Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) [verzoeker] is op 15 juli 2012 gedefungeerd als notaris.
- ii) In 2009 heeft [verzoeker] als notaris werkzaamheden verricht ter ontvlechting van de tussen [verweerder 1] en zijn broer bestaande zakelijke gemeenschap.
[verweerders] gedeeltelijk in hun (aanvullende) klachten niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige de klachten gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Het hof heeft aan [verzoeker] de maatregel van ontzetting uit het ambt met ingang van 18 mei 2015 opgelegd en daartoe als volgt overwogen:
art. 6 EVRM en dat het hof een ongeoorloofde verrassingsbeslissing heeft genomen door [verzoeker] uit het ambt te ontzetten. Als de rechter besluit tot een verzwaring van de opgelegde sanctie van een aard en omvang als in de onderhavige zaak, behoort de rechter dat niet te doen dan nadat aan de belanghebbende de gelegenheid is gegeven om zich hierover uit te laten. In de onderhavige procedure is echter noch door een der partijen noch door het hof enige aandacht besteed aan de vraag of er aanleiding was niet met waarschuwingen en/of berispingen te volstaan. Nu in de onderhavige zaak sprake is van een schending van fundamentele rechtsbeginselen, kan het rechtsmiddelenverbod van art. 94 lid 1 Wna worden doorbroken, aldus nog steeds het middel.
4.Beslissing
18 januari 2019.