Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.Het eerste middel
(…)
Gelet op de conclusie van het Risk Assessment team dat de hond niet teruggegeven kan worden aan de eigenaar gezien de risico’s en gezien de diverse eerdere bijtincidenten, is de rechtbank van oordeel dat het ongecontroleerde bezit van de hond in strijd is met de wet en het algemeen belang omdat het bezit van de hond ertoe kan leiden dat de belanghebbende wederom een feit begaat soortgelijk aan het feit waarvan hij wordt verdacht, zoals bedoeld in artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht. Nu dit artikel ook ziet op de situatie dat de belanghebbende wederom een soortgelijk feit kan begaan indien de hond in zijn bezit is, is dit niet een situatie als bedoeld in de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie en is de officier van justitie ontvankelijk in zijn vordering. De vordering van de officier van justitie is voor toewijzing vatbaar.”
(…)
De officier van justitie voert het woord en concludeert tot toewijzing van de vordering.
De raadsman deelt hierop mee dat in de rechtspraak geen onderscheid wordt gemaakt tussen de onttrekking van honden of andere goederen zoals genoemd in 552f Sv. (…)
De officier van justitie voert andermaal het woord, verkort en zakelijk weergegeven:
(…) Bij andere goederen kan gemakkelijker de hoofdzaak worden afgewacht. Een hond is een levend dier. Het gevaar dat bestaat verwezenlijkt zich ook op dit moment. Aan het beslag zijn ook hoge kosten verbonden.”
3.Het tweede middel
‘ [naam] heeft een teckel gebeten met aanzienlijke bijtschade tot gevolg, hij was daarbij moeilijk van de teckel los te trekken. De eigenaar had al een aanlijn- en muilkorfgebod voor [naam] opgelegd gekregen vanwege eerdere incidenten. Gezien de bijtincidenten en het gedrag naar andere honden bij de opslaghouder is duidelijk dat [naam] een zeer hoog risico vormt voor andere honden. Daarnaast is bovendien duidelijk dat hij een zeer hoog risico vormt voor mensen. [naam] heeft één van zijn verzorgers gebeten en kan niet op de normale manier veilig aan- en afgelijnd en uit zijn verblijf gehaald worden vanwege een grote kans op bijtgedrag. Dit is zeer ongebruikelijk, veruit de meeste honden vormen een band met hun verzorger en gaan graag met hun verzorger mee en hun verblijf uit. Daarnaast vertoont [naam] weinig sociaal contact naar onbekende mensen en is snel hoog opgewonden. [naam] kan niet terug naar de huidige eigenaar, deze is niet in staat de hond onder controle te houden en was ten tijde van het bijtincident onder invloed van alcohol en wiet. Eerder had deze eigenaar het aanlijn- en muilkorfgebod al niet opgevolgd, nu was de hond wel aangelijnd en had hij een muilkorf om, maar was deze niet passend of niet juist omgedaan. Daardoor kreeg hij de kans om ernstige bijtschade bij de teckel te veroorzaken. Kortom, ook het aanlijn- en muilkorfgebod is niet of onvoldoende opgevolgd en heeft niet geleid tot het voorkomen van nieuwe incidenten. Om die reden kan de hond niet terug naar de huidige eigenaar. De huidige eigenaar wist dat de hond een risico vormde (hij had immers een aanlijn- en muilkorfgebod) en toch heeft hij onvoldoende of onjuiste maatregelen genomen. Herplaatsing van de hond is niet mogelijk en blijft euthanasie als enige optie over.’
Blijkens het rapport is de risico-inschatting gebaseerd op het bijtincident op 16 april 2020 en de ernst van de bijtschade, eerdere incidenten, basis informatie over de hond, rasspecifieke eigenschappen, informatie van de eigenaar, verzorger respectievelijk dierenarts, beeldmateriaal van [naam] richting onbekende personen die voor de kennel staan en trainbaarheid. Het betoog dat het onderzoek onvolledig is geweest, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de behandeling aan te houden voor een contra-expertise.”
(…) De Universiteit Utrecht heeft de hond onderzocht. Één van de onderzoekers is door de hond gebeten. Vermoedelijk had de verzorger onvoldoende ervaring met dit soort gevallen. Het is verbazend dat enerzijds in het rapport wordt aangegeven dat er niets mis is met de hond maar in de aanbevelingen staat dat de hond slecht wordt onderhouden. Het onderzoek is onvolledig geweest. Het is gestopt nadat de verzorger gebeten is. Er had juist moeten worden onderzocht wat er gebeurd is en waarom dit gebeurd is. Dat is de reden dat cliënt wenst dat de hond opnieuw onderzocht wordt. Mogelijk kan een second opinion plaatsvinden zonder dat de verblijfsplaats van de hond bekend wordt. Cliënt wil graag de hond terug. Volgens cliënt is de hond niet in essentie agressief. Het is een jonge hond die getraind kan worden. Dit moet op de juiste wijze plaatsvinden
(…)
De officier van justitie voert het woord en concludeert tot toewijzing van de vordering.
(…) Er heeft een gedragsdeskundigenonderzoek plaatsgevonden. Volgens de rapporteur dient de hond te worden onttrokken aan het verkeer. Het rapport is door deskundigen uitgevoerd. Van de uitkomsten kunnen wij uitgaan. De raadsman heeft niet onderbouwd dat het rapport is opgesteld door mensen die niet deskundig waren. Het verzoek tot een second opinion is onvoldoende onderbouwd. Bovendien zijn er geen anderen deskundigen op dit gebied. Een second opinion is niet makkelijk uit te voeren. Het verzoek daartoe dient te worden afgewezen. (…)
De raadsman deelt hierop mee dat (…). Voorts is er voldoende expertise (zoals bijvoorbeeld de Martin Gaus Academie) om een second opinion te doen.
De officier van justitie voert andermaal het woord, verkort en zakelijk weergegeven:
(…) De Martin Gaus academie bestaat niet meer. Het ligt op de weg van de verdediging om nu te komen met een deskundige. Er is geen sprake van onwil aan de kant van het Openbaar Ministerie. Er ligt een rapport van een onafhankelijk deskundige.”