“hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 02 januari 2009 tot en met 3 januari 2012 in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, een of meerdere voorwerpen, te weten
- een of meer geldbedragen verworven en overgedragen, en
- een (recreatie)woning op het perceel ' [a-straat 1] ' te [plaats] , en
- de onroerende zaak [0001] te [plaats] (Oostenrijk),
verworven, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf”.
Om een breder beeld van deze zaak te schetsen, geef ik de bewijsoverweging van de rechtbank weer (zonder de weergave van voetnoten) zoals deze ook is opgenomen in de aanvulling op het arrest van het hof.
“Bewijsoverweging van de rechtbank
Verdachte heeft tussen 2008 en 2011 in de vorm van een eenmanszaak een gastouderbureau onder de naam [A] geëxploiteerd. Verdachte heeft verklaard dat de exploitatie van de onderneming per 31 december 2010 is gestaakt; per 31 december 2011 is de onderneming formeel opgeheven:
Op 24 juni 2011 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek bij de onderneming ingesteld. Uit dit onderzoek bleek onder meer dat verdachte niet of nauwelijks een papieren administratie had bijgehouden en dat de administratie die naar zijn zeggen middels de computer werd bij gehouden niet meer benaderbaar was. Verdachte heeft verklaard dat zijn computer in maart 2011 gecrasht was, dat hij geen reservebestanden had gemaakt en dat hij op basis van andere gegevens (zoals e-mails) getracht heeft om zijn administratie te reconstrueren.
Aangiftes inkomstenbelasting 2009 en 2010
Verdachte heeft blijkens de stukken op 13 april 2010 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting over het jaar 2009 en op 28 maart 2011 over het jaar 2010. In de aangifte over het jaar 2009 heeft verdachte opgegeven dat hij met zijn éénmanszaak [A] een omzet van € 106.480,- heeft behaald, met een nettowinst van € 11.765,-. Over 2010 gaat het om respectievelijke 154.502,- en € 18.107,-.
De Belastingdienst heeft aan de hand van de opgevraagde bankafschriften van de zakelijke rekening van de onderneming (ING [0002] ) vastgesteld dat in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 een bedrag van € 174.529,27 is ontvangen en een bedrag van € 93.301,98 in relatie tot het gastouderbureau is uitgegeven. Over de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 gaat het om respectievelijk € 894.370,75 en € 604.945,01. Gecorrigeerd voor enkele andere kostenposten zou de nettowinst op basis van de bankafschriften over 2009 € 79.027,29 hebben bedragen en over 2010 € 287.925,74, aanzienlijk hogere bedragen dan door verdachte in zijn aangiftes is opgenomen.
Verdachte heeft in de periode dat hij het gastouderbureau exploiteerde grote uitgaven gedaan. Zo heeft hij in juli 2010 een bedrag van € 137.500,- betaald voor de aankoop van een perceel grond met een vakantiewoning in [plaats] , in november 2010 een bedrag van € 108.000,- overgemaakt naar de (onderneming van de) partner van medeverdachte [betrokkene 1] en tussen 1 december 2011 en 3 januari 2012 in totaal ruim € 168.000,- betaald voor de aankoop van onroerend goed in [plaats] ( Oostenrijk ).
Witwassen
Blijkens de in het dossier opgenomen koopakte is op 12 juli 2010 het eerdergenoemde perceel met vakantiewoning aan de [a-straat 1] te [plaats] aangekocht voor een bedrag van € 137.500,-. De koopakte vermeldt [betrokkene 2] , de toenmalige partner van verdachte, als koper, maar uit de verklaringen van verdachte volgt dat hij degene is geweest die de beslissing heeft genomen om het perceel aan te kopen, dat de koopprijs (voor een deel) betaald is met geld verkregen door de exploitatie van zijn gastouderbureau en dat het perceel (enkel) vanwege een daartoe strekkend advies van de notaris op naam van [betrokkene 2] is gezet. Dat betekent dat vastgesteld kan worden dat verdachte (feitelijk) degene is geweest die het betreffende perceel heeft verworven.
De rechtbank komt tot eenzelfde oordeel als het gaat om de aankoop van het onroerend goed in [plaats] , in welk kader tussen 1 december 2011 en 3 januari 2012 vijf overboekingen van rekeningen van het gastouderbureau en van verdachte en [betrokkene 2] in privé van in totaal € 168.135,15 naar de rekening van een Oostenrijkse notaris hebben plaatsgevonden, (blijkens mutaties overzicht D-022). Ook dit geld was (uiteindelijk) afkomstig uit de exploitatie van het gastouderbureau en is overgeboekt na het indienen van de (opzettelijk onjuiste) aangiftes inkomstenbelasting over 2009 en 2010 (op 13 april 2010 en 28 maart 2011).”
Het middel klaagt in het bijzonder dat (1) het hof ten onrechte bewezen heeft verklaard dat de betreffende woning te [plaats] en de onroerende zaak te Oostenrijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, (2) uit de bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer, blijkt dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode de onroerende zaak te Oostenrijk heeft verworven en (3) het hof ten onrechte heeft bewezenverklaard dat de verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
(1) Afkomstig uit enig misdrijf?