 3.HvJ 9 september 2021, Dyrektor Izby Administracji Skarbowej w Bydgoszczy, C‑855/19
4.Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, Pb 2006, L 371, blz. 1.
5.HvJ 31 mei 2018, Kollroß en Wirtl, C-660/16 en C-661/16, ECLI:EU:C:2018:372 (conclusie A-G Wahl).
6.HvJ 21 februari 2006, BUPA Hospitals en Goldsborough Developments, C‑419/02, ECLI:EU:C:2006:122 (conclusie A-G Poiares Maduro).
7.Kamerstukken II 2011/12, 33287, nr. 3, p. 50.
8.Kamerstukken II 2011/12, 33287, nr. 18, p. 2-3.
9.Kamerstukken II 2011/12, 33287, nr. D, p. 6.
10.Het betreft een document dat kennelijk eerder geraadpleegd kon worden op de website van de Rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/documenten/brochures/2012/08/06/vragen-en-antwoorden-over-de-btw-verhoging-van-19-naar-21-per-1-oktober-2012. Inmiddels is het document niet meer beschikbaar op die site.
11.HvJ 8 februari 1990, Shipping and Forwarding Enterprise Safe, C-320/88, ECLI:EU:C:1990:61 (conclusie A-G Van Gerven), HvJ 27 maart 2019, Mydibel N.V., C-201/18, ECLI:C:EU:2019:254, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak, HvJ 6 februari 2003, Auto Lease Holland B.V., C-185/01, en HvJ 15 december 2005, Centralan Property Ltd, C-63/04, punten 62 en 63.
12.HvJ 23 april 2020, Herst s.r.o., C-401/18, ECLI:EU:C:2020:295 (conclusie A-G Kokott), punt 40. Zie ook HR 29 januari 2021, 19/00699, ECLI:NL:HR:2021:154 (conclusie van mijn hand). 13.Shipping and Forwarding Enterprise Safe, punt 13.
14.HvJ 20 juni 2013, Paul Newey, C-653/11, ECLI:EU:C:2013:409.
15.Artikel 6:213, lid 1, BW definieert het begrip overeenkomst in de zin van titel 5 van boek 6 BW als een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan. Volgens artikel 6:217, lid 1, BW komt een overeenkomst tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.
17.Zie onder meer HR 20 februari 2004, Pensioenfonds DSM-Chemie/Fox, C02/219HR, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (conclusie A-G De Vries Lentsch-Kostense). Zie voor een beschrijving van de ‘vloeiende overgang’ tussen de Haviltex-norm die geldt voor de uitleg van gewone overeenkomsten en de CAO-norm die geldt voor overeenkomsten en andere regelingen die op uniforme wijze de positie van niet bij het opstellen betrokkenen willen regelen punt 4.4 van het arrest en de noot van Du Perron bij het arrest in 19.Het Hof heeft niet vastgesteld op welk moment belanghebbende de onverkochte woningen (precies) heeft geleverd aan [B]. Ik begrijp uit de koopovereenkomst van 15 november 2013 dat de levering ná laatstgenoemde datum ligt. Bovendien behoort tot de gedingstukken een brief van belanghebbende aan de Inspecteur waarin is vermeld dat belanghebbende de woningen in 5 fasen in 2014 aan [B] heeft geleverd. Volgens die brief en de daarbij opgenomen bijlage, waaronder akten van levering, hebben de leveringen plaatsgevonden op 24 januari 2014, 7 februari 2014, 28 februari 2014, 7 maart 2014 en 21 maart 2014.
20.Artikel 93 Btw-richtlijn.
21.Zie M. Vriend, ‘In de wet genoemde uitlegregels’, in: R.J.Q. Klomp & H.N. Schelhaas (red.),
22.Toelichting-Meijers. Zie Van Zeben, Du Pon & Olthof (red.),
23.Zie Van Zeben, Du Pon & Olthof (red.),
24.Jac. Hijma,
25.C.H. Sieburgh,