ECLI:NL:HR:2001:AD5210
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van beschikking inzake inbeslaggenomen auto en niet-ontvankelijkheid van beklag
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Almelo, waarin het beklag van klager over de inbeslagname van zijn auto ongegrond werd verklaard. Klager, geboren in 1944 en wonende te [woonplaats], had op 14 september 2000 een klaagschrift ingediend bij de Rechtbank, waarin hij verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen auto. De Rechtbank behandelde het klaagschrift op 4 oktober 2000 en gaf op 11 oktober 2000 de bestreden beschikking, waarin het beklag werd afgewezen.
De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte het beklag ongegrond heeft verklaard. De Rechtbank had moeten vaststellen dat het beslag op de auto reeds was beëindigd op 8 september 2000, toen de auto met machtiging was vernietigd. Dit was in overeenstemming met artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat het beslag eindigt wanneer de machtiging is verleend en het voorwerp niet meer kan worden teruggegeven. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beklag, omdat het voorwerp niet meer bestaat.
De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wet bij de beoordeling van beklagprocedures. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtsbescherming van personen wiens goederen in beslag zijn genomen, en onderstreept dat de rechter moet vaststellen of het beslag nog van kracht is voordat een beslissing over het beklag wordt genomen. De uitspraak is gedaan in raadkamer en openbaar uitgesproken op 27 november 2001.