De verdachte is bij arrest van 17 juli 2018 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens “opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met algemene en bijzondere voorwaarden (waarover in de bespreking van het tweede middel meer).
Namens de verdachte heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, drie middelen van cassatie voorgesteld.
Het
eerste middelklaagt dat de bewezenverklaring van het opzet onvoldoende met redenen is omkleed.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 13 oktober 2015 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht in een kastruimte in een appartement op het adres [a-straat 1] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met brandba(a)r(e) materia(a)l(en), aanwezig in die kastruimte, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en de in de kastruimte aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de (overige) in het appartementencomplex aanwezige bewoners en/of bezoekers te duchten was.”
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (hier weergegeven zonder voetnoten):
“1. Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 14 oktober 2015, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1] :
Ik ben namens de benadeelde Woonstichting Thuis gerechtigd tot het doen van aangifte.
Op 13 oktober 2015 omstreeks 12.00 uur werd ik gebeld door een bewoner van het appartementencomplex gevestigd aan het [a-straat] te [plaats]. De man, de bewoner van appartement [a-straat 2] , vertelde mij dat appartement [a-straat 1] in brand stond.
Het betreffende appartement is verhuurd aan [betrokkene 2] . Zij woont daar met twee kinderen, respectievelijk 4 en 8 jaar oud. De partner is [verdachte] .
Het appartementencomplex bestaat uit 12 appartementen over drie woonlagen, begane grond, eerste en tweede verdieping. Het betreffende appartement bevindt zich op de 1e verdieping, in het midden. Aan weerskanten van het appartement en boven en onder zijn buren. Op het moment van de brand waren veel bewoners thuis. Er was veel gevaar voor de bewoners aanwezig in het appartementencomplex.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 14 oktober 2015, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3] :
Op 13 oktober 2015 omstreeks 11.40 uur was ik op het [a-straat 3] te [plaats] op bezoek bij een collega en keek ik uit over de straat. Mijn aandacht werd getrokken door iemand die ik zag rennen. Ik zag dat de man tijdens het rennen verschillende keren naar het appartement keek. Wij zijn naar buiten gegaan. Ik zag dat er zwarte rook vanuit de ventilatieroosters van het appartement kwam. Ik heb tegen mijn collega verteld hoe de man eruit zag. Mijn collega vertelde dat dit mogelijk de bewoner is geweest van [a-straat 1] te [plaats], alwaar ook de brand in de woning was.
Het signalement van de man die wegrende is als volgt:
- tussen de (het hof begrijpt) 1.70 en 1.80 meter;
- stevig figuur;
- getint, donkerder dan een Turk of Marokkaan. Ik denk eerder aan een Somalische man;
- baardje en zijn sikje viel mij op;
- hij droeg een grijze broek;
- leeftijd ongeveer 40 jaar.
Zijn gedrag was verdacht doordat hij een paar keer omkeek in de richting waar later brand bleek te zijn.
3. Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 oktober 2015, voor zover inhoudende als relaas van de waarnemingen en/of bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] of één van hen:
Op 13 oktober 2015 omstreeks 11.48 uur kregen wij van de politiemeldkamer een melding van een woningbrand op de [a-straat 1] te [plaats]. Wij waren omstreeks 11.55 uur ter plaatse.
Wij zagen dat de woning welke in brand stond [a-straat 1] te [plaats] betrof. Door de brandweercommandant is aan mij, verbalisant [verbalisant 1] , medegedeeld dat de brand in de bergkast achter de keuken zou zijn ontstaan.
Omstreeks 13.25 uur kwam [verdachte] , [betrokkene 2] en een kennis van [betrokkene 2] ter plaatse op de [a-straat] te [plaats]. Wij zagen dat verdachte [verdachte] aan het signalement, welke getuige [betrokkene 3] eerder opgaf, voldeed. Wij zagen namelijk:
- dat hij gezet van postuur was;
- dat hij een grijze broek droeg;
- dat hij een baardje heeft met een lang stuk haren t.h.v. zijn kin;
- da hij een donkerdere huidskleur heeft dan een Turk of een Marokkaan;
- dat hij ongeveer 40 jaar zou zijn;
- dat hij ongeveer 1.75m zou zijn.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 15 oktober 2015, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4] :
Ik woon op de [a-straat 2] te [plaats]. Ik woon op de begane grond. Boven mij woont een man en een vrouw met 2 kinderen.
In de ochtend van 13 oktober 2015 zag ik toen ik naar buiten keek, de bovenbuurman hard voorbij lopen. Even later moest ik naar de wc. Ik rook daar een enorme plastic geur. Ik ben toen naar buiten gelopen. Ik zag dat er rook bij de deur aan de achterzijde (het hof begrijpt: van het appartement) van mijn bovenbuurman af kwam.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 16 november 2015, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] :
In de ruimte waar de verwarmingsketel staat, liggen oude kleren van de kinderen, een prullenbak, schoonmaakmiddelen en boodschappen.
Op de bovenste plank die aan de muur was bevestigd, lagen dozen. Op de middelste planken lagen dozen en boodschappen. Op de onderste planken lagen alleen maar papieren en onder de onderste planken lagen kleding, kabels en schoenen. Onder de cv-ketel stond het groenterekje en ook de prullenbak. Het groenterekje was ongeveer de hoogte tussen een salontafel en een bureaublad. De prullenbak was even hoog als het groenterekje. Ik heb ook wasbenzine. Die stond voor zover ik weet op de bovenste plank.
6. Een proces-verbaal bevindingen, d.d. 21 oktober 2015, voor zover inhoudende als relaas van de waarnemingen en/of bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 13 oktober 2015 omstreeks 14.00 uur werd door ons een forensisch technisch onderzoek verricht naar aanleiding van een woningbrand in de woning gelegen aan de (het hof begrijpt:) [a-straat 1] te [plaats]. Daarnaast werd op 15 oktober 2015 omstreeks 09.30 uur een aanvullend onderzoek uitgevoerd door [betrokkene 5] , werkzaam als brandonderzoeker bij het TBO (Team Brand Onderzoeken) van de regionale brandweer, in het bijzijn van mij, verbalisant [verbalisant 3] .
De brand had gewoed in een kastruimte nabij de keuken, waarin zich onder andere een cv-ketel bevond. Door ons werden tijdens het onderzoek geen aanwijzingen verkregen dat de brand was ontstaan door een elektrische oorzaak dan wel de cv- ketel. Derhalve is de brand vermoedelijk ontstaan door het, al dan niet opzettelijk, inbrengen van open vuur.
7. Een proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 11 juni 2016, voor zover inhoudende als relaas van de waarnemingen en/of bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 13 oktober 2015 werd door ons een brandonderzoek ingesteld in de woning [a-straat 1] te [plaats]. Het onderzoek werd verricht naar aanleiding van een brand in genoemde woning welke plaats vond op 13 oktober 2015.
Naar aanleiding van het ingestelde forensisch technisch sporenonderzoek en de daarbij gedane waarnemingen en de verkregen informatie kan door ons worden gesteld dat:
1. Met betrekking tot het ontstaan van de brand;
- gelet op de aangetaste muren van de kast,
- gelet op de aangetaste tussendeur,
- gelet op de brandschade aan de planken,
- gelet op de aangetaste cv-ketel,
- gelet op het brandbeeld in de cv-ketel,
de brand zeer waarschijnlijk is ontstaan op de planken links naast de cv-ketel.
2. Met betrekking tot de brandoorzaak;
- gelet op de plaats waar de brand waarschijnlijk was ontstaan,
- gelet op het brandbeeld,
- gelet op het feit dat de knelkoppelingen van alle leidingen onder de ketel intact waren, kon een oorzaak ten gevolge van de vrijkomende gassen worden uitgesloten,
- gelet op het kunnen uitsluiten van een technische dan wel elektrische oorzaak,
- gelet op het detecteren met de MiniRae 2000 van ontbrandbare vloeistoffen dat een elektrische dan wel technische oorzaak door ons kon worden uitgesloten. Dat de brand waarschijnlijk is ontstaan door het al dan niet opzettelijk inbrengen van open vuur. Echter, gezien de aangetroffen situatie en het waargenomen brandbeeld dit beter past in het beeld van dat er door derden opzettelijk vuur in de woning was ingebracht, met andere woorden brandstichting.
3. Met betrekking tot gemeen gevaar voor personen en goederen te duchten was geweest;
- gelet op het gegeven dat de betreffende woning een flatwoning betrof,
- gelet op de verkregen informatie dat in een aangrenzende woning op het moment van het uitbreken van de brand personen aanwezig waren,
- gelet op het gegeven dat de betreffende woning was gelegen binnen de bebouwde kom van [plaats] in een dichtbevolkte woonomgeving;
dat gemeen gevaar voor personen en goederen aanwezig was.
Gelet op het aangetroffen brandbeeld:
- De inbranding van de kastdeur deed vermoeden dat de brandhaard zich rechts van de scharnierzijde, kijkend vanuit de kast naar de deur, in de kast bevond.
- De inbrandhoogte van de kastdeur (ongeveer 140 cm vanaf de vloer) deed vermoeden dat de vuurbelasting hoog in de kast had plaatsgevonden.
- Het feit dat er een gedeelte van het stucwerk van de muur, aan de zijde van de cv-ketel, weg was deed vermoeden dat daar de vuurbelasting hoog was geweest. De niet-aangetaste plastic onderdelen, de afvoer (onder de cv boven de vloer), de verwarmingsbuizen en de rode vulkraan bij het expansievat deed vermoeden dat de vuurbelasting zich niet voor de ketel had bevonden (links van de ketel). Tevens deed dit vermoeden dat de brandhaard zich hoger dan de genoemde onderdelen had bevonden.
Samenvattende bevindingen:
Gelet op de niet-aangetaste plastic onderdelen is het minder aannemelijk dat de brandhaard zich voor de ketel laag bij de vloer heeft bevonden.
Gelet op de inbranding van de kastdeur, 140 cm, en het intact zijn van de rode vulkraan is het minder aannemelijk dat de brandhaard zich lager dan de genoemde kraan had bevonden, indien de locatie van de brandhaard direct links van de ketel was.
8. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 12 januari 2017, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik was op 13 oktober 2015 alleen in mijn appartement aan het [a-straat 1] te [plaats], ten tijde van het ontstaan van de brand.
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 3 juli 2018 heeft verdachte verklaard te blijven bij voornoemde verklaring.”
6. Voorts heeft het hof met betrekking tot het bewijs overwogen: