ECLI:NL:HR:2011:BP1279
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van de benadeelde partij in hoger beroep en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding in hoger beroep. De benadeelde partij had in eerste aanleg schadevergoeding gevorderd, maar niet alle schadeposten opgevoerd. De Hoge Raad oordeelt dat de benadeelde partij in hoger beroep niet alsnog schadeposten mag opvoeren die zij in eerste aanleg niet heeft opgevoerd, noch het bedrag van de in eerste aanleg gevorderde schadevergoeding mag verhogen. De Hoge Raad bevestigt dat de strafrechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet verklaren in haar vordering indien over die vordering door de burgerlijke rechter reeds is beslist of indien die vordering bij de burgerlijke rechter nog aanhangig is. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het de beslissing betreft op de vordering van de benadeelde partij en de beslissing tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering met betrekking tot bepaalde schadeposten niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.