Conclusie
eerste middelbevat de klacht dat, mede gelet op hetgeen door de verdediging is aangevoerd, de vaststellingen van het hof inzake de verklaringen van getuige [getuige 1] onjuist dan wel onbegrijpelijk zijn.
5.
7.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 29 juni 2016 (pg. 34-36), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(het hof begrijpt: juni)2016 tussen 14.00 uur en 15.00 uur was ik werkzaam in de drankhandel. Ik zag dat in de straat voor de drankhandel een personenauto stopte en parkeerde. Ik zag dat er ook een fietser aan kwam rijden en bij de auto ging staan en van zijn fiets afstapte. Ik hoorde dat er in een voor mij onbekende taal hard gesproken werd tussen de bestuurder van de auto en de fietser.
(het hof begrijpt: zagen)wij het voorwerp wat een mes bleek te zijn in twee delen op straat liggen. Deze hebben wij opgeraapt.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, d.d. 14 juni 2017, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Bewijsoverwegingen
D.
Wie heeft het mes in handen?
tweede middelklaagt over de (partiële) toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
4a. Welke gevolgen heeft het voorval voor u gehad?
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
derde middelklaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM in de cassatiefase is overschreden aangezien de stukken van het geding niet tijdig naar de griffie van de Hoge Raad zijn verzonden.
6.De achtergrond van de prejudiciële adviesprocedure
advisory opinionskon geven. [4] Enkele jaren daarna is met het Tweede Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) daadwerkelijk de bevoegdheid ingevoerd voor het EHRM om op verzoek adviezen te geven over rechtsvragen betreffende de uitlegging van het Verdrag en de daarbij behorende Protocollen. Deze bevoegdheid, die tegenwoordig in art. 47 tot en met 49 EVRM is neergelegd, kent de nodige beperkingen. Zo dient het verzoek afkomstig te zijn van het Comité van Ministers, terwijl het verzoek geen verband mag houden met de inhoud of strekking van de in Titel I neergelegde gerechten en vrijheden. Naar aanleiding van aanbevelingen van een groep juristen, de ‘Group of Wise Persons’, kwam de mogelijkheid voor prejudicieel advies weer in de belangstelling. [5] De gedachte was dat een adviesprocedure de dialoog tussen het Hof en nationale gerechten aanmoedigt en de constitutionele rol van het EHRM versterkt. Later is ook de verwachting uitgesproken dat de adviesmogelijkheid een leidraad kan vormen voor lidstaten om toekomstige schendingen van het verdrag te voorkomen. [6] In zoverre zou het protocol de werklast van het Straatsburgse Hof kunnen verminderen. [7] Dit alles heeft uiteindelijk geleid tot de totstandkoming van het facultatieve 16e Protocol. In de preambule van het Protocol komen deze verwachtingen ook terug. [8] Daarbij wordt het principe van subsidiariteit benadrukt. Dit beginsel ziet erop dat het aan de lidstaten is om de rechten en vrijheden die in het EVRM zijn opgenomen te beschermen. Als de lidstaten hierin tekortschieten en er geen effectief toezicht is op de naleving van de verdragsverplichtingen, komt – dus subsidiair – het EHRM in beeld om op te treden en de benodigde bescherming te bieden. [9]
7.De betekenis van het 16e Protocol voor de cassatierechtspraak
guidelinesover de implementatie van het 16e Protocol wordt als voorbeeld van een voor advies geschikte zaak genoemd, een zaak die ‘raises a novel point of Convention law, or that the facts of the case do not seem to lend themselves to a straightforward application of the Court’s case-law, or that there appears to be an inconsistency in the case-law’. [18] Kennelijk voldeed hieraan een zaak van de Franse
Cour de cassation, waarin voor het eerst een ‘advisory opinion’ werd gegeven. Daarin stond de vraag centraal of de weigering om in het bevolkingsregister het biologisch kind van een draagmoeder als kind van de wensmoeder te registeren strijdig is met art. 8 EVRM. [19] Daarnaast wijs ik op een conclusie van mijn fiscale ambtgenoot IJzerman, waarin hij aan de Hoge Raad voorstelt om indien het 16e Protocol is geratificeerd prejudicieel advies te vragen inzake de toepassing van de fiscale inkeerregeling. Kort gezegd speelde de vraag of art. 7 EVRM eraan in de weg stond om een latere, voor de betrokkene minder gunstige inkeerregeling toe te passen. De Hoge Raad kwam aan het betreffende adviesverzoek echter niet toe, naar valt aan te nemen omdat het protocol nog niet in werking was getreden voor Nederland. [20]
8.Het voorliggende verzoek
advisory opinionte vragen. In de schriftuur worden de volgende vragen voorgesteld:
advisory opinionte vragen. Daarbij roep ik nogmaals in herinnering dat het 16e Protocol geen verplichtingen schept om een
advisory opinionte vragen, maar er juist veel vrijheid bestaat voor gerechten om een afweging hieromtrent te maken. Ik acht de koers van de Hoge Raad naar Straatsburgse maatstaven bovendien houdbaar. Daarbij wijs ik op de al besproken argumenten die ervoor pleiten dat de desbetreffende wijze van afdoening niet in strijd is met art. 6 en 13 EVRM. Dat in de zaak Nelissen vragen zijn gesteld aan Nederland, brengt nog niet mee dat de rechtspraak van de Hoge Raad op dit punt in strijd is met het EVRM. [41] Het lijkt mij aangewezen de uitkomst van die zaak af te wachten en niet - in welke richting dan ook - hierop vooruit te lopen. Ik merk daarbij als sluitstuk van de redenering op dat het EHRM uitdrukkelijk oog heeft voor de maatregelen die Staten nemen ‘to prevent unmeritorious and frivolous appeals from clogging up their criminal justice systems’, ook als daarbij het in art. 6 EVRM gewaarborgde recht om eerlijk proces binnen een redelijke termijn wordt betrokken. [42] Al met al zal het antwoord op de vraag of de art. 6 en 13 EVRM in de weg staan aan toepassing van art. 80a RO, afhankelijk zijn van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij voorkomen moet worden dat beslissing om verkort af te doen niet arbitrair of anderszins manifest onredelijk is. [43] Daarvan is in deze zaak geenszins sprake.