2.3De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
“
Ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-860809-14 en in de zaak met parketnummer 05-780053-15 onder primair bewezenverklaarde:
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 12 e.v. van het proces-verbaal, dossiernummer 2014007527) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :
Wij, verbalisanten [verbalisant 2] , brigadier van Politie Gelderland-Midden, en [verbalisant 1] , hoofdagent van Politie Gelderland-Midden, verklaren het volgende. Op 19 januari 2014 hielden wij op de Marktstraat te Ede in de gemeente Ede als verdachte aan: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] .
Die dag bevonden wij ons in bike-uniform gekleed en met horecadienst belast, fietsend op een dienstfiets, op de Telefoonweg te Ede. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag een manspersoon op de Marktstraat staan. Ik zag dat hij stond te urineren. Ik zag dat de urinestraal over het zadel en frame van een daar gestalde fiets ging. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , sprak de verdachte aan. Ik zei tegen hem dat hij een bekeuring zou krijgen. Wij zagen dat de verdachte wegliep. Wij hoorden hem zeggen: “Die bekeuring betaal ik lachend.” Terwijl de verdachte wegliep, was hij aan het bellen. Wij hoorden hem op luide wijze praten met een persoon die hij kennelijk aan de lijn had. Gelet op het intimiderende en uitlokkende gedrag van verdachte was het, met het oog op het veroorzaken van vechtpartijen en/of ongeregeldheden, niet wenselijk dat hij dit gedrag tussen het uitgaande publiek zou vertonen. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zei tegen de verdachte dat hij weg moest gaan. De verdachte reageerde hierop door zijn armen te spreiden en richting mij, verbalisant [verbalisant 1] , te lopen. Kennelijk wilde hij het gevecht met mij aangaan. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat de verdachte een slaande beweging maakte richting het hoofd van verbalisant [verbalisant 1] . Ik zag dat de pet van verbalisant [verbalisant 1] van zijn hoofd vloog. Hierna voelde ik dat de verdachte mij, verbalisant [verbalisant 1] , vast greep. Ik ontweek dit en gaf de verdachte een lage schop richting zijn onderbenen. Ik zei tegen hem dat hij was aangehouden ter zake van overtreding van artikel 2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Ede. Hierna ontstond er een worsteling tussen mij, verbalisant [verbalisant 1] , en de verdachte. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben naar verbalisant [verbalisant 1] en verdachte toegelopen. Ik zag dat [verbalisant 1] en verdachte ten val kwamen. Ik zag dat verbalisant [verbalisant 1] op zijn buik onder de verdachte lag. Ik zag dat de verdachte op zijn buik bovenop [verbalisant 1] lag. Ik zag dat de verdachte met zijn rechterarm tussen de benen van verbalisant [verbalisant 1] zat. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , voelde dat ik bij mijn testikels, vastgegrepen werd. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , trok met veel kracht aan de rechterarm van de verdachte. Ik zag dat hij tussen de benen van verbalisant [verbalisant 1] vandaan kwam. Ik zag dat de verdachte wederom tussen de benen van [verbalisant 1] zat, weer richting zijn testikels.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 26 van het proces-verbaal, dossiernummer 2014007527) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Naar aanleiding van het opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] verklaar ik het volgende. Nadat de verdachte was aangehouden, geboeid en overgebracht, sprak ik met mijn collega [verbalisant 1] . [verbalisant 1] verklaarde: “Die man stond gewoon asociaal te pissen over een fiets. Hij zei nog: “Ik betaal die bekeuring lachend.” Daarna ging hij mensen lastigvallen die er niets mee te maken hadden. Ik vorderde dat hij weg moest gaan. Hij sloeg gewoon m’n pet van mijn hoofd. Ik zei toen dat hij aangehouden was. Ik heb die kerel nog een schop gegeven. Hij begon zich te verzetten. We zijn op de grond gevallen. Ik ben bij mijn ballen gepakt. Ik kwam niet los.”
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 28 e.v. van het proces-verbaal, dossiernummer 2014007527) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 19 januari 2014 vond er een schermutseling plaats tussen verdachte [verdachte] en verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de Marktstraat te Ede.
Dit incident werd door een camera opgenomen. De registratie werd voor onderzoek ter beschikking gesteld. Bij het bekijken van de beelden hebben wij het volgende waargenomen:
De verdachte staat met beide armen gespreid tegenover verbalisant [verbalisant 1] . Verdachte tikt met zijn linkerhand de cap van het hoofd van [verbalisant 1] . Verbalisant [verbalisant 1] pakt de verdachte beet en probeert de verdachte naar de grond te brengen. Er vindt een worsteling plaats tussen verdachte en verbalisant [verbalisant 1] . Verdachte en [verbalisant 1] vallen op de grond. Verbalisant [verbalisant 1] ligt op de grond en de verdachte ligt bovenop hem. Verdachte heeft zijn rechterhand tussen de benen/het kruis van verbalisant [verbalisant 1] .
Verbalisant [verbalisant 2] trekt met zijn rechterhand de hand van verdachte weg uit het kruis van [verbalisant 1] . De verdachte gaat met zijn rechterhand weer in de richting van het kruis van verbalisant [verbalisant 1] .
4. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 10 januari 2018 voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 19 januari 2014 ben aangehouden voor wildplassen. Toen ik daarna wegliep, ontstond er een woordenwisseling tussen verbalisant [verbalisant 1] en mij. Er ontstond ook een handgemeen tussen ons. [verbalisant 1] en ik vielen op de grond. Vervolgens ging ik met mijn hand naar zijn kruis. Ik pakte [verbalisant 1] in zijn kruis. Het klopt dat ik probeer te blijven staan als [verbalisant 1] mij naar de grond wil werken. Het klopt dat ik niet gelijk meewerkte met [verbalisant 1] .
Ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-780053-15 onder primair bewezen verklaarde in het bijzonder:
5. De eigen waarneming van de rechter van de zich in het dossier bevindende camerabeelden zoals deze ter terechtzitting van het hof van 10 januari 2018 zijn getoond, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
Het hof heeft bij het bekijken van de camerabeelden waargenomen dat [verbalisant 1] verdachte vastpakt en hem naar de grond probeert te brengen. Vervolgens heeft het hof waargenomen dat verdachte en [verbalisant 1] nog vier à vijf seconden blijven staan voordat zij samen ten val komen.
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een letselverklaring betreffende [verbalisant 1] van de forensisch arts [betrokkene 1] d.d. 7 april 2014 (als bijlage op p. 47 e.v. van het proces-verbaal, dossiernummer 2014007527) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
Betreft:
Naam: [verbalisant 1] .
Betrokkene vertelt dat hij tijdens een aanhouding van een verdachte op zondag 19 januari 2014 omstreeks 03.30 uur, met voornamelijk zijn hoofd, hard op de straat is terechtgekomen. Op 19 januari 2014 heeft hij zich rond 04.30 uur op de Spoedeisende hulp van het Gelderse Vallei Ziekenhuis in Ede gemeld met verwondingen aan het gelaat. Aldaar werd ook een CT- scan van zijn hoofd gemaakt waarbij een verdenking ontstond van zwelling en kneuzinghaarden van de rechter hersenhelft. Betrokkene werd ter observatie opgenomen op de afdeling neurologie. Op 22 januari 2014 kon betrokkene het ziekenhuis weer verlaten. Betrokkene vertelt in gevecht te zijn geraakt met een verdachte. Hierbij viel de verdachte op hem waardoor zijn hoofd hard tegen de grond werd geslagen. Rondom dit gebeuren weet betrokkene zich niet meer alles te herinneren. De diagnose is een hersenschudding. Betrokkene klaagde over flinke hoofdpijn, traagheid en vergeetachtigheid en concentratieverlies (cognitieve problemen).
Betrokkene werd op 28 februari 2014 gezien op de polikliniek neurologie.
Er was sprake van persisterend gedrag en cognitieve klachten: hinder van met name geluidsprikkels, waarvoor betrokkene nu oordopjes draagt. Daarnaast moeite met denken, het vinden van woorden en met concentreren. Betrokkene vertelt voorafgaande aan het incident nooit klachten te hebben gehad van vergeetachtigheid, traagheid, moeite met denken, het vinden van woorden en met concentreren of het ondervinden van hinder door geluidsprikkels. Voorafgaande aan het incident heeft betrokkene bijna nooit klachten van hoofdpijn ondervonden en zeker niet in de mate waarin hij dit na het incident ondervond. Uit de medische verslaglegging en uit het verhaal van betrokkene blijkt dat sprake is van cognitieve klachten die zijn ontstaan na een harde val op het hoofd.
Conclusie: cognitieve problemen ontstaan na harde val met hoofd op straat.
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een brief van de revalidatiearts [betrokkene 2] d.d. 23 maart 2015 voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
De belangrijkste conclusie is als volgt:
De verwerkingssnelheid ligt op een zeer laag niveau. Er is sprake van een stoornis op dit gebied. Prestaties op het gebied van aandacht en concentratie blijven achter bij de verwachting. Samenvattend is er sprake van niet aangeboren hersenletsel met blijvende schade, met name met betrekking tot de informatieverwerking. In de praktijk betekent dit dat het verrichten van zijn “oude” werk voor patiënt niet meer haalbaar zal zijn.”