Conclusie
1.Feiten
2.Procesverloop
Osby-arrest van Uw Raad (rov. 4.10.-4.12.). [3] Ook het beroep van [naam maatschap] c.s. op het
Comsys-arrest van Uw Raad heeft de rechtbank verworpen. [4] De rechtbank heeft hiertoe, kort gezegd, overwogen dat van de in dat arrest genoemde omstandigheden, die in die zaak hebben geleid tot het oordeel dat onrechtmatig is gehandeld, in het onderhavige geval geen sprake is (rov. 4.13.-4.15.). De rechtbank heeft het beroep op paulianeus handelen en misbruik van faillissementsrecht – door onder de gegeven omstandigheden het eigen faillissement aan te vragen – als onvoldoende onderbouwd verworpen (rov. 4.16.-4.20.). Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat de concerngarantie waarop [naam maatschap] c.s. zich hebben beroepen niet meer geldig was (rov. 4.22.) en dat de vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking eveneens onvoldoende is onderbouwd (rov. 4.23.). Geen van de aangevoerde gronden, zo heeft de rechtbank ten slotte geoordeeld, leidt tot de conclusie dat Henderson c.s. en/of Xando Zwolle onrechtmatig jegens [naam maatschap] c.s. hebben gehandeld (rov. 4.24.).
3.Bespreking van het cassatiemiddel
onderdeel 1), dat het de rechtsregels uit het
Osby-arrest (
onderdeel 2) en het
Comsys-arrest (
onderdeel 3) heeft miskend dan wel zijn oordeel ter zake onvoldoende heeft gemotiveerd en dat het ten onrechte niet heeft geoordeeld dat [verweerders] een rechtstreekse (bijzondere) zorgplicht hadden jegens [naam maatschap] c.s. dan wel onvoldoende begrijpelijk heeft geoordeeld dat geen sprake is van onrechtmatig handelen van [verweerders] jegens [naam maatschap] c.s. zélf (
onderdeel 4).
Ontvanger/ […]volgt dat een bestuurder slechts aansprakelijk kan worden gehouden vanwege het door de vennootschap onbetaald laten van een vordering indien deze bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld wanneer hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
koop-breekt-geen-huur-beginsel – zijn overgegaan op [naam maatschap] c.s. [16] Dit is van belang in verband met het oordeel in rov. 5.2.7 dat de vorderingen van [naam maatschap] c.s. slechts voor toewijzing in aanmerking kunnen komen voor zover [verweerders] jegens [naam maatschap] c.s. zélf onrechtmatig hebben gehandeld in de periode vanaf het moment dat [naam maatschap] c.s. op 10 september 2009 eigenaar werden van het pand.
Ontvanger/ […]aangegeven, ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen. [17]
Osby-arrest. Aansprakelijkheid van de moedervennootschap vindt haar grond in het gegeven dat een moedervennootschap veelal alle aandelen in de dochtervennootschap houdt en vaak de enige (indirecte) bestuurder is, zodat zij sterke invloed heeft op de besluitvorming binnen de dochtervennootschap. Dit enkele gegeven is echter, in het licht van het uitgangspunt dat een aandeelhouder niet aansprakelijk is voor de schulden van de vennootschap – niet voldoende om daarop aansprakelijkheid te baseren. Daarvoor zijn aanvullende omstandigheden vereist. [18] Deze afhankelijkheid van de omstandigheden van het geval brengt met zich dat geen algemene afbakening kan worden gegeven van de gevallen waarin een moedervennootschap aansprakelijk is voor het door haar dochtervennootschap niet nakomen van haar verplichtingen jegens derden. Uit de rechtspraak kunnen wel omstandigheden en gezichtspunten worden gedestilleerd die een rol spelen bij de beoordeling, zoals de mate van inzicht en zeggenschap in en de betrokkenheid van de moedervennootschap bij het beleid in de dochtervennootschap, het inzicht in de financiële situatie bij de dochtervennootschap, de mate waarin voor de moedervennootschap objectief voorzienbaar is dat crediteuren van de dochter benadeeld zullen worden en de mate waarin de moedervennootschap (of een andere gelieerde vennootschap) ‘bevoordeeld’ wordt ten koste van crediteuren. [19]
vrijwel geheel[cursivering door mij, A-G] de periode voorafgaand aan 10 september 2009 (de datum waarop [naam maatschap] c.s. verhuurders werden) [betreffen]” en de grieven 3 tot en met 17 “op grond daarvan” falen, in het midden heeft gelaten of in de door [naam maatschap] c.s. aan [verweerders] verweten gedragingen – voor zover deze (mede) de periode ná 10 september 2009 betreffen – een rechtstreekse onrechtmatige gedraging jegens [naam maatschap] c.s. zélf kan worden gelezen.
in zoverreworden verworpen (zodat de betreffende grieven in zoverre falen), waarna het hof de vorderingen, voor zover deze niet reeds in rov. 5.3.1 zijn verworpen, in rov. 5.3.2-5.3.4 heeft beoordeeld. De klacht faalt derhalve bij gebrek aan feitelijke grondslag.
kan[cursivering door mij, A-G] zijn van onrechtmatig handelen van een moedermaatschappij langs de lijnen van de in het
Osby-arrest geformuleerde rechtsregels. De klacht faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het oordeel houdt immers niet in dat geen sprake
kanzijn van onrechtmatig handelen. Het hof onderzoekt wel degelijk
ofsprake is van onrechtmatig handelen, maar beantwoordt deze vraag uiteindelijk negatief. De klacht faalt derhalve.
het instemmen met het beëindigen van de onderhuurovereenkomstkwalificeert [als] een onverplichte rechtshandeling
en/of als onbehoorlijk bestuurvan het bestuur van Xando Nijmegen, op grond waarvoor de bestuurders RIS Consultants en [verweerder 1] jegens [naam maatschap] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [naam maatschap] daardoor heeft geleden.
de moedervennootschap Xando B.V.geldt deze druk, naar de mening van [naam maatschap], op basis van de criteria van het eerder genoemde Osby-arrest eveneens aan te merken als
een onrechtmatige daadjegens [naam maatschap], temeer nu Xando B.V. kon voorzien dat door het beëindigen van de (onder)huurovereenkomst [naam maatschap] als schuldeiser van Xando Nijmegen zou worden benadeeld. Op die grondslag is Xando B.V. eveneens aansprakelijk voor de
subonderdeel 2.2, voor zover deze ziet op de onder c. genoemde stellingen, slaagt indien de betreffende stellingen ‘essentiële stellingen’ zijn, die als zodanig niet onbesproken mogen blijven. [23] Dat is naar mijn mening inderdaad het geval. Uitgaande van de juistheid van de stellingen van [naam maatschap] c.s., dat sprake was van een onderhuurovereenkomst tussen Xando Nijmegen en Xando en dat Xando Nijmegen onverplicht heeft ingestemd met de beëindiging daarvan, is niet bij voorbaat onaannemelijk het betoog van [naam maatschap] c.s. dat bij dat handelen eerder de belangen van [verweerders] dan die van Xando Nijmegen gebaat zijn. Zonder vooruit te willen lopen op de concrete beoordeling van de stellingen, een beoordeling die immers mede afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, meen ik dat het hof de stellingen in ieder geval niet onbesproken had mogen laten.
Subonderdeel 2.2slaagt derhalve ten aanzien van de in het subonderdeel onder c. genoemde stellingen.
subonderdeel 3.1geven de oordelen in die rechtsoverwegingen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, omdat het hof heeft miskend dat (ook) in het onderhavige geval sprake kan zijn van het bestaan van een bijzondere zorgplicht (dan wel waarschuwingsplicht) aan de zijde van [verweerders] , langs de lijnen van het
Comsys-arrest.
Subonderdeel 3.2betoogt dat het hof zijn oordeel ter zake niet voldoende begrijpelijk heeft gemotiveerd door niet de in het subonderdeel als a. tot en met e. genummerde omstandigheden kenbaar in zijn beoordeling te betrekken.
subonderdeel 3.1wordt betoogd, niet dat het hof heeft geoordeeld dat in een geval als het onderhavige geen sprake kan zijn van een (bijzondere) zorgplicht c.q. waarschuwingsplicht. Het hof heeft in rov. 5.3.2-5.3.4 immers onderzocht of op [verweerders] een waarschuwingsplicht rustte, doch deze vraag ontkennend beantwoord. Het subonderdeel faalt eveneens voor zover daarmee betoogd wordt dat de feiten en omstandigheden in deze zaak in zo’n sterke mate overeenstemmen met de feiten en omstandigheden die ten grondslag lagen aan het
Comsys-arrest, dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting door niet tot eenzelfde oordeel te komen als in het
Comsys-arrest, hetgeen kort gezegd zou neerkomen op het aannemen van een zorgplicht jegens (in dit geval) [naam maatschap] c.s. Het subonderdeel miskent dat in de casus die ten grondslag lag aan het
Comsys-arrest, de vennootschap waarin alle kosten vielen deze kosten niet volledig doorbelastte aan de vennootschap waarin de baten vielen, en aldus sprake was van een structureel verlieslatende vennootschap. Dat hetzelfde in deze zaak zou gelden voor Xando Nijmegen, is niet vastgesteld. Uit de in rov. 3.5.7 vastgestelde feiten lijkt immers te volgen dat Xando in ieder geval tot en met december 2012 de huur van het pand volledig – naar ik begrijp rechtstreeks aan de hoofdverhuurder (Jobatrust en later [naam maatschap] c.s.) – heeft betaald. Van een onvolledige doorbelasting en daaraan inherente structureel verlieslatende situatie voor Xando Nijmegen behoefde om die reden geen sprake te zijn.
Comsys-arrest te liggen in (i) het niet waarschuwen voor de aan de structuur inherente risico’s en (ii) de keuze om de betreffende activiteiten desondanks voort te zetten. In deze zaak is juist de complicatie dat de structuur (de (onderhuur)constructie) al bestond vóórdat [naam maatschap] c.s. eigenaar werden van het pand. Door de koop/verkoop en eigendomsoverdracht van het pand zijn [naam maatschap] c.s. van rechtswege gebonden geraakt aan de reeds bestaande structuur. Dat [verweerders] op/na dat moment [naam maatschap] c.s. hadden moeten waarschuwen dat zij
gebonden waren geraaktaan de risicovolle structuur ligt minder voor de hand, nu dat aan de gebondenheid immers niets meer had kunnen afdoen. Voor zover er derhalve langs de lijnen van het
Comsys-arrest een waarschuwingsplicht zou moeten worden aangenomen, ligt het voor de hand dat deze plicht in de periode vóór 10 september 2009 (dus voordat [naam maatschap] c.s. het pand in eigendom hebben verkregen) wordt gesitueerd, zodat mag worden aangenomen dat het hof de (gestelde) schending daarvan om die reden in rov. 5.3.1 heeft verworpen. Dat [verweerders] (dan wel [naam maatschap] c.s. [24] ) na 10 september 2009 op enig moment ondanks de (nadelen van de) constructie de keuze hebben gemaakt de constructie ongewijzigd voort te zetten (hetgeen impliceert dat ten minste één van partijen de mogelijkheid had de huurovereenkomst eenzijdig te beëindigen, maar dat niet heeft gedaan) is mij niet gebleken. Het middel verwijst ook niet naar een vindplaats waar deze stelling zou zijn ingenomen. In het licht van het voorgaande faalt de in
subonderdeel 3.1opgenomen rechtsklacht.
subonderdeel 3.2, die inhoudt dat het hof een aantal omstandigheden ten onrechte niet kenbaar in zijn beoordeling zou hebben betrokken. De onder a. tot en met c. genoemde omstandigheden betreffen immers, samengevat, slechts een beschrijving van de, naar de stelling van [naam maatschap] c.s., risicovolle structuur. Nu het ervoor moet worden gehouden dat het hof aansprakelijkheid van [verweerders] op grond van de risicovolle structuur heeft verworpen in rov. 5.3.1 (randnummers 3.14 en 3.21 hiervoor), behoefde het hof deze omstandigheden niet verder in zijn oordeel te betrekken. Het subonderdeel maakt niet duidelijk waarom de omstandigheid dat het pand contractueel de bestemming winkelruimte ten behoeve van Apple-producten had (omstandigheid d.), relevant is in het kader van de gestelde risicovolle structuur. [25] Het oordeel van het hof houdt in de kern in dat [verweerders] geen maatregelen behoefden te nemen om de belangen van [naam maatschap] c.s. te beschermen. Dat [verweerders] dergelijke maatregelen, naar de stelling van [naam maatschap] c.s., ook niet hebben genomen (omstandigheid e.) behoeft gezien dat oordeel dan ook niet meer in de beoordeling te worden betrokken.
Subonderdeel 3.2faalt derhalve, zodat
onderdeel 3vergeefs wordt voorgesteld.
onderdeel 4richt zich tegen rov. 5.3.1-5.3.4.
subonderdeel 4.2.
subonderdeel 2.2, dat alleen op Xando ziet, besprak ik reeds dat het hof ten onrechte niet op deze essentiële stelling(en) heeft gerespondeerd. Een en ander geldt evenzeer voor zover [naam maatschap] c.s. hebben betoogd dat RIS en [verweerder 1] als (indirect) bestuurder van Xando Nijmegen onrechtmatig hebben gehandeld. Ik verwijs kortheidshalve naar de randnummers 3.16-3.18 hiervoor. In het licht van deze ten onrechte onbesproken gelaten essentiële stellingen is het oordeel dat [verweerders] niet onrechtmatig jegens [naam maatschap] c.s. hebben gehandeld onbegrijpelijk, zodat
subonderdeel 4.2in zoverre slaagt. [26]
subonderdelen 2.2 en 4.2(ten dele slagen) en de overige (sub)onderdelen falen. Het bestreden arrest dient derhalve te worden vernietigd.