Het Hof heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Vordering van de benadeelde partij Regiopolitie Gooi en Vechtstreek ( [betrokkene 1] )
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 13.787,79. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.349,42. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering luidt als volgt:
"Degene die rechtstreekse schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces." Van rechtstreekse schade is sprake als iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden bepaling wordt beschermd.
Daargelaten het antwoord op de vraag of sprake is van schade aan de zijde van de benadeelde partij door de valse aangifte, is het in deze zaak ook de vraag of zo'n door de regiopolitie geleden schade in strafvorderlijke zin kan worden aangemerkt als een schade die in zo'n rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde, dat dergelijke vorderingen zonder een nadere wettelijke voorziening in het kader van een strafprocedure aanhangig kunnen worden gemaakt.
Het hof is van oordeel dat beantwoording van deze vragen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen."
3.4.1.Het middel stelt de vraag aan de orde of de politie jegens degene die is veroordeeld ter zake van 'aangifte of klacht doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is' (art. 188 Sr), op grond van onrechtmatige daad als bedoeld in art. 6:162 BW verhaal heeft voor de kosten die zij als gevolg van de aangifte heeft moeten maken.
3.4.3.Van deze onaanvaardbare doorkruising is in beginsel ook sprake bij verhaal van de kosten als gevolg van een valse aangifte. Dat is echter anders als vaststaat dat degene die de aangifte heeft gedaan, niet alleen wist dat het feit niet is gepleegd, maar de aangifte ook heeft gedaan met geen ander doel dan de politie te schaden en bij de aangifte wist of moest begrijpen dat deze de politie zou nopen of bewegen tot nodeloze opsporingshandelingen. Kostenverhaal valt in dat geval niet meer aan te merken als een onaanvaardbare doorkruising in de hiervoor in 3.4.2 genoemde zin.
3.4.4.Indien de politie in het strafproces als benadeelde partij schadevergoeding vordert wegens nodeloos gemaakte kosten, rust op haar de plicht feiten of omstandigheden te stellen op grond waarvan kan worden geoordeeld dat aan de hiervoor in 3.4.3 vermelde vereisten is voldaan. Bij betwisting rust op de politie ook, overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv, de last bewijs van die feiten en omstandigheden bij te brengen.
3.4.5.Gelet op het voorgaande is het oordeel van het Hof dat de behandeling van de vordering van de Regiopolitie Gooi en Vechtstreek een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat de benadeelde partij daarom niet in haar vordering kan worden ontvangen, niet onbegrijpelijk. Dat oordeel behoeft geen nadere motivering.