ECLI:NL:HR:2001:AD5210

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03511/00 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beschikking inzake inbeslaggenomen auto en niet-ontvankelijkheid van beklag

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Almelo, waarin het beklag van klager over de inbeslagname van zijn auto ongegrond werd verklaard. Klager, geboren in 1944 en wonende te [woonplaats], had op 14 september 2000 een klaagschrift ingediend bij de Rechtbank, waarin hij verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen auto. De Rechtbank behandelde het klaagschrift op 4 oktober 2000 en gaf op 11 oktober 2000 de bestreden beschikking, waarin het beklag werd afgewezen.

De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte het beklag ongegrond heeft verklaard. De Rechtbank had moeten vaststellen dat het beslag op de auto reeds was beëindigd op 8 september 2000, toen de auto met machtiging was vernietigd. Dit was in overeenstemming met artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat het beslag eindigt wanneer de machtiging is verleend en het voorwerp niet meer kan worden teruggegeven. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beklag, omdat het voorwerp niet meer bestaat.

De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wet bij de beoordeling van beklagprocedures. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtsbescherming van personen wiens goederen in beslag zijn genomen, en onderstreept dat de rechter moet vaststellen of het beslag nog van kracht is voordat een beslissing over het beklag wordt genomen. De uitspraak is gedaan in raadkamer en openbaar uitgesproken op 27 november 2001.

Uitspraak

27 november 2001
Strafkamer
nr. 03511/00 B
KD/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Arrondissementsrechtbank te Almelo van 11 oktober 2000,
nummer 08/201522-00, op een beklag als bedoeld in artikel 552a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door klager. Namens deze heeft mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking
3.1. Het gaat in deze zaak om de inbeslagneming onder klager van een auto, gekentekend [...].
Op 14 september 2000 is een klaagschrift als bedoeld in art. 552a, eerste lid, Sv binnengekomen bij de Rechtbank, strekkende tot teruggave van die auto aan klager. Dat klaagschrift is door de Rechtbank op 4 oktober 2000 behandeld, waarna de Rechtbank op 11 oktober 2000 de bestreden beschikking heeft gegeven waarbij het beklag ongegrond is verklaard.
3.2. In de bestreden beschikking heeft de Rechtbank onder meer overwogen dat het desbetreffende voertuig reeds op 8 september 2000 was vernietigd. Daarbij doelt de Rechtbank kennelijk op een vernietiging ingevolge art. 117 Sv in verbinding met art. 10 Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, in aanmerking genomen dat zich bij de stukken bevindt een brief van de Dienst Domeinen van het Ministerie van Financiën aan de Officier van Justitie, zakelijk inhoudende dat de desbetreffende auto met machtiging als bedoeld in art. 117 Sv op 8 september 2000 is vernietigd.
3.3. Art. 134, tweede lid, Sv houdt in:
"Het beslag wordt beëindigd doordat hetzij
(...)
c. de machtiging als bedoeld in art. 117 is verleend en het voorwerp niet om baat is vervreemd;
(...)".
3.3. Gelet op het voorgaande was het beslag reeds beëindigd ten tijde van de behandeling van en de beslissing op het klaagschrift. Dat brengt mee dat de Rechtbank de klager in zijn klaagschrift niet-ontvankelijk had behoren te verklaren. Het voorgaande staat er niet aan in de weg dat de strafrechter later ingevolge art. 353 Sv een beslissing omtrent het inbeslaggenomen voorwerp dient te geven en dat dan, indien alsnog de teruggave zou worden bevolen en deze, zoals in een geval als het onderhavige, feitelijk niet meer mogelijk is, art. 119, tweede lid, Sv van overeenkomstige toepassing is.
3.5. Het vorenoverwogene brengt mee dat het middel geen behandeling behoeft en dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Verklaart de klager alsnog niet ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2001.