Conclusie
Nummer20/03683
Inleiding
Het middel van de verdachte
middelbehelst de klacht dat het hof de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade heeft toegewezen met betrekking tot schadeposten die door de benadeelde partij voor het eerst in hoger beroep zijn gevorderd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de materiële schade overweegt het hof als volgt.
De middelen van de benadeelde partij
eerste namens de benadeelde partij voorgestelde middelbehelst de klacht dat het hof ten onrechte heeft overwogen dat het bij de beoordeling van de omvang van de immateriële schade niet gebonden is aan de gewone regels voor stelplicht en bewijslast van het civiele recht en dat het hof vervolgens de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding niet volledig heeft toegewezen terwijl er door de verdachte geen verweer was gevoerd tegen het gevorderde bedrag.
tweede namens de benadeelde partij voorgestelde middelklaagt dat het hof bij het bepalen van de omvang van de hoogte van de immateriële schade is voorbijgegaan aan de ernst van het letsel van de benadeelde door bij de begroting slechts te letten op de aard van de normschending en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen is toegekend.
NJ2019/379, m.nt. Vellinga volgt dat de begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede, in geval van letselschade, de aard, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door de Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
derde namens de benadeelde partij voorgestelde middelklaagt dat het hof de beslissing om de omvang van de immateriële schade op een veel lager bedrag heeft vastgesteld dan door de benadeelde partij was gevorderd en dit oordeel ontoereikend gemotiveerd heeft.