2.3.De in het bestreden vonnis als te dezen toepasselijk vermelde en ten tijde van het bewezenverklaarde geldende wettelijke voorschriften luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
- art. 17a, eerste lid, Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen:
"In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, of tot geldboete, kan de rechter daarbij tevens zowel ten aanzien van die straf als ten aanzien van de opgelegde bijkomende straffen het bevel geven, dat deze geheel of voor een door hem te bepalen gedeelte niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen of een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd."
- art. 17c, tweede lid, van voormeld wetboek:
"Bij de toepassing van artikel 17a kunnen voorts de volgende bijzonder voorwaarden worden gesteld:
(...)
b. opneming van de veroordeelde in een inrichting ter verpleging gedurende een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;
(...)
e. andere bijzondere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende, waaraan deze gedurende de proeftijd of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, heeft te voldoen."
2.4.1.Voormeld art. 17c, tweede lid, is gelijkluidend aan art. 14c, tweede lid onder 2°, (oud) van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. In zijn arrest van 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5449, NJ 2013/132, heeft de Hoge Raad met betrekking tot deze bepaling het volgende overwogen: "Ingevolge art. 14c, tweede lid onder 2º, (oud) Sr kan de voorwaarde tot opneming van de veroordeelde in een inrichting tot verpleging slechts worden opgelegd voor een door de rechter te bepalen termijn. De beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een inrichting ter verpleging en voor welke duur is voorbehouden aan de rechter (vgl. HR 30 januari 2007, LJN AZ0262, NJ 2007/97)."
2.4.2.Gelet hierop is de door het Hof opgelegde bijzondere voorwaarde, hiervoor onder 2.2.1 weergegeven, voor zover deze de beslissing of, en voor welke duur, de verdachte zich gedurende de proeftijd onder klinische behandeling moet laten stellen, in handen legt van Reclassering Sint Maarten, onverenigbaar met art. 17c, tweede lid, Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.