In deze zaak heeft de oud-notaris op 2 januari 2019 hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, die op 12 december 2018 was genomen. Deze beslissing benoemde de notaris tot waarnemer van het notarisambt van de oud-notaris voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019, met een honorarium van € 150,- per uur. De oud-notaris betwistte deze beslissing en voerde aan dat hij niet was gehoord bij de benoeming van de waarnemer en dat het honorarium ten onrechte zijn vermogen vatbaar maakte voor verhaal. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 20 juni 2019, waar de oud-notaris, de notaris en de curator aanwezig waren, elk vergezeld van hun gemachtigden.
Het hof heeft vastgesteld dat de oud-notaris niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep voor zover dit gebaseerd is op beroepsgrond i, omdat eerdere beslissingen van de voorzitter niet meer ter discussie kunnen worden gesteld. Wat betreft beroepsgrond ii oordeelt het hof dat de waarneming van het notarisambt voor rekening en risico van de oud-notaris moet worden voortgezet, aangezien het honorarium is vastgesteld. Het hof concludeert dat de termijn waarin de praktijk voor rekening van de oud-notaris wordt voortgezet, ruimschoots is overschreden, en dat de oud-notaris niet heeft aangetoond dat hij stappen heeft ondernomen om een opvolger aan te wijzen. De beslissing van het hof is dat de oud-notaris niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep voor beroepsgrond i en dat beroepsgrond ii ongegrond is.