Conclusie
Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
1.Inleiding
Feiten en procesverloop bij het Hof
Parket bij de Hoge Raad
In deze procedure heeft de Provincie Zuid-Holland beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 24 juni 2014, nr. 200.129.457/01, in een zaak die samenhangt met vier andere onteigeningszaken. De Hoge Raad had eerder op 28 september 2012 een arrest gewezen in een cassatieberoep van de onteigende partij tegen een vonnis van de Rechtbank te Dordrecht. De zaak betreft de vaststelling van de schadeloosstelling voor de onteigening van gronden voor de aanleg van een rotonde en de provinciale weg N217. De Hoge Raad had overwogen dat de Rechtbank had moeten onderzoeken of het bestemmingsplan N217 relevant was voor de waardering van de onteigende gronden. Na verwijzing heeft het Hof geoordeeld dat het bestemmingsplan N217 geëlimineerd moest worden bij de bepaling van de schadeloosstelling. Het Hof heeft de waarde van het onteigende vastgesteld op € 27,50 per m2, zonder nader deskundigenonderzoek, wat door de Provincie in cassatie is bestreden. De Provincie heeft drie klachten ingediend, waaronder de schending van het recht en onvoldoende motivering van het Hof. De Hoge Raad heeft de klachten van de Provincie verworpen, waarbij het Hof voldoende gemotiveerd heeft dat de financiële en economische crisis ten tijde van de peildatum niet relevant was voor de waardebepaling. De totale schadeloosstelling voor Bouwfonds is vastgesteld op € 194.080,-, te vermeerderen met wettelijke rente.