Voetnoten
3.Bedoeld zal zijn: in het jaar 2011.
4.
5.Van 1848 tot 1887 was deze bepaling opgenomen in artikel 172 van de Gw. De bepaling is vervallen in 1972.
6.J.T. Buijs,
7.A.A.H. Struycken,
8.J. Dalhuizen, 'De Kroon en de vrijdom van personele lasten',
9.P.J. Oud,
10.W.L. Schenk, 'De vrijdom van belasting voor de Kroon',
11.Van der Pot,
12.J. Dalhuizen, 'De Kroon en de vrijdom van personele lasten',
13.Rapport van 19 juni 2015. 'Begroting van de Koning, Evaluatie begroting van de Koning en onderzoek rationale van belastingvrijdom en hoogte grondwettelijke uitkeringen', p. 25. Te raadplegen op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/06/19/evaluatie-begroting-van-de-koning.
14.Kamerstuk 10 173 van 18 juni 1969. Het rapport is opgesteld door D. Simons, J. van der Hoeven en J.W. de Pous (de Commissie Simons).
15.Oorspronkelijke voetnoot: P.J. Oud,
16.Oorspronkelijke voetnoot: J. Dalhuizen, 'De Kroon en de vrijdom van personele lasten',
17.Oorspronkelijke voetnoot: Grondwet 1814, artikel 15 en Grondwet 1815, artikel 33, eerste lid.
18.Oorspronkelijke voetnoot: Grondwet 1814, artikel 13: "Bij wet kan worden bepaald, dat aan den Soevereinen Vorst, des verkiezende, tot gedeeltelijke voldoening van het gemelde jaarlijksch inkomen, in vollen eigendom, al patrimonieel goed, zal worden overgegeven zoo veel domeinen, als een zuiver inkomen van vijf tonnen gouds of daaromtrent opbrengen."
19.Oorspronkelijke voetnoot: Artikel 14 luidt: "Behalve het inkomen uit de domeinen, door de Wet van 26 augustus 1822 afgestaan en in 1848 door wijlen Koning Willem II tot Kroondomein aan de Staat teruggegeven, geniet de Koning een jaarlijks inkomen ten laste van 's Rijks kas."
20.
21.
22.
23.
24.H.J. Tijnagel, 'De belastingvrijdom voor de Kroon sinds 1848',
25.Oorspronkelijke voetnoot:
26.Oorspronkelijke voetnoot: Overheidssalarissen werden in Nederland eerst op basis van de Wet tot heffing ener belasting op bedrijfs- en andere inkomsten van 1893 in de belastingheffing betrokken. In de Ordonnantie op het recht van Patent van 1805 en de wet van 21 mei 1819 was namelijk een uitdrukkelijke vrijstelling opgenomen voor: Van overheidswege bezoldigde ambtenaren.
27.Oorspronkelijke voetnoot: E. van Raalte, Staatshoofd en Ministers, blz. 77, Deventer: Kluwer 1971.
28.Oorspronkelijke voetnoot: H.L. Wesseling, 'De Prins van oranje in Parijs' in: Vele ideeën over Frankrijk, blz. 53, Amsterdam: Ooievaar 1999 (vierde druk).
29.Oorspronkelijke voetnoot: A.H.A. Struyken, Het Staatsrecht van het Koninkrijk der Nederlanden, blz. 383, Arnhem: Gouda Quint 1928, en P.J. Oud, Het constitutioneel recht van het Koninkrijk der Nederlanden (deel 1), blz. 206, Zwolle: Tjeenk Willink 1967.
30.Oorspronkelijke voetnoot: Voor vrouwen in 1922.
31.Oorspronkelijke voetnoot: Ten aanzien van extraterritoriale werknemers wordt van oudsher forfaitair aangenomen dat hun inkomen voor 35% c.q. 30% uit een kostenvergoeding bestaat.
32.Oorspronkelijke voetnoot: Ook J. Dalhuizen, 'De Kroon en de vrijdom van personele lasten',
33.Oorspronkelijke voetnoot : J.H. Christiaanse, De inkomstenbelastingvrijstelling van internationale ambtenaren, Deventer: Kluwer 1960.
34.Oorspronkelijke voetnoot: HR 5 januari 1997, nr. 31 312,
35.Oorspronkelijke voetnoot: KB van 26 januari 1999,
36.Oorspronkelijke voetnoot: PbEG 2007 C 303/01. Titel VII, art. 52, Reikwijdte en uitlegging van de gewaarborgde rechten en beginselen.
37.L.G.M. Stevens,
38.H. Vording, 'De fiscale positie van de Koning',
39.Oorspronkelijke voetnoot: Wet van 22 november 1972, houdende regeling van het financieel statuut van het Koninklijk Huis,
40.Oorspronkelijke voetnoot: Zie ook L.G.M. Stevens,
41.Oorspronkelijke voetnoot:
42.Rapport van 19 juni 2015. 'Begroting van de Koning, Evaluatie begroting van de Koning en onderzoek rationale van belastingvrijdom en hoogte grondwettelijke uitkeringen', p. 34. Te raadplegen op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/06/19/evaluatie-begroting-van-de-koning.
43.Oorspronkelijke voetnoot:
44.Oorspronkelijke voetnoot:
45.Oorspronkelijke voetnoot: Handelingen 4 december 2013 MP: Wat mij betreft nemen wij de hele redenering van de belastingvrijdom mee in de evaluatie die wij gaan maken. Laten wij dat afspreken. Dat voorkomt een motie. Die toezegging doe ik nu. Bij de evaluatie zullen wij dus alle voor- en nadelen van de belastingvrijdom betrekken. Ik vrees echter dat de heer Recourt al bekend is met mijn conclusie uit die evaluatie. Daarover kunnen wij dan een debat voeren.
46.Oorspronkelijke voetnoot
47.Rapport van 19 juni 2015. 'Begroting van de Koning, Evaluatie begroting van de Koning en onderzoek rationale van belastingvrijdom en hoogte grondwettelijke uitkeringen', p. 38-39. Te raadplegen op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/06/19/evaluatie-begroting-van-de-koning.
48.Letterlijke tekst van de persconferentie van minister-president Rutte na afloop van de ministerraad op 19 juni 2015. Te raadplegen op: https://www.rijksoverheid.nl/regering/inhoud/bewindspersonen/mark-rutte/documenten/mediateksten/2015/06/19/persconferentie-na-ministerraad-19-juni-2015.
49.Kamerstuk 34 300 I, Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2016, nr. 5, motie van het lid Van Raak c.s., voorgesteld 14 oktober 2015.
50.Memorandum of Understanding on Royal Taxation, maart 2013. Te raadplegen op: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/208633/mou_royal_taxation.pdf
51.Rapport van de commissie tot vereenvoudiging van de loonbelasting en de inkomstenbelasting, Zicht op eenvoud, blz. 29.
52.
53.
54.
55.Inwerkingtreding per 1 april 2005 overeenkomstig art. 5, lid 1, Twaalfde Protocol EVRM. Zie
56.Inwerkingtreding per 23 maart 1976. Zie
57.Hoge Raad 20 oktober 1993, nr. 29183, ECLI:NL:HR:1993:ZC5488, BNB 1993/347, FED 1993/808, BB 1993/829, V-N 1993/4232, 31, WFR 1993/1716. 58.Hoge Raad 5 februari 1997, nr. 31 312 (
59.Hoge Raad 24 juni 2005, nr. 38183 ECLI:NL:HR:2005:AQ7093, BNB 2005/275 met annotatie van Van Leijenhorst, NTFR 2005/862 met annotatie van Groenewegen, V-N 2005/33.28, FED 2005/107, FutD 2005-1228, Belastingblad 2005/853, PW 2005, 21870. 60.Hof Den Bosch 9 november 2006, ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ3930. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen of klachten niet tot cassatie konden leiden (art. 81 Wet RO). Zie hiervoor Hoge Raad 9 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9097 (niet gepubliceerd), 61.EHRM 23 november 2000, nr. 25701/94 (
62.EHRM 11 januari 1992, nr. 17522/90 (
63.EHRM 4 maart 2014, nr. 7552/09 (
64.EHRM 14 november 2006, nrs. 63684/00, 63475/00, 63484/00 en 63468/00 (
65.E. Poelmann,
66.Oorspronkelijke voetnoot: Zie het interview van M.C.J. Kop met R.E.C.M. Niessen,
67.E. Poelmann,
68.Oorspronkelijke voetnoot: Rb. ’s‑Gravenhage 9 november 2006, nr. 06/2792,
69.Oorspronkelijke voetnoot:
70.E. Poelmann,
71.Oorspronkelijke voetnoot:
72.Oorspronkelijke voetnoot:
73.Oorspronkelijke voetnoot:
74.Oorspronkelijke voetnoot: HR 27 maart 1985, nr. 22 528, BNB 1985/164 (concl. Moltmaker), HR 3 juli 1991, nr. 26 464, BNB 1991/295 (concl. Moltmaker, noot J.P. Scheltens), FED 1991/625 (aant. J.A. Smit) en HR 27 juli 1999, nr. 34 548, BNB 1999/403 (concl. R.H. Happé).
75.Oorspronkelijke voetnoot: Zie
76.Oorspronkelijke voetnoot:
77.Oorspronkelijke voetnoot:
78.Oorspronkelijke voetnoot:
79.Die andere leden ontplooien, zoals bekend, diverse activiteiten waarmee zij de Koning in diens werk ondersteunen.
80.Zie mijn bijdrage ‘Betekenis van het Handvest voor het belastingrecht’ aan de bundel Vijf jaar bindend EU-grondrechtenhandvest onder redactie van J. Gerards, H. de Waele en K. Zwaan, Deventer 2015, p. 229-244.
81.Zie onderdeel 5.2.
82.Zie onderdeel 5.3.
83.Zie Comité voor de Rechten van de Mens 25 juli 2005, nr. 1192/2003, BNB 2005/349 met noot Wattel.
84.Zie onderdeel 4.6.
85.Zie onderdelen 4.7 en 4.9.
86.Zie onderdelen 4.7, 4.10 en 4.15.
87.Zie onderdelen 4.5, 4.7 en 4.15.
88.Zie onderdeel 4.15 en 4.16.
89.Zie onderdelen 4.7 en 4.8.
90.Zie onderdeel 4.16 en 4.18.
91.Zie onderdeel 4.17.
92.Zie onderdelen 4.15, 4.16, 4.18 en 4.20.
93.Zie onderdelen 4.8, 4.15, 4.19, 4.20 en 4.25.
94.Zie onderdeel 4.15.
95.Zie onderdeel 4.24.
96.Zie onderdelen 4.15 en 4.16.
98.Zie onderdelen 4.28-4.31.
99.Zie onderdeel 5.8.
100.Zie de literatuurverwijzingen in R.E.C.M. Niessen,