ECLI:NL:HR:2016:2593

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
15/03552
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bijzondere voorwaarde opgelegd door het Hof in een strafzaak tegen een verdachte voor verkeersmisdrijven

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte was eerder veroordeeld voor verkeersmisdrijven, waaronder het rijden onder invloed van alcohol en het negeren van een rijverbod. Het Hof had als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zou houden aan de voorschriften van de Reclassering Sint Maarten, inclusief mogelijke klinische of ambulante behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat deze voorwaarde in strijd was met artikel 17c, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen, omdat de beslissing over de noodzaak en duur van de behandeling niet aan de Reclassering kon worden overgelaten. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor zover deze de woorden 'klinische dan wel' bevatte, maar verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt de noodzaak dat de rechter zelf de voorwaarden voor behandeling moet vaststellen en niet deze verantwoordelijkheid kan delegeren aan een externe instantie.

Uitspraak

15 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/03552 A
DAZ/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 5 mei 2015, nummer H 203/14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de oplegging van de straf en de maatregelen en tot terugwijzing naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over een door het Hof gestelde bijzondere voorwaarde.
2.2.1.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van "handelen in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeersverordening" en "handelen in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeersverordening" veroordeeld tot onder meer hechtenis voor de duur van twee maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het dictum van het bestreden vonnis houdt dienaangaande het volgende in:
"als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Reclassering Sint Maarten, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt dat de verdachte zich gedurende de proeftijd onder klinische dan wel ambulante (psycho-therapeutische) behandeling zal laten stellen, gericht op voorkoming van herhaling van de bewezen verklaarde of soortgelijke misdrijven, zoals behandeling door Turning Point."
2.2.2.
Het bestreden vonnis houdt onder het opschrift "Oplegging van straf" onder meer het volgende in:
"Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft onder invloed van alcoholhoudende drank een auto bestuurd en daarmee een botsing veroorzaakt. Toen hij een rijverbod opgelegd had gekregen is hij niettemin doorgereden. Dit zijn ernstige wegenverkeersmisdrijven, die in beginsel een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen. Ten nadele van de verdachte geldt dat hij reeds eerder is veroordeeld wegens dronken rijden en het in gevaar brengen van de veiligheid in het verkeer. Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden.
Het Hof zal de straf voorwaardelijk opleggen en hier een proeftijd van drie jaren aan verbinden, teneinde de verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan een strafbaar feit schuldig te maken, alsook om een kader te scheppen waarbinnen de verdachte een behandeling tegen alcoholmisbruik zal kunnen ondergaan. Het Hof acht dit zeer noodzakelijk, nu een eerdere veroordeling wegens een vergelijkbaar feit de verdachte er niet van heeft weerhouden weer de fout in te gaan."
2.3.
De in het bestreden vonnis als te dezen toepasselijk vermelde en ten tijde van het bewezenverklaarde geldende wettelijke voorschriften luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
- art. 17a, eerste lid, Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen:
"In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, of tot geldboete, kan de rechter daarbij tevens zowel ten aanzien van die straf als ten aanzien van de opgelegde bijkomende straffen het bevel geven, dat deze geheel of voor een door hem te bepalen gedeelte niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen of een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd."
- art. 17c, tweede lid, van voormeld wetboek:
"Bij de toepassing van artikel 17a kunnen voorts de volgende bijzonder voorwaarden worden gesteld:
(...)
b. opneming van de veroordeelde in een inrichting ter verpleging gedurende een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;
(...)
e. andere bijzondere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende, waaraan deze gedurende de proeftijd of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, heeft te voldoen."
2.4.1.
Voormeld art. 17c, tweede lid, is gelijkluidend aan art. 14c, tweede lid onder 2°, (oud) van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. In zijn arrest van 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5449, NJ 2013/132, heeft de Hoge Raad met betrekking tot deze bepaling het volgende overwogen:
"Ingevolge art. 14c, tweede lid onder 2º, (oud) Sr kan de voorwaarde tot opneming van de veroordeelde in een inrichting tot verpleging slechts worden opgelegd voor een door de rechter te bepalen termijn. De beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een inrichting ter verpleging en voor welke duur is voorbehouden aan de rechter (vgl. HR 30 januari 2007, LJN AZ0262, NJ 2007/97)."
2.4.2.
Gelet hierop is de door het Hof opgelegde bijzondere voorwaarde, hiervoor onder 2.2.1 weergegeven, voor zover deze de beslissing of, en voor welke duur, de verdachte zich gedurende de proeftijd onder klinische behandeling moet laten stellen, in handen legt van Reclassering Sint Maarten, onverenigbaar met art. 17c, tweede lid, Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu vernietiging op grond van het middel slechts tot na te melden verbetering leidt terwijl de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet als volgt worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de in de hiervoor onder 2.2.1 weergegeven beslissing voorkomende woorden "klinische dan wel";
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 november 2016.