Conclusie
bedreiging met zware mishandeling” en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Verder heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van de benadeelde partij, een en ander zoals nader in het arrest omschreven.
“Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring
een proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1], nr. PL1500-2014221710-1, d.d. 15 september 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar (…);
een proces-verbaal van verhoor getuige, nr. PL 1500-2014221710-4, d.d, 15 september 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar (…).
Nadere bewijsoverweging
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, ziet de politierechter geen aanleiding om de verklaringen van aangeefster en de getuige onbetrouwbaar te achten. Dat aangeefster niet heeft verklaard dat de getuige ten tijde van het ten laste gelegde ook in de woning aanwezig was, alsook dat een proces-verbaal van bevindingen ontbreekt waaruit blijkt dat een melding na het incident is gedaan, maakt dit oordeel niet anders. De politierechter ziet voorts geen aanknopingspunten in het dossier voor de stelling van de raadsvrouw dat de getuige na de melding door aangeefster erbij is gehaald om haar bij te staan.
als verklaring van de getuige [betrokkene 1]:
[betrokkene 2] was toen (het hof begrijpt: op 15 september 2014) op visite. Hij kwam voor het avondeten, rond 17:00 uur. Na het avondeten werd er op mijn deur geklopt. Ik keek via het spionnetje in de deur en ik zag dat [verdachte] met een mes in haar handen stond. Het was een normaal keukenmes. Ik snijd met een vergelijkbaar mes, bijvoorbeeld vlees. Ze riep dat ik naar buiten moest komen, dat ik de deur open moest doen. [betrokkene 2] zat in de woonkamer. Ik riep [betrokkene 2] om naar de deur te komen en ook te kijken. Hij zag het ook. [verdachte] noemde mij een kanker allochtoon en dat zij mij ging vermoorden.
als verklaring van de getuige [betrokkene 2]:
Rond 17:00 of 18:00 uur (het hof begrijpt: op 15 september 2014) ben ik naar het huis van [betrokkene 1] gegaan om een hapje te eten. Toen [verdachte] aan de deur kwam was ik in de woonkamer. Ik ging naar de deur om te kijken. Ik zag door het gaatje dat [verdachte] in een agressieve positie op de deur klopte en zei dat de deur open moest. Ik zag bijna het hele lichaam van [verdachte]. Zij had een mes bij haar. Het mes was ongeveer zo groot als mijn hand, het was groot genoeg om iemand af te maken. Het leek op een keukenmes. Ik snijd met een vergelijkbaar mes kip of vlees.”
eerste middelkomt op tegen de ontoereikende motivering van de bewezenverklaring. De steller van het middel voert daartoe aan, mede blijkens de toelichting, dat de inhoud van de twee tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen in de door het hof bevestigde aantekening mondeling vonnis van de politierechter, in strijd met art. 359, derde lid, Sv jo. art. 415 Sv, niet is weergegeven in het arrest (terwijl het niet om een bekennende verdachte gaat). Om die reden is de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd en leidt het arrest aan nietigheid, aldus de steller van het middel.
welis weergegeven. [3]
NJ2017/128, m.nt. P.A.M. Mevis. Dit arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
de gehele inhoud daarvan” tot het bewijs is gebezigd. Daarnaast steunt de bewezenverklaring op de aanvullende door het hof tot het bewijs gebezigde (zakelijk weergegeven) verklaringen van de voornoemde aangeefster en getuige, door hen afgelegd bij de raadsheer-commissaris op 26 april 2016.
tweede middelklaagt dat het hof in strijd met art. 359, tweede lid, Sv heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, inhoudende dat de getuigen “
niet geheel betrouwbaar zijn”.
welingegaan op het ter terechtzitting gevoerde verweer. Zodoende heeft het hof, in navolging van de politierechter, overwogen dat en waarom het, in afwijking van de verdediging, wel geloof hecht aan de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de aangeefster en de getuige. Voorts vindt het standpunt van de verdediging dat de getuigen “
niet geheel betrouwbaar zijn”, mede zijn weerlegging in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.