Conclusie
middelklaagt over de motivering van het oordeel van het hof dat de verdachte een auto heeft bestuurd, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
1.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of het oordeel van het hof dat de verdachte, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, een auto heeft bestuurd, begrijpelijk en voldoende gemotiveerd is. De verdachte was eerder door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het overtreden van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij hij één middel van cassatie heeft voorgesteld dat zich richt op de motivering van het hof.
Het hof had vastgesteld dat de verdachte op 15 juli 2016 te Renkum een motorrijtuig bestuurde, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit oordeel steunt op verschillende bewijsmiddelen, waaronder een proces-verbaal van de politie en een schriftelijk bescheid van het CBR. De verdachte had eerder bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, maar dit bezwaar was ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en dat de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd was.
De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, mr. D.J.M.W. Paridaens, is dat het middel faalt in al zijn onderdelen en dat er geen gronden zijn aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding geven. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.