Conclusie
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
concretegevaarzetting van DMT voor de gezondheid bij de consumptie van ayahuasca-thee door Santo Daime -congreganten te toetsen, aangezien de gevaarzetting voor de volksgezondheid in abstracto met de plaatsing van DMT op lijst I van de Opiumwet is gegeven. De advocaat-generaal heeft daarbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 2007 en het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) in Fränklin-Beentjes en Ceflu-Luz da Floresta tegen Nederland van 6 mei 2014, waarin is bepaald dat een algemeen verbod op ayahuasca (DMT) is toegestaan en geen ongerechtvaardigde beperking oplevert van de vrijheid van godsdienst. De raadsvrouw heeft dit standpunt gemotiveerd betwist.
concretetoetsing er toe zou leiden dat bij iedere beoordeling van de rechtmatigheid van een beperking van het recht van vrijheid van godsdienst kan worden volstaan met de vaststelling of de beperking bij wet is voorzien en één van de in artikel 9, tweede lid, EVRM vermelde doeleinden dient. De afzonderlijke beantwoording van de vraag of die beperking ook noodzakelijk is in een democratische samenleving zou dan niet meer nodig zijn, hetgeen naar het oordeel van het hof als strijdig met de bewoordingen van artikel 9, tweede lid, EVRM, niet de bedoeling kan zijn. Ook uit de rechtspraak van het EHRM met betrekking tot artikel 9 EVRM volgt dat een beoordeling van de noodzaak van de beperking in concreto niet achterwege kan blijven. Daartoe moet worden onderzocht of de beperking een dringende maatschappelijke behoefte dient en evenredig is aan het beoogde doel.
in het algemeen.Zoals de Hoge Raad in genoemd arrest uit 2007 ook heeft overwogen volgt uit het doel en stelsel van de Opiumwet, zoals daarvan mede blijkt uit de wetsgeschiedenis, dat op lijst I middelen staan vermeld die, onder meer ter uitvoering van internationale verdragsverplichtingen, zijn aangemerkt als middelen waarvan is gebleken dat deze het bewustzijn van de mens beïnvloeden en bij gebruik door de mens kunnen leiden tot schade aan zijn gezondheid en schade voor de samenleving. Het EHRM wijst in Fränklin-Beentjes (§ 48) op de “known effects” -
DMT can cause hallucinations, other possible effects include gastrointestinal reactions, such as nausea and vomiting. There is a possibility of more serious symptoms of acute toxicity, such as hypertension and increased body temperature, a rapid pulse rate and hyperventilation, sensory impairment in the limbs and difficulty walking -en wijst er eveneens op dat Nederland als verdragspartij bij internationale verdragen is gehouden om het bezit en gebruik van DMT te verbieden (§ 49). Dit betekent dat bij de beoordeling van de noodzaak van de beperking, uitgegaan moet worden van het gevaar voor de volksgezondheid in het algemeen, en slechts getoetst wordt
of door de omstandigheden van het onderhavige gevaltot het oordeel kan worden gekomen dat – onder afweging van alle belangen – gezegd kan worden dat in het concrete geval van de invoer van de ayahuasca voor de Santo Daime kerk het gevaar voor de volksgezondheid zodanig aanvaardbaar is dat de beperking van het recht op vrijheid van godsdienst niet noodzakelijk is.
interalia, regular meetings of members of the second applicant for the purpose of religious worship. As to the second, the purport of the first applicant’s statement had been that the prohibition on the use of ayahuasca did not affect her religious beliefs, as such, but that nonetheless ayahuasca was an essential element of her religious practice.
4. Whether the interference was “necessary in a democratic society”
interference with the applicants’ right to manifest their religion’ sprake was, en deze vraag bevestigend beantwoordt. [6] Uit de overwegingen van het EHRM kan niet worden afgeleid dat aan dit aspect betekenis toekomt bij de afweging in de daaropvolgende paragrafen, in het bijzonder bij de afweging of de inbreuk ‘
necessary in a democratic society’ was.
eerstemiddel klaagt dat het hof het verweer dat de verdachte diende te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat artikel 9 EVRM in de weg staat aan toepassing van de bepalingen van de Opiumwet ten onrechte, althans onvoldoende en/of onbegrijpelijk gemotiveerd, heeft verworpen. Er zou niet voldaan zijn aan de eis dat de voorgeschreven afweging ziet op de omstandigheden van het concrete geval. Blijkens de toelichting keert het middel zich in het bijzonder tegen de overweging waarin het hof in de afweging betrekt dat er de laatste jaren sprake is van een sterk toenemende belangstelling voor het gebruik van ayahuasca, met name buiten de religieuze setting, en tegen de verwijzing naar informatie van het Trimbos-instituut.
necessary in a democratic society’ was. Dragend is dat ‘
restrictions on religious practices may be justified for the protection of health’. Nederland heeft kunnen oordelen dat een verbod op het aanwezig hebben van DMT ‘
was necessary in a democratic society for the protection of health, considering its known effects as described above’. Daarbij komt het argument dat op Nederland verdragsverplichtingen rusten die meebrengen dat het aanwezig hebben buiten nader omschreven, uitzonderlijke situaties dient te worden verboden. Uit de uitspraak van het EHRM blijkt niet dat een afweging per situatie vereist is. [7] De door het EHRM genoemde rechtspraak wijst er juist op dat een afweging per situatie niet noodzakelijk is. Bij de verplichting om een motorhelm te dragen behoefde ook niet bij elke Sikh een (persoonlijke) afweging te worden gemaakt of de risico’s in het verkeer de inbreuk op art. 9, eerste lid, EVRM rechtvaardigden. [8] Deze benadering past bij een lijn die Van Dijk/Van Hoof in de jurisprudentie van het EHRM ontwaart:
‘(I)nterferences resulting from prima facie neutral regulations serving a general interest in principle will be held compatible with Article 9, being necessary in order to pursue that legitimate aim.’ [9]
tweedemiddel klaagt eveneens dat het hof het verweer dat de verdachte diende te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat artikel 9 EVRM in de weg staat aan toepassing van de bepalingen van de Opiumwet heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen. De verwerping zou niet voldoen aan de eis dat de in artikel 9, tweede lid, EVRM voorgeschreven afweging voldoet aan de eisen van noodzakelijkheid en evenredigheid en gebaseerd is op toereikende relevante gronden. Daarbij worden een aantal van ’s hofs overwegingen bekritiseerd.
necessary in a democratic society’ was. In die afweging ligt besloten dat de inbreuk proportioneel is en dat de door de nationale autoriteiten aangevoerde gronden relevant en toereikend waren. Dat spoort met de analyse dat de toets in het kader van artikel 9, tweede lid, EVRM in verschillende situaties andere accenten kent. [10] In aanvulling op deze vaststelling kan naar aanleiding van de klachten over ’s hofs overwegingen het volgende worden opgemerkt.
necessary in a democratic society’is, wordt door wet noch verdrag geëist.
NJ2016/249 m.nt. Mevis aan zijn gesteld. Het gaat hier niet om gegevens die als feit van algemene bekendheid aan de bewezenverklaring ten grondslag zijn gelegd, maar om door de advocaat-generaal ingebrachte informatie [13] die betrokken is bij de onderbouwing van het oordeel over de strafbaarheid van het bewezenverklaarde. Die informatie kon daarmee onderwerp van debat zijn tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Tijdens dat onderzoek ter terechtzitting is, zo volgt ook uit de door het middel geciteerde delen uit de pleitnotities, de informatie van het Trimbos-instituut niet door de raadsvrouw bestreden.
derdemiddel klaagt dat het onmiddellijkheidsbeginsel is geschonden. Blijkens de toelichting richt deze klacht zich in het bijzonder op ’s hofs overweging dat de intake van gebruikers van ayahuasca-thee niet wordt uitgevoerd door medici of in verband met het gebruik van dit middel daarvoor opgeleide personen. Daar zou bij het hof tijdens het onderzoek ter terechtzitting niet over zijn gesproken. En de verdachte heeft niet kunnen of moeten verwachten dat deze voorwaarde zou worden gesteld. Door de beslissing mede te baseren op de niet ter terechtzitting besproken opleiding van degenen die de intake doen, zou het hof niet hebben beslist naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
vierdemiddel klaagt wederom dat het hof het verweer dat de verdachte diende te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat artikel 9 EVRM in de weg staat aan toepassing van de bepalingen van de Opiumwet heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen. De afweging zou niet voldoen aan het vereiste van proportionaliteit, waarbij ook de mogelijkheid van minder ingrijpende maatregelen dient te worden overwogen. Daarbij wordt gewezen op pogingen om de autoriteiten te betrekken bij de (controle op de) invoer en opslag van ayahuasca.
necessary in a democratic society’ was. In die afweging ligt besloten dat de mogelijkheid dat met minder ingrijpende maatregelen zou kunnen worden volstaan niet tot een ander oordeel leidde. In aanvulling daarop kan naar aanleiding van de klachten over ’s hofs overwegingen het volgende worden opgemerkt.
proportionate and necessary in a democratic society’ was betekenis aan ‘
the longstanding tolerance by the authorities of the occupation of the buildings’. Daarbij ging het evenwel om een schending van art. 11 EVRM (
freedom of association). Kort gezegd was een vereniging ontbonden die betrokken was bij het kraken van leegstaande gebouwen. Deze vereniging was al vanaf 1988 actief en werd in 2006 ontbonden. De vergelijking met deze zaak gaat naar het mij voorkomt reeds mank omdat van dergelijke tolerantie betreffende het gebruik van ayahuasca geen sprake is geweest. Dat blijkt uit de beschikking van Uw Raad uit 2007 en uit de pogingen van het openbaar ministerie om in diverse vervolgingen tot een veroordeling te geraken. [19]
vijfdemiddel klaagt dat het hof ten onrechte het verweer dat ten aanzien van de verdachte sprake was van afwezigheid van alle schuld heeft verworpen, althans de verwerping van het beroep op afwezigheid van alle schuld niet naar de eis der wet met redenen heeft omkleed. Het hof zou met de verwerping van het verweer hebben miskend dat in het verleden door de rechter specifiek over het gebruik van ayahuasca in de kerk van de verdachte is geoordeeld dat daaraan geen noemenswaardige en daarmee onvoldoende risico’s voor de gezondheid kleefden om een inbreuk op art. 9, eerste lid, EVRM te rechtvaardigen en dat voor het gebruik van ayahuasca door deze kerk art. 2 Opiumwet daarom buiten toepassing diende te blijven.