“Ter zitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Vooropgesteld wordt dat uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig "wist of redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De vraag of aan dit vereiste is voldaan kan bijzondere aandacht verdienen, in het bijzonder in die gevallen waarin daaromtrent niets blijkt uit de verklaringen van de verdachte, noch uit gedragingen zoals het voldoen aan de verplichting het ongeldig verklaarde rijbewijs in te leveren. In dat verband is van belang dat in de rechtspraak van de Hoge Raad meermalen is beslist dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief en als gewone brief naar de verdachte is verzonden en die brieven vervolgens niet als onbestelbaar retour zijn gekomen, niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte "wist of redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Welke bijkomende of andere omstandigheden wel toereikend zijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Bij brief van 9 februari 2010 is aan verdachte kenbaar gemaakt dat hij vanwege zijn aanhouding(en) een Educatieve Maatregel en verkeer (EMA) moet volgen en dat de kosten hiervoor voor zijn eigen rekening zijn. In de brief staat vermeld dat als verdachte niet betaalt of niet verschijnt op de EMA zijn rijbewijs ongeldig wordt verklaard.
Dat verdachte op de hoogte is van de opgelegde EMA blijkt uit de brief van 8 maart 2010, waarin het CBR reageert op het verzoek van verdachte om een betalingsregeling. In deze brief gericht aan verdachte staat vermeld:
"Onlangs heeft het CBR u een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) opgelegd. U heeft verzocht om een betalingsregeling. In deze brief delen wij u onze reactie mee. Betalingsregeling niet toegekend.
Wij hebben besloten om met u geen betalingsregeling te treffen. Wij gaan niet in op uw verzoek, omdat u niet binnen de gestelde termijn om een betalingsregeling heeft verzocht. (...) Als u niet tijdig betaalt, zijn wij genoodzaakt uw rijbewijs ongeldig te verklaren.’
Uiteindelijk is het rijbewijs van verdachte bij besluit van 6 juli 2010 vanaf de zevende dag na dagtekening van dat besluit ongeldig verklaard omdat hij niet (voldoende) heeft meegewerkt aan de EMA. Daarbij wordt verzocht om het rijbewijs naar het CBR op te sturen.
Uit de brief van 4 mei 2012 afkomstig van het CBR met als onderwerp ‘ontvangstbevestiging rijbewijs [0001] ’ volgt dat het CBR het rijbewijs van verdachte heeft ontvangen van het Openbaar Ministerie.' Ten tijde van zijn aanhouding beschikte verdachte dan ook niet over een (geldig) rijbewijs.
Verder blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij voorafgaand aan dit feit meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld wegens het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs én dat hij de aan hem opgelegde taakstraffen en geldboetes heeft voldaan, onder meer:
- Politierechter rechtbank Midden-Nederland d.d. 21 maart 2014 ter zake rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 8 januari 2014 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf, voldaan van 18 april 2014 tot 12 september 2014. Onherroepelijk op 5 april 2014.
- Politierechter rechtbank Midden-Nederland d.d. 16 mei 2014 ter zake van rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 27 oktober 2013 tot een werkstraf van 30 uren, voldaan van 1 november 2014 tot 13 februari 2015, en een geldboete, voldaan van 17 juni 2014 tot 28 november 2018. Onherroepelijk op 1 november 2014.
- Politierechter rechtbank Amsterdam d.d. 26 mei 2014 ter zake van - onder meer - rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 20 februari 2014 tot een werkstraf van 80 uren, voldaan van 1 november 2014 tot 11 januari 2016. Onherroepelijk op 1 november 2014.
- Politierechter rechtbank Gelderland d.d. 31 oktober 2014 ter zake van rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 22 april 2012 tot een gevangenisstraf van vier weken en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De executie heeft plaatsgevonden in de periode van 15 januari 2015 tot en met 22 september 2015. Onherroepelijk op 15 januari 2015.
- Politierechter rechtbank Midden-Nederland d.d. 12 maart 2015 ter zake van rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 21 november 2013 tot een geldboete van € 1000,- , een gevangenisstraf van zestien dagen en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De executie heeft plaatsgevonden in de periode van 20 oktober 2015 tot en met 5 november 2015. Onherroepelijk op 16 september 2015.
Bovengenoemd samenstel van omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan naar het oordeel van het hof de conclusie dragen dat verdachte op 6 juli 2017 wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dat het dossier geen ontvangst- of verzendinformatie van voormelde brieven bevat doet aan dit oordeel niet af.
Het verweer wordt verworpen.”