Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
eerste middel, bezien in samenhang met de toelichting daarop, klaagt dat het hof zowel het verzoek van de verdediging tot het horen van [getuige 1] (“deelklacht I”) als haar verzoek tot het horen van [getuige 2] (“deelklacht II ”) als getuigen ten onrechte heeft afgewezen, dan wel zijn afwijzende beslissing op deze verzoeken ontoereikend heeft gemotiveerd.
Bewezenverklaring7. Het appel richt zich voorts op alle onderdelen van de bewezenverklaring nu de bewijsmiddelen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bieden om tot een bewezenverklaring voor al deze onderdelen te kunnen komen.
d. Ten slotte is [verdachte] van oordeel dat zijn positie en betrokkenheid bij [A] op geen enkele wijze het oordeel kan rechtvaardigen dat hij als feitelijk leidinggever voor de betreffende verboden gedragingen van [A] kan worden aangemerkt.
Verzoek getuigen8. Ten aanzien van deze grieven verzoekt [verdachte] in ieder geval te horen als getuigen [getuige 2] en [betrokkene 1] als accountant nu beide kunnen verklaren over de wijze waarop gelden werden geboekt in de administratie en het gebruik van de diverse vennootschappen en rekeningen. Het OM heeft bij requisitoir gesteld, en de rechtbank lijkt dat te hebben overgenomen (zij het beperkt gemotiveerd), dat van meet af aan gelden in strijd met hetgeen aan beleggers is voorgehouden middels de brochure, zouden zijn aangewend. Deze stelling berust op een misverstand ten aanzien van de functie van de diverse rechtspersonen en de wijze waarop gelden intern werden geboekt en werden gebruikt voor betaling van reguliere zakelijke kosten. Voornoemde getuigen kunnen hier meer duidelijkheid over verschaffen.”
3. Onderzoekswensen appel
[getuige 2]") bij RC d.d. 16 oktober 2014);
[getuige 1]”) als getuige;
OnderzoekswensenOp 27 november 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen. Van dit vonnis is verdachte op 10 december 2015 in hoger beroep gekomen. Op 23 december 2015 is door de toenmalige raadsman van verdachte mr. J.H. Tonino een schriftuur ingediend en zijn onderzoekswensen kenbaar gemaakt.
Het hof heeft thans nog te oordelen over de volgende verzoeken.
Standpunt advocaat-generaalDe advocaat-generaal heeft ten aanzien van het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuigen geconcludeerd dat het verzoek dient te worden afgewezen.
Oordeel hof.Het hof stelt vast dat het verzoek tot het horen van [getuige 1] niet is geschied op de wijze zoals bedoeld in artikel 263 en 410 van het Wetboek van Strafvordering. Daarom heeft het hof zich bij de beslissing op het verzoek de vraag te stellen of de noodzakelijkheid van het horen van deze getuigen is gebleken. Van de verdediging mag worden verlangd dat ten aanzien de opgegeven getuigen gemotiveerd wordt waarom het horen van deze getuige noodzakelijk is.
3. ONDERZOEKSWENSEN3.1Bij appelschriftuur gaf de (voormalig) raadsman van cliënt de nodige onderzoekswensen op, waaronder een aantal te horen getuigen.
3.2Ter regiezitting beperkte de (opvolgend) raadsman deze wensen aanzienlijk. Gehandhaafd werd evenwel het verzoek tot het horen van getuige [getuige 2] (hierna: “ [getuige 2] ”), accountant van [A] ; tevens gaf de verdediging aan dat het voor een goede verdediging noodzakelijk is [getuige 1] te horen als getuige. Uw Hof wees beide verzoeken af bij tussenarrest, gewezen naar aanleiding van de regiezitting.
3.3De verdediging is van oordeel dat uw Hof haar tekort deed en kan zich niet vinden in de beslissing en de wijze waarop deze is gemotiveerd. De verdediging hoopt uw Hof dan ook alsnog op andere gedachten te kunnen brengen. Ook met oog op een eventueel cassatieberoep zet zij nogmaals uiteen waarom zij voor een goede verdediging gerechtigd is tot verwezenlijking van deze onderzoekswensen.
Inzet van de zaak3.4In de eerste plaats wijst de verdediging op de inzet van de zaak voor cliënt. Cliënt is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden onvoorwaardelijk en meent onschuldig te zijn. Hem dient de gelegenheid te worden geboden een effectieve verdediging te voeren. Het horen van de getuigen is hiervoor noodzakelijk.
Nieuwe feiten en/of omstandigheden3.5Uw Hof geeft aan dat de verdediging geen nieuwe feiten en/of omstandigheden zou hebben gesteld waardoor het noodzakelijk zou zijn [getuige 1] (opnieuw) als getuige te horen. Dat is feitelijk niet juist. Bij het eerste verhoor dat plaatsvond voor de rechter-commissaris (hierna: “RC”), was [getuige 1] zelf nog verdachte. Inmiddels is [getuige 1] vrijgesproken en kan hij dus veel vrijer verklaren dan hij alstoen bij de RC kon verklaren.
Veroordelend vonnis gebaseerd op verklaring [getuige 1]3.6 In de tweede plaats was de verdediging bij het eerste verhoor van getuige [getuige 1] nog onbekend dat de rechtbank haar (veroordelend) vonnis voor een niet onbelangrijk gedeelte zou baseren op een selectie uit de door [getuige 1] afgelegde verklaringen. De verdediging meent dat die onderdelen van de verklaring [getuige 1] die de rechtbank heeft gebruikt, inhoudelijk onjuist zijn en dat de duiding die de rechtbank eraan geeft, eveneens niet correct is. De verdediging kan dat in hoger beroep het beste adstrueren door de getuige [getuige 1] te horen. Ten onrechte heeft uw Hof haar die mogelijkheid onthouden.
Alle tijd – geringe belasting3.7Zulks is onbegrijpelijk, nu de regiezitting plaatsvond in juli 2016 en de inhoudelijke behandeling plaatsvinden zou in december 2017 en november 2018. Nu het slechts ging om het verhoor van een tweetal getuigen, had dit ruimschoots plaats kunnen vinden in de tijdspanne van zo’n kleine anderhalf jaar die is gelegen tussen regiezitting en inhoudelijke behandeling. De zaak had hier (op geen enkele manier) vertraging door opgelopen; het rechterlijk apparaat was niet op onverantwoorde wijze belast geworden door dit verhoor. Het belang van de verdediging bij het horen van deze getuigen is evident en manifest, terwijl hier niets tegenover staat dat een afwijzing kan rechtvaardigen. De verdediging doet een klemmend appel op uw Hof het eerder ingenomen standpunt ter zake in heroverweging te nemen en de verdediging alsnog de mogelijkheid te bieden deze getuigen te horen - ten ware uw Hof cliënt integraal vrijspreekt.
Conclusie3.8De verdediging houdt onverkort vast aan het horen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] en verzoekt uw Hof de ter zake eerder genomen beslissing te herzien en haar alsnog de gelegenheid te bieden de getuigen te horen. Bij voorkeur dient dit plaats te vinden voor uw Hof ter terechtzitting; mocht uw Hof hier niet voor voelen op gronden die de verdediging nog niet direct vermag in te zien, verzoekt de verdediging uit uw midden een raadsheer-commissaris te benoemen voor wie deze getuigen kunnen worden gehoord.”
afwijzingvan de verzoeken.
bij tussenarrestgegeven beslissing en motivering zouden tekortschieten. In de als “deelklacht I” aangeduide klacht over de afwijzing van het verzoek tot het horen van [getuige 1] als getuige wordt allereerst geciteerd uit het tussenarrest (cassatieschriftuur onder 2.5). Vervolgens wordt betoogd dat en waarom
dezemotivering gebrekkig zou zijn en vervolgens geconcludeerd: “Tegen de achtergrond van deze onderbouwing had het Hof niet mogen volstaan met de door haar gebezigde opgenomen motivering van de afwijzing van het verzoek” (cassatieschriftuur onder 2.6 tot en met 2.10). De “deelklacht II ” ziet op ’s hofs afwijzing van het verzoek tot het horen van [getuige 2] als getuige en ook in dat verband haalt de steller van het middel slechts de bij tussenarrest gegeven beslissing van het hof aan (cassatieschriftuur onder 2.15). Daarna wordt onderbouwing gegeven aan het standpunt dat en waarom “de inhoud en omvang van
dezerespons” (cursivering door mij, EH) onbegrijpelijk zijn (cassatieschriftuur onder 2.16 e. v .). De slotsom dat dus “deze beslissing van het Hof” niet naar de eis der wet met redenen is omkleed (cassatieschriftuur onder 2.20), laat zich niet anders verstaan dan als een klacht die louter is gericht tegen de in het tussenarrest vervatte beslissing van het hof. Dat de steller van het middel in de inleiding op de toelichting uitvoerig citeert uit het pleidooi d.d. 21 november 2018 is kennelijk alleen bedoeld ter ondersteuning en illustratie van het standpunt dat de bij tussenarrest gegeven beslissing niet voldoende met redenen is omkleed en dat zulks al in hoger beroep naar voren is gebracht.
6Aldus bezien, markeert het arrest van 21 januari 2020 geen koerswijziging. In de onderhavige zaak is de beslissing van het hof ten tijde van de regiezitting niet achterhaald door een latere beslissing. Daarmee kan de eerdere afwijzende beslissing in cassatie ter toetsing worden voorgelegd.”
tweede middelbezien in samenhang met de toelichting bevat de klacht dat de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet met redenen is omkleed omdat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte aan de verboden gedragingen van de rechtspersoon feitelijke leiding heeft gegeven.
op tijdstippen, gelegen in de periode van 30 juni 2008 tot en met 5 december 2008 te Bussum en/of elders in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels de hierna genoemde personen één of meermalen heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten;
- 25.000 euro, op 30 juni 2008 van [benadeelde 1] en
- 50.000 euro, op 1 juli 2008 van [benadeelde 2] en
- 1.000.000 euro, op 15 juli 2008 van [benadeelde 3] en
- 50.000 euro, op 31 juli 2008 van [benadeelde 4] en
- 50.000 euro, op 3 oktober 2008 van [benadeelde 5] en/of
- 50.000 euro, op 21 oktober 2008 van [benadeelde 6] ,
immers heeft [A] met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en en/of bedrieglijk en in strijd met de waarheid bovengenoemde person(en) via brochure(s) en/of advertentie(s) en/of deelname aan het programma [C] en/of door andere publicatie(s) en/of telefonisch en/of op andere wijze, benaderd en geïnteresseerd in de deelname aan een of meer obligatieovereenkomst(en),
bij welke gelegenheid [A] heeft voorgewend dat
- ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd en/of belegd in (de aankoop, bouw en verkoop van) een vastgoedobject, project [B] , in de gemeente Alkmaar in Nederland en
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven verboden gedraging.”
Overweging met betrekking tot het bewijs5.1 Het standpunt van de advocaat-generaalDe advocaat-generaal acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de oplichting door [A] .
5.2 Het standpunt van de verdedigingDe raadsman stelt zich, op grond van feiten en omstandigheden als in de pleitnotities opgenomen, op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman voert daartoe onder meer aan dat dat er geen sprake is van strafrechtelijke misleiding, dat bij verdachte het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling ontbrak en dat verdachte niet kan worden aangemerkt als feitelijke leidinggever.
5.3 Overwegingen van het hofHet hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen [17] , zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt hiertoe in het bijzonder het volgende.
[A][E] B. V . was sinds de oprichting op 31 december 2014 tot 3 september 2010 de statutair bestuurder van [A] (voorheen [H] B. V .). De statutaire zetel van [A] was in Bussum gevestigd. [18] Vanaf 25 oktober 2007 had [A] vier aandeelhouders:
- [E] B. V . (33,1% van de aandelen),
- [F] B. V . (31% van de aandelen),
- [G] B. V . (31% van de aandelen) en
- [betrokkene 3] (4,9% van de aandelen).
het hof begrijpt: [medeverdachte]) op de hoogte gehouden van het project [B] . [30] [betrokkene 4] heeft verklaard dat [medeverdachte] de algemeen directeur was bij [A] , maar belangrijke zaken werden door [medeverdachte] en [verdachte] samen gedaan c.q. beslist. [31] [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] alle werkzaamheden als bestuurder van [A] uitvoerde. Hij deed dit in overleg met [verdachte] . [32] [medeverdachte] en [verdachte] waren zijn bazen. Als [medeverdachte] grote beslissingen moest nemen, ging dit in overleg met [verdachte] . [33] De inleggersAan de hand van de lijst van obligatiehouders van de AFM en de rekeningafschriften van de bankrekening van [A] (nr. [0001] ) is een overzicht van inleggers opgesteld (D-091). In totaal is door beleggers € 9.898.000,- ingelegd in [A] en is € 171.560,- aan emissiekosten betaald, zijnde een totaalbedrag van € 10.069.560,-. In de ten laste gelegde periode is op deze rekening in totaal een bedrag van ruim € 9.000.000,- ontvangen. [34]
[benadeelde 1]heeft op 19 december 2007 € 50.000 en op 30 juni 2008 € 25.000 ingelegd in [A] . [35] Door de uitzending van het televisieprogramma van [betrokkene 5] (het hof begrijpt: het programma: [C] ) wilde hij beleggen in [A] . Hij heeft toen informatie opgevraagd en toegestuurd gekregen. [benadeelde 1] denkt dat hij een brochure heeft ontvangen. In juni 2008 is hij gebeld door [medeverdachte] met de vraag of hij nog meer geld kon inleggen. [36] Hij dacht dat het een van andere projecten gescheiden investering was en dat zijn ingelegde geld in Nederland zou blijven. [37] [benadeelde 2]en haar man hebben op 1 juli 2008 € 50.000 ingelegd in [A] . [38] Ze zijn half 2008 gebeld door [medeverdachte] over [A] . Verder hebben ze informatie verkregen via het internet. [39] Volgens de brochure was er een hypothecaire zekerheid op de grond en opstallen. [40] [benadeelde 3]heeft op 15 juli 2008 € 1.000.000 ingelegd in [A] . [41] Hij is in aanraking gekomen met [de vennootschappen] via hun website en heeft vervolgens telefonisch en persoonlijk contact gehad. [medeverdachte] vertelde dat beleggers in [I] en [J] hun geld al terug hadden gehad en dat er een hypothecaire zekerheid was. Hij heeft ook een brochure ontvangen. Het geld maakte hij over naar de rekening van [de vennootschappen] . [42] Ook de uitzending van [betrokkene 5] heeft een rol gespeeld bij zijn keuze om te beleggen. [43] Het zouden allemaal aparte projecten zijn. [A] zou niets te maken mogen hebben met andere [...] vennootschappen. [44] [benadeelde 4]heeft op 31 juli 2008 € 50.000 ingelegd in [A] . [45] Hij ontving maandelijkse bulletins van [de vennootschappen] , maar hij wilde niet beleggen in de Turkse projecten. Toen hij las over een project in Nederland heeft hij telefonisch contact gehad met [A] . [46] De brochure is hem toegestuurd. Redenen om te beleggen in [A] waren onder andere de hypothecaire zekerheid, het succes van de projecten [I] en [J] en het bestaan van een depotregeling. [47] In de brochure stond dat het ingelegde geld alleen voor [B] zou worden gebruikt. [48]
De verstrekte informatieDe emissie van obligaties voor [A] is van start gegaan in november 2007. [55] [A] heeft een brochure uitgegeven waarin de belegger geïnformeerd wordt over het nieuwe project, de financiële vooruitzichten van [A] en de kenmerken van de uit te geven obligaties. [56] De brochure houdt, voor zover relevant, het volgende in:
- Elk project is ondergebracht in een afzonderlijke werkmaatschappij. Dit betekent dat de fondsen strikt gescheiden zijn. Gelden van het ene project kunnen niet aangewend worden voor het andere project.
- Het eerste project [I] is succesvol afgerond. [57] - De levering van de grond zal plaatsvinden in maart 2008. Levering geschiedt zo spoedig mogelijk na aanvang van de emissie waarbij de betaling van de koopprijs geschiedt met de opbrengst van de uitgifte van de obligaties. Op de grond en opstallen wordt bij verkrijging van de grond een eerste hypotheek gevestigd met de Stichting [D] als hypotheekhouder.
- Tot het moment waarop de emissieopbrengst wordt aangewend voor de betaling van de verkoopprijs voor de grond, wordt de emissieopbrengst aangehouden op een bankrekening van de ABN AMRO Bank. Nog niet besteed geld zit in depot. [58] - Een kenmerk van de obligaties van [A] is: extra zekerheid in de vorm van depotregeling. [59] - Het saldo van [A] bestaat uit de emissieopbrengst verminderd met de uitgaven ten behoeve van de ontwikkeling van het Project.
- Op het saldo van [A] bij de ABN AMRO Bank - bestaande uit de emissieopbrengst verminderd met de uitgaven ten behoeve van de ontwikkeling van het Project - is een pandrecht gevestigd. [60] - Kosten: aankoop grond, bouwkosten, rentekosten obligaties, verkoop- en overheadkosten, verkoop- en leveringskosten van [B] en onvoorzien. [61] De gang van zaken[medeverdachte] heeft verklaard dat het ene gat werd gedicht met het andere. [I] heeft een flink verlies opgeleverd. [62] Hij was belast met het doen van betalingen vanaf de bankrekening van [A] en heeft geld overgeboekt naar de andere [...] vennootschappen. Dit deed hij altijd in overleg met [verdachte] . [63] De grond is niet aangekocht omdat er geen geld was. Het geld was nodig om de problemen in de andere vennootschappen op te lossen. [64] Verdachte heeft verklaard dat er genoeg geld was om de grond van de gemeente waarop [B] gebouwd zou worden af te nemen. [65] Volgens verdachte werden de obligaties van [A] aan de man gebracht via advertenties op de radio, televisie en het internet. Geïnteresseerden vroegen informatie op, de brochure werd opgestuurd en vervolgens werden mensen gebeld. Hij heeft bij het opmaken hiervan de tekst van de brochure gelezen en vond het een goede brochure. [66] Er is geld vanuit [A] betaald aan de andere [...] vennootschappen. [67] Als andere vennootschappen (dan [A] ) geld nodig hadden, dan vroeg hij dat aan [medeverdachte] en dan regelde [medeverdachte] dat dit geld werd overgeboekt. [68] Verdachte heeft geld gevraagd aan [medeverdachte] voor [J] en [K] . Dit is in porties overgeboekt. [69] De hypotheek is niet gevestigd omdat geen afname van de grond heeft plaatsgevonden. [70] [getuige 1] heeft verklaard dat de brochure aan potentiële beleggers werd gestuurd. [71] De teksten van de brochure kwamen van [medeverdachte] , [verdachte] en [betrokkene 4] . [72] Er is tegenstrijdig met de brochure gehandeld. Vanuit [A] zijn gelden overgeboekt naar de andere [...] vennootschappen. [73] Het geldbeheer werd gedaan door [medeverdachte] en [verdachte] . [74]
Ondanks het handelen in strijd met de gestelde zekerheden is men doorgegaan met het benaderen van potentiële beleggers in de emissie van obligaties door [A] , zonder de brochure aan te passen of hieromtrent op andere wijze correcte informatie te verschaffen aan potentiële beleggers.
5.5Het hof heeft vervolgens de vraag te beantwoorden of door op deze wijze de beleggers te misleiden verdachte en zijn mededader slechts een civielrechtelijke wanprestatie hebben geleverd of dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting.
5.6 Wederrechtelijk bevoordelen.Door de verdediging is betoogd dat verdachte niet zijn opzet gericht had om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
5.7 Feitelijke leidinggeven.De verweten gedragingen vonden plaats binnen de bedrijfsvoering van [A] met medeweten en op initiatief van haar bestuurder en enkele aandeelhouders. De gedragingen en het bij verdachte aanwezige opzet kunnen aan de rechtspersoon worden toegerekend.
NJ2016/375, m.nt. Wolswijk heeft de Hoge Raad ter verduidelijking van het beslissingskader te dier zake en mede aan de hand van zijn eerdere rechtspraak enkele opmerkingen gemaakt over strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het feitelijke leidinggeven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging. Na voorop te hebben gesteld dat en hoe de rechter eerst zal moeten vaststellen of de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan, heeft de Hoge Raad over de feitelijke leidinggever het volgende (hier met weglating van de voetnoten) overwogen:
Pas nadat is vastgesteld dat een rechtspersoon een bepaald strafbaar feit heeft begaan, komt aan de orde of iemand als feitelijke leidinggever daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk is. Bij de beoordeling daarvan moet worden vooropgesteld dat uit de taalkundige betekenis van het begrip feitelijke leidinggeven enerzijds voortvloeit dat de enkele omstandigheid dat de verdachte bijvoorbeeld bestuurder van een rechtspersoon is, niet voldoende is om hem aan te merken als feitelijke leidinggever aan een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit. Maar anderzijds is een dergelijke juridische positie geen vereiste, terwijl ook iemand die geen dienstverband heeft met de rechtspersoon feitelijke leidinggever kan zijn aan een door de rechtspersoon begaan strafbaar feit.
Aan hetzelfde strafbare feit kan door meer personen - al dan niet gezamenlijk - feitelijke leiding worden gegeven. Ook een rechtspersoon kan een feitelijke leidinggever zijn.
3.5.2.
Feitelijke leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijke leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Niet is vereist dat een ander de fysieke uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.
3.5.3.
in feitelijke zinsprake is van een zodanige zeggenschap over het strafbare feit dat kan worden gezegd dat de verdachte daaraan feitelijke leiding geeft. De juridische positie van de verdachte binnen de rechtspersoon kán in dat verband van belang zijn, maar dat hoeft niet. Opmerking verdient daarnaast dat aan hetzelfde strafbare feit door meer personen, zowel gezamenlijk als door ieder van hen afzonderlijk, feitelijke leiding kan worden gegeven. Ook als de verdachte binnen de rechtspersoon verantwoording aflegt aan één of meer andere, hoger geplaatste personen, kan hij nog als feitelijke leidinggever worden aangemerkt. [87] Voorts moet in het oog worden gehouden dat het feitelijke leidinggeven een zekere macht, invloed en verantwoordelijkheid vereist van de verdachte over de door de rechtspersoon begane verboden gedragingen, en dus niet noodzakelijk ook dat de verdachte belangrijke macht, invloed en verantwoordelijkheid binnen de rechtspersoon heeft bezeten. [88] Het gaat in de onderhavige zaak anders gezegd niet om de vraag of de verdachte zeggenschap had over [A] B. V . (verder: [A] ) in het algemeen, maar of hij de macht, invloed en verantwoordelijkheid had om maatregelen te nemen ter voorkoming van de door deze rechtspersoon begane oplichtingen.
(i) de verdachte grote beleggers probeerde te interesseren;
( ii ) hij door de medeverdachte op de hoogte werd gehouden van het project [B] ;
(iii) de tekst van de aan potentiële beleggers verstuurde brochures aan de verdachte werd voorgelegd en hij de brochure goedkeurde;
(iv) het geldbeheer mede werd gedaan door de verdachte, die heeft verklaard dat er genoeg geld was om de grond voor [B] van de gemeente te kopen en daarmee welbeschouwd heeft verklaard in elk geval in zoverre van de financiële positie van [A] op de hoogte te zijn geweest;
( v ) als de andere vennootschappen ( [I] , [J] en [K] ), waarvan de verdachte via twee B. V .’s bestuurder was, geld nodig hadden de verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte] dit vroeg over te boeken, waarmee “het ene gat werd gedicht met het andere”;
(vi) in de periode van juni tot en met september 2008 een groot gedeelte van de door beleggers ingebrachte geldbedragen is overgemaakt naar andere vennootschappen en zo onder meer bij [H] en/of [I] , [J] en [K] is terechtgekomen; en
(vii) in een e-mail van 30 juli 2008 de registeraccountant erop heeft gewezen dat de door hem geconstateerde onttrekkingen van behoorlijke bedragen van de rekening van [A] niet in overeenstemming waren met de met beleggers gemaakte afspraken en de bij hen levende verwachtingen, terwijl het hof op grond van de verklaringen van de getuigen [betrokkene 4] en [getuige 1] ervan is uitgegaan dat (de inhoud van) die e-mail de verdachte moet hebben bereikt, welke gevolgtrekking in cassatie niet wordt bestreden.