Conclusie
beroepsgrond i) heeft de oud-notaris zich beroepen op de omstandigheid dat hij niet is gehoord over de beslissingen omtrent de waarneming van zijn ambt en dat door instelling van een honorarium zijn vermogen vatbaar is gemaakt voor verhaal, wat beweerdelijk in strijd is met een eerdere uitspraak van het hof Amsterdam. [2] Als tweede beroepsgrond (
beroepsgrond ii) heeft de oud-notaris verzocht primair de bestreden beslissing te vernietigen, met herstel van de (onder)waarneming zoals die plaatsvond tot de beslissing van 22 augustus 2016, en subsidiair de kosten van de waarneming van zijn protocol ten laste te brengen van het Voorzieningsfonds, dan wel te bepalen dat deze kosten voor rekening en risico zullen komen van (de boedel van) [A], dan wel voor rekening van [betrokkene 1]. Kort gezegd zijn onder meer de kosten van waarneming in redelijkheid niet meer op de oud-notaris te verhalen en is de beslissing omtrent het honorarium naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.