Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
5.Beslissing
13 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor mishandeling van zijn echtgenote. De Hoge Raad behandelt de vraag of het Hof een onjuiste betekenis heeft toegekend aan de term 'mishandeling' in de tenlastelegging. De Hoge Raad herhaalt zijn eerdere uitspraak over de uitleg van het begrip 'mishandeling' zoals vastgelegd in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Dit begrip omvat het opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid, en onder bepaalde omstandigheden ook het veroorzaken van hevige onlust in of aan het lichaam, zonder dat hiervoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de term 'mishandeld' correct heeft geïnterpreteerd en dat de bewezenverklaring van mishandeling niet in strijd is met de wet. Daarnaast wordt er een middel besproken dat stelt dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, maar de Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsgevolg aan deze overschrijding verbonden hoeft te worden. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.