Conclusie
12/05225
mr. Van Peursem
Zitting: 1 november 2013
Conclusie inzake:
1. [verzoekster 1]
2. [verzoeker 2]
(hierna (gezamenlijk): [verzoeker] c.s.)
verzoekers tot cassatie
tegen
de naamloze vennootschap Arubags & More N.V.
(hierna: Arubags)
verweerster in cassatie
Inzet van deze Arubaanse IE-inbreukzaak is de uitleg van de stellingen van partijen door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna ook: het Hof). Meer in het bijzonder gaat het in cassatie over de vraag of er naast een merkenrechtelijke grondslag ook een auteursrechtelijke grondslag is voor de vorderingen van Arubags, preciezer: of sprake is van verboden aanvulling door het Hof, die een verrassingsbeslissing en/of onbegrijpelijkheid oplevert. Ik meen dat de cassatieklachten gegrond zijn.
1. Feiten [1] en procesverloop
1.1 In of omstreeks week 45 van 2010 zijn in de winkels van [verzoeker] c.s. tassen aangetroffen waarbij het woord “Aruba” over de gehele tas is gebruikt. Die tassen zelf zijn identiek aan tassen die worden verkocht door Arubags.
1.2 De als prod. 1 bij de pleitnota van [verzoeker] c.s. in eerste aanleg overgelegde verklaring van leverancier [betrokkene 1] van 30 maart 2011 vermeldt, zakelijk weergegeven en vertaald naar het Nederlands:
“Vanaf 2004 werkt ons bedrijf samen met [verzoekster 1]. Wij leveren haar vanaf die tijd onder meer grote en kleine (strand)tassen, paspoorthouders en portemonnees voorzien van logo’s zoals Aruba Aruba Aruba, I Love Aruba etc.”
1.3 Bij verzoekschrift van 20 december 2010 heeft Arubags bij het Gerecht onder inroeping van een tweetal in Aruba ingeschreven merkrechten jegens [verzoeker] c.s. een merkinbreukverbod gevorderd, alsmede een aan [verzoeker] c.s. op te leggen verbod tot onrechtmatig handelen, met verscheidene nevenvorderingen, alles met dwangsom versterkt, voorts een voorschot op schadevergoeding en kosten rechtens.
1.4 Aan haar vorderingen heeft Arubags ten grondslag gelegd dat [verzoeker] c.s. in 2010 in hun winkels, zonder toestemming harerzijds, tassen hebben verhandeld, waarbij het woord “Aruba” over de gehele tas is gebruikt. Arubags stelt sinds 10 juni 2010 rechthebbende te zijn op een gecombineerd woord-/beeldmerk, in Aruba aangeduid met: beeld- en combimerk, waarbij gebruik wordt gemaakt van het woord “Aruba” en het “concept van het handelsmerk Robin Ruth”.
1.5 Bedoeld gecombineerd woord-/beeldmerk “Aruba” is als volgt ingeschreven, onder meer voor tassen in klasse 18:
(Afbeelding niet beschikbaar)
Het gecombineerde woord-/beeldmerk “Robin Ruth” is als volgt ingeschreven, eveneens voor onder meer tassen in klasse 18:
(Afbeelding niet beschikbaar)
1.6 Er blijkt een internationale registratie van een exact overeenstemmend woord-/beeldmerk “Robin Ruth” te staan op naam van [betrokkene 2] onder nummer [001], onder meer voor tassen in klasse 18 en sinds 13 september 2006 en met onder meer designatie Nederlandse Antillen (prod. 6 beroepschrift). Op 16 maart 2011 (drie maanden na aanvang van de onderhavige procedure) is het Arubaanse “Robin Ruth” merk door Arubags bij akte overgedragen aan [betrokkene 2] (prod. 7 beroepschrift) [2] .
1.7 [verzoeker] c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
1.8 Na de mondelinge behandeling van de zaak op 24 mei 2011, heeft het Gerecht bij (eind)beschikking van 16 augustus 2011 de vorderingen van Arubags afgewezen op grond van het door [verzoeker] c.s. gestelde eerdere gebruik van het teken “Aruba” door hen, voorafgaand aan het depot door Arubags en de inschrijving als Arubaans merk op naam van Arubags. Daartoe overwoog het Gerecht als volgt. Het ging veronderstellenderwijs uit van een (geldig) “onderscheidend beeld-merk, dat het woord Aruba en het concept van het handelsmerk Robin Ruth behelst” (rov. 4.1). Vervolgens stelt het Gerecht vast dat het Aruba-merk is ingeschreven op naam van Arubags sinds 10 juni 2010 [3] , zodat krachtens art. 2 lid 1 jo. lid 3 Merkenverordening Arubags in beginsel merkengerechtigd is tot dit teken. Het Gerecht vervolgt in de centrale overwegingen 4.3-4.5 als volgt:
“4.3 Verweerders stellen dat sprake is van voorgebruik door hen van het beeldmerk vanaf 2004, welke stelling zij hebben onderbouwd met de onder 2.2. vermelde verklaring van hun leverancier van de door verweerders bestreden handelswaar. Arubags heeft (de juistheid en de betrouwbaarheid van ) die verklaring niet of onvoldoende bestreden. Arubags heeft in dit verband opgemerkt dat zij die leverancier wel zou willen horen, maar niet meer dan dat. Dat betekent dat, als niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, vast komt te staan dat de bestreden handelswaar van verweerders reeds was voorzien van het beeldmerk, op het moment dat Arubags dat registreerde of liet inschrijven bij het Arubaanse Bureau voor de intelligente (bedoel is: intellectuele, A-G) eigendom op 10 juni 2010. Dat voorgebruik staat op de voet van het eerste lid van artikel 2 van de Merkenverordening aan het recht tot uitsluitend gebruik van het beeldmerk door Arubags in de weg.
4.4 Ter zitting heeft Arubags nog nader gesteld dat zij met betrekking tot het merk Robin Ruth een (feitelijke) licentie heeft en dat het beeldmerk (ook met andere woorden dan Aruba) al geruime tijd juridisch eigendom is van ene [betrokkene 2], ten aanzien waarvan Arubags als distributeur krachtens artikel 10.5 van de distributieovereenkomst gerechtigd is om op te treden tegen inbreuken daarop. Die door verweerders betwiste stelling wordt, wat daarvan ook zij, gepasseerd omdat die onvoldoende is onderbouwd. Het had in dit verband op de weg gelegen van Arubags om op zijn minst de overeenkomst, waarop zij zich beroept, in het geding te brengen. Hier komt nog bij dat voldoende helder gesteld noch gebleken is vanaf wanneer en waar precies het beeldmerk (me andere woorden dan Aruba) elders dan in Aruba is ingeschreven of geregistreerd.
4.5 Vorenstaande brengt mee dat alle overige stellingen van partijen onbesproken kunnen blijven en dat het door Arubags gevorderde integraal zal worden afgewezen.”
1.9 Arubags is van voornoemde beschikking, door het Hof – in cassatie onbestreden – aangeduid als vonnis [4] , in hoger beroep gekomen. [verzoeker] c.s. hebben in persoon verweer gevoerd en partijen – [verzoeker] c.s. niet bijgestaan door een advocaat of gemachtigde – hebben de zaak nader toegelicht tijdens de pleidooien van 15 mei 2012. De pleitnota’s bevinden zich bij de stukken.
1.10 Bij (eind)vonnis van 14 augustus 2012, heeft het Hof de bestreden uitspraak van het Gerecht vernietigd en de vorderingen van Arubags goeddeels toegewezen. Dit niet op merkenrechtelijke, maar op auteursrechtelijke grondslag. Kort gezegd heeft het Hof daartoe aangenomen dat Arubags zich in hoger beroep ook op
aan haar overgedragenauteursrecht heeft beroepen en heeft gesteld dat de litigieuze tassen daar inbreuk op maakten. Het Hof laat de merkenrechtelijke claim verder inhoudelijk onbesproken en doet de zaak af op auteursrechtinbreuk. Het Hof legt [verzoeker] c.s. op straffe van verbeurte van aan maximum verbonden dwangsommen een auteursrechtinbreukverbod op met nevenvorderingen, alsmede een veroordeling tot bij staat op te maken schadevergoeding, alsmede in de proceskosten.
aan haar overgedragenauteursrecht heeft beroepen en heeft gesteld dat de litigieuze tassen daar inbreuk op maakten. Het Hof laat de merkenrechtelijke claim verder inhoudelijk onbesproken en doet de zaak af op auteursrechtinbreuk. Het Hof legt [verzoeker] c.s. op straffe van verbeurte van aan maximum verbonden dwangsommen een auteursrechtinbreukverbod op met nevenvorderingen, alsmede een veroordeling tot bij staat op te maken schadevergoeding, alsmede in de proceskosten.
1.11 [verzoeker] c.s. hebben tegen het vonnis van het Hof van 14 augustus 2012 tijdig [5] beroep in cassatie ingesteld. Arubags heeft geconcludeerd tot verwerping. Arubags heeft haar respectieve standpunten vervolgens schriftelijk doen toelichten, waarna [verzoeker] c.s. nog hebben gerepliceerd.
2.Bespreking van het cassatiemiddel
2.1
[verzoeker] c.s. hebben één middel van cassatie voorgedragen met 4 onderdelen (onder 1-4), voorafgegaan door een inleiding (onder 0).
2.2
Het middel is in de onderdelen 1-3 gericht tegen rov. 5.6:
“Arubags doet in hoger beroep eveneens een beroep op een aan haar overgedragen auteursrecht ten aanzien van de Robin Ruth-tassen (beroepschrift onder 11, in verbinding met productie 8 sub 10).”
2.3
Onderdeel 1klaagt dat het Hof ten onrechte auteursrechtinbreuk aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd, omdat dit in strijd is met het door art. 6 EVRM erkende en naar het recht van het land Aruba (mede gelet op art. 52 en art. 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Aruba (hierna: RvA) vigerende
verdedigingsbeginselen/of de van het Hof als (appel)rechter op grond van art. 52 RvA (en art. 128 RvA)
te vergen lijdelijkheidten opzichte van partijen. Volgens de klacht heeft Arubags in haar beroepschrift onder 2-4
alleen een beroep gedaanop een haar toekomend
merkrechtop tassen. In haar door het Hof in rov. 5.6 aangehaalde passage uit haar beroepschrift onder 11 in verbinding met productie 8 sub 10 (een licentieovereenkomst) beroept Arubags zich
alleen op auteursrecht ter weerlegging van het beroep op merkenrechtelijk relevant voorgebruik, dat het Gerecht had gehonoreerd en aan afwijzing van de vorderingen van Arubags ten grondslag had gelegd. In het door [verzoeker] c.s. zelf (niet bijgestaan door een gemachtigde of advocaat) opgestelde verweerschrift wordt volgens het onderdeel ook niet ingegaan op deze stelling dat een
auteursrecht van een derde in de weg staat aan merkenrechtelijk relevant voorgebruik. In haar pleitnota in appel heeft Arubags gesteld dat “het gaat om de vraag of sprake is van
voorgebruik”en zij heeft uitsluitend dáárover stellingen aangevoerd. Zij heeft geen (inbreuk op een) haar toekomend auteursrecht aan haar vorderingen ten grondslag gelegd, terwijl [verzoeker] c.s. bij pleidooi in appel (zonder bijstand van een gemachtigde) het gestelde auteursrecht vervolgens inhoudelijk hebben betwist. Volgens het eerste deel van onderdeel 1 mocht het Hof hier geen auteursrechtinbreuk aan de vorderingen van Arubags ten grondslag leggen. Althans is volgens het tweede deel van onderdeel 1 hoe dan ook de uitleg van de gedingstukken door het Hof onbegrijpelijk dat Arubags - voldoende kenbaar voor [verzoeker] c.s. - een auteursrecht (van [betrokkene 2]) aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd.
verdedigingsbeginselen/of de van het Hof als (appel)rechter op grond van art. 52 RvA (en art. 128 RvA)
te vergen lijdelijkheidten opzichte van partijen. Volgens de klacht heeft Arubags in haar beroepschrift onder 2-4
alleen een beroep gedaanop een haar toekomend
merkrechtop tassen. In haar door het Hof in rov. 5.6 aangehaalde passage uit haar beroepschrift onder 11 in verbinding met productie 8 sub 10 (een licentieovereenkomst) beroept Arubags zich
alleen op auteursrecht ter weerlegging van het beroep op merkenrechtelijk relevant voorgebruik, dat het Gerecht had gehonoreerd en aan afwijzing van de vorderingen van Arubags ten grondslag had gelegd. In het door [verzoeker] c.s. zelf (niet bijgestaan door een gemachtigde of advocaat) opgestelde verweerschrift wordt volgens het onderdeel ook niet ingegaan op deze stelling dat een
auteursrecht van een derde in de weg staat aan merkenrechtelijk relevant voorgebruik. In haar pleitnota in appel heeft Arubags gesteld dat “het gaat om de vraag of sprake is van
voorgebruik”en zij heeft uitsluitend dáárover stellingen aangevoerd. Zij heeft geen (inbreuk op een) haar toekomend auteursrecht aan haar vorderingen ten grondslag gelegd, terwijl [verzoeker] c.s. bij pleidooi in appel (zonder bijstand van een gemachtigde) het gestelde auteursrecht vervolgens inhoudelijk hebben betwist. Volgens het eerste deel van onderdeel 1 mocht het Hof hier geen auteursrechtinbreuk aan de vorderingen van Arubags ten grondslag leggen. Althans is volgens het tweede deel van onderdeel 1 hoe dan ook de uitleg van de gedingstukken door het Hof onbegrijpelijk dat Arubags - voldoende kenbaar voor [verzoeker] c.s. - een auteursrecht (van [betrokkene 2]) aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd.
2.4
Onderdeel 2klaagt dat het oordeel van het Hof dat Arubags in appel een beroep doet op een “aan haar overgedragen
”auteursrecht ten aanzien van de Robin Ruth tassen (en zo’n auteursrecht heeft en daarop haar vorderingen baseert) verder onjuist, onbegrijpelijk en/of ontoereikend is gemotiveerd. Het Hof mocht volgens het onderdeel, mede gelet op art. 52 en/of art. 128 RvA, zo’n overdracht niet “spontaan” bijbrengen, laat staan als grondslag voor de vorderingen van Arubags, nu immers Arubags daarover niets heeft gesteld en zij, in tegendeel, heeft gewezen op een auteursrecht van een ander - [betrokkene 2] - op het ontwerp voor deze Robin Ruth tassen, wat een aan Arubags toekomend auteursrecht uitsluit. In elk geval is de uitleg van het Hof van de gedingstukken volgens dit onderdeel onbegrijpelijk. In de door het Hof aangehaalde prod. 8, onder 10, een “Sub-license and exclusive distribution agreement” tussen RND en Arubags, valt het tegendeel te lezen van een auteursrechtoverdracht aan Arubags. Art. 10.1 van deze overeenkomst laat geen misverstand dat, zoals Arubags zelf ook heeft gesteld, [betrokkene 2] rechthebbende is en bleef op alle IE-rechten. Uit art. 10.3 valt uitsluitend af te leiden dat aan Arubags een gebruiksrecht is verleend ten aanzien van een merkrecht (zoals ook valt af te leiden uit rov. 4.4. van de beschikking van het Gerecht) en waaruit volgt dat die (andere) stelling door [verzoeker] c.s. is bestreden. Tegen deze achtergrond kon het Hof bij raadpleging van het, door Arubags niet ingeroepen, art. 10 van deze overeenkomst volgens het onderdeel niet tot de conclusie komen dat Arubags een auteursrecht overgedragen had gekregen.
”auteursrecht ten aanzien van de Robin Ruth tassen (en zo’n auteursrecht heeft en daarop haar vorderingen baseert) verder onjuist, onbegrijpelijk en/of ontoereikend is gemotiveerd. Het Hof mocht volgens het onderdeel, mede gelet op art. 52 en/of art. 128 RvA, zo’n overdracht niet “spontaan” bijbrengen, laat staan als grondslag voor de vorderingen van Arubags, nu immers Arubags daarover niets heeft gesteld en zij, in tegendeel, heeft gewezen op een auteursrecht van een ander - [betrokkene 2] - op het ontwerp voor deze Robin Ruth tassen, wat een aan Arubags toekomend auteursrecht uitsluit. In elk geval is de uitleg van het Hof van de gedingstukken volgens dit onderdeel onbegrijpelijk. In de door het Hof aangehaalde prod. 8, onder 10, een “Sub-license and exclusive distribution agreement” tussen RND en Arubags, valt het tegendeel te lezen van een auteursrechtoverdracht aan Arubags. Art. 10.1 van deze overeenkomst laat geen misverstand dat, zoals Arubags zelf ook heeft gesteld, [betrokkene 2] rechthebbende is en bleef op alle IE-rechten. Uit art. 10.3 valt uitsluitend af te leiden dat aan Arubags een gebruiksrecht is verleend ten aanzien van een merkrecht (zoals ook valt af te leiden uit rov. 4.4. van de beschikking van het Gerecht) en waaruit volgt dat die (andere) stelling door [verzoeker] c.s. is bestreden. Tegen deze achtergrond kon het Hof bij raadpleging van het, door Arubags niet ingeroepen, art. 10 van deze overeenkomst volgens het onderdeel niet tot de conclusie komen dat Arubags een auteursrecht overgedragen had gekregen.
2.5
Onderdeel 3voegt daaraan toe dat aan het voorgaande niet kan afdoen dat [verzoeker] c.s. bij pleidooi in appel het bestaan van een auteursrecht hebben bestreden. Dat betoog respondeerde immers uitsluitend op het in de context van een merkenrechtelijk relevant voorgebruik gedane beroep op een auteursrecht van een ander. [verzoeker] c.s. hadden volgens het onderdeel geen enkele aanleiding te bestrijden dat Arubags zelf een auteursrecht toekwam, omdat Arubags daarop geen (kenbaar) beroep had gedaan.
2.6
Onderdeel 4is een voortbouwende klacht en voert alleen aan dat op grond van het voorgaande ook de oordelen en de beslissingen van het Hof in rov. 5.7-5.14 en het dictum niet in stand kunnen blijven.
Inleiding
merkenrechtelijk
2.7
Voorop staat dat het Arubaanse merkenrecht aanzienlijk afwijkt van het merkenrecht in de overige landen van het koninkrijk. De Merkenverordening (Afkondigingsblad van Aruba (hierna: AB) 1989, nr. GT 46) gaat evenals de Antilliaanse Merkenlandsverordening van 1961 en de (oude) Nederlandse Merkenwet van 1893 dat deden, uit van een declaratief stelsel [6] in plaats van een depot- of aanvraagstelsel (
first to usei.p.v.
first to file). Naar Arubaans merkenrecht ontstaat recht op een merk door eerste gebruik van een teken in Aruba [7] , en niet pas na depot/aanvrage gevolgd door inschrijving/registratie. Inschrijving van een merk in Aruba levert zodoende niet meer dan een weerlegbaar vermoeden van eerste gebruik op [8] . Dat is de reden dat [verzoeker] c.s. zich in deze zaak hebben ingespannen aan te tonen dat Arubags niet als eerste gebruik van het gestileerde Aruba-teken op tassen heeft gemaakt. Dat hebben zij gedaan door te wijzen op hun, in de in feitelijke instanties gewezen uitspraken met “voorgebruik [9] ” aangeduide, aan het depot van Arubags voorafgaande gebruik van dit teken op tassen in de beginjaren van deze eeuw (2002 en 2004), voorafgaand aan het depot door Arubags in 2010.
first to usei.p.v.
first to file). Naar Arubaans merkenrecht ontstaat recht op een merk door eerste gebruik van een teken in Aruba [7] , en niet pas na depot/aanvrage gevolgd door inschrijving/registratie. Inschrijving van een merk in Aruba levert zodoende niet meer dan een weerlegbaar vermoeden van eerste gebruik op [8] . Dat is de reden dat [verzoeker] c.s. zich in deze zaak hebben ingespannen aan te tonen dat Arubags niet als eerste gebruik van het gestileerde Aruba-teken op tassen heeft gemaakt. Dat hebben zij gedaan door te wijzen op hun, in de in feitelijke instanties gewezen uitspraken met “voorgebruik [9] ” aangeduide, aan het depot van Arubags voorafgaande gebruik van dit teken op tassen in de beginjaren van deze eeuw (2002 en 2004), voorafgaand aan het depot door Arubags in 2010.
2.8
Een andere inleidende opmerking betreft de Robin Ruth tassen afkomstig van Arubags en de gewraakte inbreukmakende tassen van [verzoeker] c.s.. Beide zijn ten pleidooie in appel getoond (vgl. rov. 5.9 en 5.10 vonnis Hof) – een in IE-procedures vrij gebruikelijke gang van zaken, maar in cassatie niet (meer) voorhanden. Dat is in die zin een handicap, dat uit het dossier niet aanstonds duidelijk wordt, welke rol de
tweeingeroepen gecombineerde woord-/beeldmerken (“Aruba” enerzijds en “Robin Ruth” anderzijds) en met name hun
interactie(vlg. het raadselachtige “gebruikmaking van het concept van het merk Robin Ruth”) nu precies spelen.
tweeingeroepen gecombineerde woord-/beeldmerken (“Aruba” enerzijds en “Robin Ruth” anderzijds) en met name hun
interactie(vlg. het raadselachtige “gebruikmaking van het concept van het merk Robin Ruth”) nu precies spelen.
Ik doe een poging dit helder te krijgen.
Bij verweerschrift in appel zijn de volgende (hier verkleind weergegeven) kopieën van foto’s overgelegd door [verzoeker] c.s. van tassen met Aruba-opdruk die zij stellen te verkopen:
Afbeeldingen van de door Arubags op Aruba gevoerde Robin Ruth tassen ontbreken in het dossier.
Bij inleidend verzoekschrift stelt Arubags onder 2 (in letterlijk dezelfde bewoordingen herhaald in haar pleitnota in eerste aanleg onder 1 en (met vervanging van het woord “gedaagden” door “geïntimeerden”) onder 2 van het beroepschrift en ten slotte opnieuw in de 7e alinea van haar pleitnota in hoger beroep):
“In of omstreeks de week 45 van 2010 is bij gedaagden in hun shops aangetroffen tassen waarbij het woord “Aruba” over de gehele tas is gebruikt. Eiseres is sinds 10 juni 2010 rechthebbende op een beeld- en combi-merk (
productie 4). Hierbij is gebruik gemaakt van het woord “Aruba” en het concept van het trademerk van Robin Ruth (
productie 5).”
productie 4). Hierbij is gebruik gemaakt van het woord “Aruba” en het concept van het trademerk van Robin Ruth (
productie 5).”
Aanschouwing van de overgelegde inschrijvingen (vgl. hiervoor in 1.5) maakt niet inzichtelijk wat bedoeld kan zijn met “het concept van het trademerk Robin Ruth”. Het Gerecht neemt in rov. 4.1 veronderstellenderwijs aan “dat de (…) tassen zijn voorzien van een onderscheidend beeldmerk, dat het woord Aruba en het concept van het handelsmerk Robin Ruth behelst”, zonder nader inhoudelijk op dat “concept” in te gaan, nu het Gerecht dat in zijn wijze van afdoen in het midden kon laten.
Als daarbij rov. 5.9 en 5.10 van het Hof worden betrokken wordt evenwel duidelijk wat bedoeld moet zijn:
5.9.
Ter zitting zijn originele Robin Ruth-tassen getoond en pretense namaaktassen. Bij de pretense namaaktassen is niet van het Robin Ruth-teken (producties 5-6 van het beroepschrift) gebruik gemaakt. Wat dit teken betreft is derhalve geen sprake van een auteursrechtinbreuk.
5.10.
Voor het overige komen de door [verzoeker] c.s. verkochte pretense namaaktassen en de door Arubags verkochte originele Robin Ruth-tassen visueel (maar niet wat betreft de kwaliteit van de uitvoering) overeen.
Ik begrijp deze feitelijke vaststelling van het Hof in het licht van de overige gedingstukken aldus, dat de
tassen afkomstig van de pretense merkhoudster Arubagsniet alleen op de tassen zelf voorzien zijn van een print met de gestileerde woorden ARUBA, herhaald weergegeven over het hele tasoppervlak (kennelijk op dezelfde wijze als de hiervoor in dit nummer afgebeelde print op de tassen van [verzoeker] c.s.), maar daarnaast ook van een kaartje of label, bevestigd aan de tassen, met daarop een afbeelding van het ingeroepen woord-/beeldmerk Robin Ruth. Bij verweerschrift in appel hebben [verzoeker] c.s. namelijk als voorbeeld van deze wijze van hanteren van het merk Robin Ruth de volgende afbeelding overgelegd (met tassen voorzien van de opdruk “Abu Dhabi” en “Dubai” in eenzelfde soort opmaak als de “Aruba”- print die in deze procedure centraal staat):
tassen afkomstig van de pretense merkhoudster Arubagsniet alleen op de tassen zelf voorzien zijn van een print met de gestileerde woorden ARUBA, herhaald weergegeven over het hele tasoppervlak (kennelijk op dezelfde wijze als de hiervoor in dit nummer afgebeelde print op de tassen van [verzoeker] c.s.), maar daarnaast ook van een kaartje of label, bevestigd aan de tassen, met daarop een afbeelding van het ingeroepen woord-/beeldmerk Robin Ruth. Bij verweerschrift in appel hebben [verzoeker] c.s. namelijk als voorbeeld van deze wijze van hanteren van het merk Robin Ruth de volgende afbeelding overgelegd (met tassen voorzien van de opdruk “Abu Dhabi” en “Dubai” in eenzelfde soort opmaak als de “Aruba”- print die in deze procedure centraal staat):
De
beweerdelijk inbreukmakende tassen van [verzoeker] c.s.waren
nietvoorzien van zo’n kaartje/label [10] , maar zijn overigens, aldus het hof, op de kwaliteit na visueel identiek aan de tassen van Arubags (waarvan als gezegd verder geen afbeeldingen in het dossier voorkomen). Gelet op de overgelegde afbeelding van Dubai- en Abu Dhabi-tassen en de feitelijke vaststelling van het hof dat de Arubags-tassen uit Aruba qua print op de tassen visueel identiek zijn aan die van [verzoeker] c.s. (waarvan de hiervoor weergegeven foto’s zijn overgelegd), begrijp ik het eerder bedoelde “concept van het merk Robin Ruth” als: het herhaald weergeven van een plaats- of landennaam in gestileerde vorm volgens het patroon van de “Aruba” merkinschrijving over de hele tas (met inbegrip van de hengsels/schouderband). Robin Ruth tassen worden blijkbaar met verschillende plaats-/landnamen op de markt gebracht (er zitten ook afbeeldingen in de producties van soortgelijke tassen met als opdruk “Germany”, “Punta del Este”, “Johannesburg” en als ik het goed zie “Macao” (het kan ook “Monaco” zijn), prod. 5 verweerschrift in appel). Een blik op de Robin Ruth website [11] lijkt dat te bevestigen.
beweerdelijk inbreukmakende tassen van [verzoeker] c.s.waren
nietvoorzien van zo’n kaartje/label [10] , maar zijn overigens, aldus het hof, op de kwaliteit na visueel identiek aan de tassen van Arubags (waarvan als gezegd verder geen afbeeldingen in het dossier voorkomen). Gelet op de overgelegde afbeelding van Dubai- en Abu Dhabi-tassen en de feitelijke vaststelling van het hof dat de Arubags-tassen uit Aruba qua print op de tassen visueel identiek zijn aan die van [verzoeker] c.s. (waarvan de hiervoor weergegeven foto’s zijn overgelegd), begrijp ik het eerder bedoelde “concept van het merk Robin Ruth” als: het herhaald weergeven van een plaats- of landennaam in gestileerde vorm volgens het patroon van de “Aruba” merkinschrijving over de hele tas (met inbegrip van de hengsels/schouderband). Robin Ruth tassen worden blijkbaar met verschillende plaats-/landnamen op de markt gebracht (er zitten ook afbeeldingen in de producties van soortgelijke tassen met als opdruk “Germany”, “Punta del Este”, “Johannesburg” en als ik het goed zie “Macao” (het kan ook “Monaco” zijn), prod. 5 verweerschrift in appel). Een blik op de Robin Ruth website [11] lijkt dat te bevestigen.
procesrechtelijk [12]
2.9
Over de lijdelijkheid van de burgerlijke rechter in Aruba als inleiding het volgende. Art. 52 RvA bepaalt dat “rechters (…) bij hun beraadslagingen van ambtswege de rechtsgronden aan(vullen), die partijen niet hebben aangevoerd”, vergelijkbaar met art. 25 Rv in Nederland. Art. 128 RvA luidt als volgt:
1. Tenzij uit de wet anders voortvloeit, legt de rechter slechts die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag, die in het geding te zijner kennis zijn gekomen of zijn gesteld, en die overeenkomstig de voorschriften van deze en de volgende afdelingen zijn komen vast te staan. Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende betwist, beschouwt de rechter als vaststaand, behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat.
2. Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid, alsmede algemene ervaringsregels mogen door de rechter aan zijn beslissing ten grondslag worden gelegd, ongeacht of zij zijn gesteld, en behoeven geen bewijs.
Dit artikel is verwant aan art. 149 Rv in Nederland. Kort gezegd houdt deze wettelijke regeling (in Aruba en in Nederland) in dat de rechter ambtshalve rechtsgronden moet aanvullen, maar dat niet met rechtsfeiten of feitelijke gronden mag doen [13] . Dit is de weerslag van de partijautonomie en de lijdelijkheid van de burgerlijke rechter [14] .
2.1
Maar het karakter van de Arubaanse appelrecht brengt wel een aantal bijzonderheden mee. Het volstaat om daaromtrent voorop te stellen dat een appellant bij het Hof niet verplicht, maar wel bevoegd is grieven aan te voeren (art. 271 RvA [15] ; dit geldt ook voor verzoekschriftprocedures, zie art. 429o lid 1 RvA [16] ). Het grievenstelsel zoals we dat in Nederland kennen, geldt niet in Aruba. Daar geldt een “afgezwakt grievenstelsel”, zoals Lewin dat noemt [17] . Art. 269 RvA bepaalt verder dat het hoger beroep van het eindvonnis als regel [18] tot gevolg heeft dat de hogere rechter ook kennis neemt van en oordeelt over de aan dat vonnis voorafgegane vonnissen en beschikkingen. Dat speelt niet in de onderhavige zaak, maar geeft wel aan dat de positie van de appelrechter in een Arubaanse zaak verschilt van een Nederlandse appelrechter. Belangrijk is dat het Hof volgens art. 281a RvA discretionaire bevoegdheid heeft ambtshalve recht te doen, “indien terzake geen middel is voorgesteld”. Datzelfde geldt voor verzoekschriftprocedures, art. 429q lid 6 RvA. Lewin [19] wijst erop dat het begrip “ambtshalve” hier eigenlijk niet juist is, omdat het Hof slechts recht doet naar aanleiding van een ingesteld hoger beroep, dus niet ambtshalve. Het Hof is zodoende, anders dan in Nederland, bevoegd buiten de (eventueel aangevoerde) grieven (en kwesties van openbare orde) om tot vernietiging van de bestreden uitspraak te komen. Het betreft vanwege gebruik van het woord “kan” geen verplichting. Deze bevoegdheid geldt ook voor zaken die met een beschikking eindigen [20] . Dit stelsel (geen verplichte grieven, ook tussenvonnissen meenemen en discretionaire bevoegdheid van de appelrechter buiten de grieven om te vernietigen) houdt verband met het feit dat in Aruba in eerste aanleg en in hoger beroep geen verplichte procesvertegenwoordiging bestaat [21] . Met het instellen van hoger beroep is de zaak in beginsel in volle omvang aan het oordeel van de hoger beroepsrechter onderworpen, waarbij de rechter niet gebonden is aan de grieven. Lewin [22] vat de ambtshalve bevoegdheden van de appelrechter in het kader van het afgezwakte grievenstelsel als volgt samen:
“1. het hof mag, anders dan in Nederland in beginsel geldt, zijn eigen oordeel in de plaats stellen van een voor de appellant ongunstig oordeel van het Gerecht (…), die niet door een grief is bestreken (de eerste ambtshalve bevoegdheid); anderzijds mag het een dergelijke beslissing in stand laten;
2. in het geval dat een beslissing niet in strijd is met een bepaling van openbare orde, mag het Hof, anders dan in Nederland, de bestreden uitspraak niettemin buiten de grieven om vernietigen (de tweede ambtshalve bevoegdheid).”
De appelrechter mag echter niet in strijd handelen met het fundamentele beginsel dat partijen over de wezenlijke elementen die ten grondslag liggen aan de rechterlijke beslissing, voldoende moeten zijn gehoord en niet mogen worden verrast met een beslissing waarmee zij, gelet op het verloop van het processuele debat, geen rekening behoefden te houden [23] . In de woorden van Lewin, diss. p. 168: “Een beslissing is een ontoelaatbare verrassingsbeslissing indien zij naar objectieve maatstaven onvoldoende aansluit op het partijdebat en/of op eerdere overwegingen van de rechter. Het beginsel vloeit voort uit het beginsel van hoor en wederhoor.”
Auteursrechtelijke grondslag?
2.11
Het Hof heeft in rov. 5.6 overwogen dat Arubags in hoger beroep eveneens een beroep heeft gedaan op een
aan haar overgedragen auteursrechtten aanzien van het in de Robin Ruth tassen belichaamde werk.
aan haar overgedragen auteursrechtten aanzien van het in de Robin Ruth tassen belichaamde werk.
2.12
Dat is onjuist, althans onbegrijpelijk en levert een ontoelaatbare verrassingsbeslissing op. Arubags heeft aan haar vorderingen alleen
merkinbreuk, althans
onrechtmatig handelen(dat laatste zonder verdere duiding of uitwerking) ten grondslag gelegd, geen inbreuk op een
aan haar zelf toekomend auteursrecht. De enige manier waarop Arubags auteursrecht (van een derde, niet van haar zelf) naar voren heeft gebracht is de volgende. Het verweer van [verzoeker] c.s. in eerste aanleg dat Arubags niet merkengerechtigd is naar Arubaans recht, omdat niet zij, maar [verzoeker] c.s. eerste gebruikers op Aruba zouden zijn sinds 2004 van het Aruba-teken op tassen, is gehonoreerd door het Gerecht (op basis van een schriftelijke verklaring van een leverancier van [verzoeker] c.s.). Arubags heeft zich in appel onder meer [24] van de volgende stelling bediend om dit door [verzoeker] c.s. gestelde merkenrechtelijk voorgebruik te weerleggen: anterieur auteursrecht op het ontwerp voor Robin Ruth tassen van een derde, [betrokkene 2], stammend uit 2002. Zij doet dat in deze bewoordingen onder 11 van het beroepschrift:
merkinbreuk, althans
onrechtmatig handelen(dat laatste zonder verdere duiding of uitwerking) ten grondslag gelegd, geen inbreuk op een
aan haar zelf toekomend auteursrecht. De enige manier waarop Arubags auteursrecht (van een derde, niet van haar zelf) naar voren heeft gebracht is de volgende. Het verweer van [verzoeker] c.s. in eerste aanleg dat Arubags niet merkengerechtigd is naar Arubaans recht, omdat niet zij, maar [verzoeker] c.s. eerste gebruikers op Aruba zouden zijn sinds 2004 van het Aruba-teken op tassen, is gehonoreerd door het Gerecht (op basis van een schriftelijke verklaring van een leverancier van [verzoeker] c.s.). Arubags heeft zich in appel onder meer [24] van de volgende stelling bediend om dit door [verzoeker] c.s. gestelde merkenrechtelijk voorgebruik te weerleggen: anterieur auteursrecht op het ontwerp voor Robin Ruth tassen van een derde, [betrokkene 2], stammend uit 2002. Zij doet dat in deze bewoordingen onder 11 van het beroepschrift:
“11. Voorts wordt dit
eventuele voorgebruikweerlegd met het bewijs dat het auteursrecht op de ROBIN RUTH tas aan dit voorgebruik vooraf gaat.
eventuele voorgebruikweerlegd met het bewijs dat het auteursrecht op de ROBIN RUTH tas aan dit voorgebruik vooraf gaat.
Op grond van de Berner Conventie kan men ook in Aruba een beroep doen - en dat doet Arubags bij deze - op het auteursrecht van [betrokkene 2] op deze RR tassen. Dit recht gaat terug tot het eerste ontwerp in 2002.”
Dit is alleen zo te begrijpen: Niet [verzoeker] c.s., maar [betrokkene 2] is eerdere gebruiker (overigens op grond van het hem toekomend auteursrecht op het ontwerp voor de Robin Ruth tassen, stammend uit 2002 [25] , dus eerder dan het gestelde voorgebruik van [verzoeker] c.s. uit 2004) van het Aruba-teken in merkenrechtelijke zin en – zo lijkt de onuitgesproken bijgedachte – wij, Arubags, hebben een (sub)licentie onder dit merk van (uiteindelijk) [betrokkene 2] (uit hoofde van de “sublicense and exclusieve distribution agreement”, prod. 8 beroepschrift). De pleitnota van Arubags in appel vangt in de derde alinea op p. 2 ook aan met de zin: “Het gaat om de vraag of sprake is van
voorgebruik.” In de volgende alinea: “Mocht er op Arubags bewijslast rusten (…) dan wenst Arubags door middel van getuigen (…) aan te tonen dat zij de eerste in Aruba was/is die de tassen met daarop het beeldmerk van Arubags op de markt bracht.” Twee alinea’s verder: “Kort en goed: Arubags heeft op 10 juni 2010 haar beeld- en combi-merk gedeponeerd, waarbij gebruik is gemaakt van het woord “Aruba” en het concept van het trademerk Robin Ruth. Dat is uniek en van enig voorgebruik – door welke derde ook – is geen sprake geweest.” Allemaal in de sleutel van merkenrechtelijk voorgebruik, niet van auteursrecht van Arubags. Overigens is de laatste zin van het laatste citaat weer tegenstrijdig met de bij beroepschrift onder 11 ontwikkelde gedachte van een anterieur auteursrecht van een derde. Het woord auteursrecht komt in de pleitnota van Arubags in appel niet voor.
voorgebruik.” In de volgende alinea: “Mocht er op Arubags bewijslast rusten (…) dan wenst Arubags door middel van getuigen (…) aan te tonen dat zij de eerste in Aruba was/is die de tassen met daarop het beeldmerk van Arubags op de markt bracht.” Twee alinea’s verder: “Kort en goed: Arubags heeft op 10 juni 2010 haar beeld- en combi-merk gedeponeerd, waarbij gebruik is gemaakt van het woord “Aruba” en het concept van het trademerk Robin Ruth. Dat is uniek en van enig voorgebruik – door welke derde ook – is geen sprake geweest.” Allemaal in de sleutel van merkenrechtelijk voorgebruik, niet van auteursrecht van Arubags. Overigens is de laatste zin van het laatste citaat weer tegenstrijdig met de bij beroepschrift onder 11 ontwikkelde gedachte van een anterieur auteursrecht van een derde. Het woord auteursrecht komt in de pleitnota van Arubags in appel niet voor.
2.13
[verzoeker] c.s. hebben in hun verweerschrift in hoger beroep tegen de stelling, dat Arubags een beroep doet op het
auteursrecht van [betrokkene 2] op de RR-tassen, geen (specifiek) verweer gevoerd. Zij hebben overigens wel in hun pleitnota in hoger beroep onder 8 gesteld: “Er is geen sprake van een auteursrecht van appellante op de tassen”. [verzoeker] c.s., in appel procederend zonder rechtsbijstand, is kennelijk ontgaan dat Arubags er zich helemaal niet op heeft beroepen, dat zij, Arubags, zelf auteursrechthebbende was met betrekking tot het ontwerp van de Robin Ruth tassen. Arubags heeft alleen gesteld dat [betrokkene 2] dat was (en dat dat de merkenrechtelijke voorgebruikclaim van [verzoeker] c.s. torpedeerde). Het is ook maar één zinnetje onder 8 van de pleitnota van [verzoeker] c.s. In het vervolg van 8 bestrijden zij dat het ontwerp van deze tassen de auteursrechtelijke werktoets kan doorstaan (geen eigen karakter, geen persoonlijk stempel van de maker).
auteursrecht van [betrokkene 2] op de RR-tassen, geen (specifiek) verweer gevoerd. Zij hebben overigens wel in hun pleitnota in hoger beroep onder 8 gesteld: “Er is geen sprake van een auteursrecht van appellante op de tassen”. [verzoeker] c.s., in appel procederend zonder rechtsbijstand, is kennelijk ontgaan dat Arubags er zich helemaal niet op heeft beroepen, dat zij, Arubags, zelf auteursrechthebbende was met betrekking tot het ontwerp van de Robin Ruth tassen. Arubags heeft alleen gesteld dat [betrokkene 2] dat was (en dat dat de merkenrechtelijke voorgebruikclaim van [verzoeker] c.s. torpedeerde). Het is ook maar één zinnetje onder 8 van de pleitnota van [verzoeker] c.s. In het vervolg van 8 bestrijden zij dat het ontwerp van deze tassen de auteursrechtelijke werktoets kan doorstaan (geen eigen karakter, geen persoonlijk stempel van de maker).
2.14
Het Hof maakt daar in rov 5.6 vervolgens van: Arubags doet in hoger beroep ook een beroep op een
aan haar overgedragen auteursrechtten aanzien van de Robin Ruth tassen (zie beroepschrift onder 11 en de sublicense etc. agreement onder 10).
aan haar overgedragen auteursrechtten aanzien van de Robin Ruth tassen (zie beroepschrift onder 11 en de sublicense etc. agreement onder 10).
2.15
Dat kan het hof alleen hebben gebaseerd op dat ene zinnetje uit 8 van de pleitnota van [verzoeker] c.s. in hoger beroep, maar gelet op de overige gedingstukken volstaat dat niet. Op een eigen aan haar toekomend auteursrecht heeft
Arubagszich immers niet beroepen, zoals
onderdeel 1van het cassatiemiddel in het eerste gedeelte terecht aanvoert. Het onderdeel moet in zoverre slagen. Er is sprake van een verboden verrassingsbeslissing waarmee, gelet op het verloop van het processuele debat, geen rekening behoefde te worden gehouden. De insteek was en bleef: Er is geen sprake van terecht geclaimd voorgebruik voor [verzoeker] c.s., want er is een oudere auteursrechtelijke claim van een derde (aan wie wij, Arubags, overigens weer een merken(sub)licentierecht kunnen ontlenen). Het Hof heeft niet (op begrijpelijke wijze) uit dit debat kunnen afleiden dat Arubags zich in hoger beroep opeens op een
eigen, aan haar overgedragen auteursrechtis gaan beroepen als tweede grondslag voor haar inbreukvordering met nevenvorderingen, naast de primaire merkenrechtelijke grondslag. De aanleiding en insteek van het auteursrechtelijke deel van het processuele debat is het Hof kennelijk uit het oog verloren.
Arubagszich immers niet beroepen, zoals
onderdeel 1van het cassatiemiddel in het eerste gedeelte terecht aanvoert. Het onderdeel moet in zoverre slagen. Er is sprake van een verboden verrassingsbeslissing waarmee, gelet op het verloop van het processuele debat, geen rekening behoefde te worden gehouden. De insteek was en bleef: Er is geen sprake van terecht geclaimd voorgebruik voor [verzoeker] c.s., want er is een oudere auteursrechtelijke claim van een derde (aan wie wij, Arubags, overigens weer een merken(sub)licentierecht kunnen ontlenen). Het Hof heeft niet (op begrijpelijke wijze) uit dit debat kunnen afleiden dat Arubags zich in hoger beroep opeens op een
eigen, aan haar overgedragen auteursrechtis gaan beroepen als tweede grondslag voor haar inbreukvordering met nevenvorderingen, naast de primaire merkenrechtelijke grondslag. De aanleiding en insteek van het auteursrechtelijke deel van het processuele debat is het Hof kennelijk uit het oog verloren.
2.16
Het tweede gedeelte van onderdeel 1 (het is onbegrijpelijk dat het Hof de gedingstukken zo uitlegt dat Arubags (voldoende kenbaar voor [verzoeker] c.s.) auteursrecht van [betrokkene 2] aan haar vorderingen ten grondslag legt) kan ik bij stand van zaken meen ik onbesproken laten.
2.17
De
onderdelen 2 en 3slagen ook. Zij richten zich tegen de zinsnede ‘
(…) aan haar overgedragen auteursrecht (…)’ uit rov. 5.6. Het Hof heeft in die volzin aangenomen dat Arubags het auteursrecht van de Robin Ruth-tassen heeft overgedragen gekregen en daarbij twee vindplaatsen vermeld: het beroepschrift onder 11 en prod. 8 bij het beroepschrift onder 10.
onderdelen 2 en 3slagen ook. Zij richten zich tegen de zinsnede ‘
(…) aan haar overgedragen auteursrecht (…)’ uit rov. 5.6. Het Hof heeft in die volzin aangenomen dat Arubags het auteursrecht van de Robin Ruth-tassen heeft overgedragen gekregen en daarbij twee vindplaatsen vermeld: het beroepschrift onder 11 en prod. 8 bij het beroepschrift onder 10.
2.18
Uit de door het Hof aangehaalde passage uit het beroepschrift, hiervoor weergegeven onder 2.12, kan niet worden afgeleid dat het auteursrecht op het ontwerp van die tassen
aan Arubagsis
overgedragen. Het maakt juist duidelijk dat dit auteursrecht rust
bij [betrokkene 2].
aan Arubagsis
overgedragen. Het maakt juist duidelijk dat dit auteursrecht rust
bij [betrokkene 2].
2.19
Dat kan evenmin worden afgeleid uit de als prod. 8 beroepschrift overgelegde “sub-license and exclusive distribution agreement” tussen RND (Cyprus) Limited en Arubags als “distributor” van 1 januari 2011. De van deze overeenkomst integraal deel uitmakende bijlagen (exhibits A t/m D) zijn niet overgelegd in deze productie (of elders in de stukken), hetgeen een exacte beoordeling van dit stuk enigszins (maar niet beslissend) bemoeilijkt. Uit de considerans van dit door Engels recht beheerste contract volgt dat RND licentie is verschaft tot gebruik van een niet nader omschreven (met inschrijvingsnummer bijvoorbeeld) “trademark “Robin Ruth” voor in bijlage B opgesomde artikelen ( exhibit B, “the Products”, ontbreekt als gezegd in prod. 8). In deze sublicentieovereenkomst verleent RND aan Arubags sublicentie voor onder meer het land Aruba voor “the Products”. (Hoofd)licentiegeefster Holiday Products N.V. heeft RND volgens deze considerans bij brief van 23 december 2010 toestemming gegeven tot deze sublicentieverlening. Art. 10 van deze sublicentieovereenkomst, waar het hof in rov. 5.6. naar verwijst, luidt als volgt:
“
10. Intellectual Property
10. Intellectual Property
10.1
RND represents that Mr. [betrokkene 2] or one of his owned companies, is the owner of all rights in and title to all “Robin Ruth” trademarks, trade names, logos, symbols, domain names, models and designs, as well as in any and all copyrights, patents, trade secrets and other intellectual property rights, whether registered or not, and all know-how (the “
Intellectual Property”) regarding the Products. RND represents also that Holiday Products N.y. is the exclusive beneficiary of trademark rights according to a License Agreements from September 8, 2008 and ../Ql/201 I (
Exhibit D), that Holiday Products N.y. has all the power required to grant such rights to RND, and that it has granted RND exclusive usage rights in and to all Robin Ruth trademarks for the Territory and empowered it to grant such rights to DISTRIBUTOR hereunder.
Intellectual Property”) regarding the Products. RND represents also that Holiday Products N.y. is the exclusive beneficiary of trademark rights according to a License Agreements from September 8, 2008 and ../Ql/201 I (
Exhibit D), that Holiday Products N.y. has all the power required to grant such rights to RND, and that it has granted RND exclusive usage rights in and to all Robin Ruth trademarks for the Territory and empowered it to grant such rights to DISTRIBUTOR hereunder.
10.2
RND represents that it holds all exclusive usage rights in and to all the Intellectual Property in the Territory regarding the Products and RND’s business, and that it has full authority to grant such rights to DISTRIBUTOR hereunder.
10.3
RND hereby grants DISTRIBUTOR the right to use the Trademark ROBIN RUTH for the purposes of identifying itself to the public as an authorized sub-licensee of the Products in the Territory and for advertising and otherwise promoting, marketing, offering for sale, sale, distribution, support and maintenance and otherwise dealing with any Products under this Agreement.
10.4
DISTRIBUTOR acknowledges, based on RND’s representation above, RND’S exclusive right in the intellectual Property regarding the Products. DISTRIBUTOR acknowledges that it has no rights, title or interest to the Intellectual Property regarding the Products (including Products models and designs) apart from the right to use the Trademark ROBIN RUTH with regard to the Products as set forth explicitly in this Agreement. DISTRIBUTOR shall take all commercially reasonable actions, customary to the field, to protect RND’S rights as set forth in this section 10.1, and upon RND’S request, shall, amongst others, execute any documents confirming RND’S beneficiary of such rights.
10.5
DISTRIBUTOR shall promptly notify RND, in writing, upon becoming aware of any and all infringement of the Intellectual Property regarding the Products in the Territory, and shall assist RND in any action deemed necessary by RND to protect such Intellectual Property.”
Blijkbaar heeft [betrokkene 2] (met of zonder e in zijn achternaam) het hier aan Arubags in sublicentie verschafte
merkRobin Ruth ingebracht in Holiday Products N.V., welke vennootschap weer licentie heeft gegeven aan RND [26] met de bevoegdheid tot sublicentiëring voor onder meer Aruba, welke sublicentie is verschaft aan Arubags. Art. 10.1 bepaalt verder onder meer dat
[betrokkene 2] auteursrechthebbendeis met betrekking tot (ontwerpen voor) “the Products“. Of en zo ja welke tasontwerpen daar onder vallen, valt op grond van het dossier niet precies na te gaan, omdat exhibit B bij prod. 8 niet is overgelegd.
merkRobin Ruth ingebracht in Holiday Products N.V., welke vennootschap weer licentie heeft gegeven aan RND [26] met de bevoegdheid tot sublicentiëring voor onder meer Aruba, welke sublicentie is verschaft aan Arubags. Art. 10.1 bepaalt verder onder meer dat
[betrokkene 2] auteursrechthebbendeis met betrekking tot (ontwerpen voor) “the Products“. Of en zo ja welke tasontwerpen daar onder vallen, valt op grond van het dossier niet precies na te gaan, omdat exhibit B bij prod. 8 niet is overgelegd.
2.2
Maar zelfs als kan worden aangenomen dat het hier ontwerpen voor relevante tassen betreft, volgt uit prod. 8 hooguit dat
[betrokkene 2] auteursrechthebbendeis met betrekking tot het ontwerp voor de Robin Ruth tassen en
Arubags sublicentieneemster onder het merkRobin Ruth. Uit de door het Hof vermelde vindplaatsen in rov. 5.6 kan zodoende, zonder nadere motivering, die ontbreekt, helemaal niet worden afgeleid dat
Arubags auteursrechthebbendeis (geworden na overdracht) met betrekking tot het ontwerp voor de Robin Ruth tassen [27] . Ook lid 5 van art. 10 kan niet zo worden opgevat: dat is een in licentiecontracten volstrekt gebruikelijke clausule dat een (sub)licentienemer in geval van geconstateerde inbreuk zulks de merkenrechthebbende of sublicentiegever zal melden en bij inbreukacties bijstand zal verlenen. Overdracht van auteursrecht valt daar niet op te baseren.
[betrokkene 2] auteursrechthebbendeis met betrekking tot het ontwerp voor de Robin Ruth tassen en
Arubags sublicentieneemster onder het merkRobin Ruth. Uit de door het Hof vermelde vindplaatsen in rov. 5.6 kan zodoende, zonder nadere motivering, die ontbreekt, helemaal niet worden afgeleid dat
Arubags auteursrechthebbendeis (geworden na overdracht) met betrekking tot het ontwerp voor de Robin Ruth tassen [27] . Ook lid 5 van art. 10 kan niet zo worden opgevat: dat is een in licentiecontracten volstrekt gebruikelijke clausule dat een (sub)licentienemer in geval van geconstateerde inbreuk zulks de merkenrechthebbende of sublicentiegever zal melden en bij inbreukacties bijstand zal verlenen. Overdracht van auteursrecht valt daar niet op te baseren.
2.21
Het oordeel van het Hof, dat het auteursrecht met betrekking tot het in de Robin Ruth tassen belichaamde werk aan Arubags is
overgedragen, is dan ook zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk [28] . Het heeft er alle schijn van dat het Hof hier met zijn verwijzing merkenrecht en auteursrecht door elkaar haalt en licentieverlening met overdracht vereenzelvigt, terwijl dat nu juist principieel verschilt. Ik wijs hier nog op rov. 4.4 van de uitspraak van het Gerecht waaruit volgt dat Arubags ter mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft gesteld dat zij met betrekking tot het merk Robin Ruth een (feitelijke) licentie heeft en dat het beeldmerk (ook met andere woorden dan Aruba) al geruime tijd juridisch eigendom is van ene [betrokkene 2]. Dat loopt geheel in de pas met het stelsel dat volgt uit een juiste lezing van de sublicentieovereenkomst van prod. 8.
overgedragen, is dan ook zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk [28] . Het heeft er alle schijn van dat het Hof hier met zijn verwijzing merkenrecht en auteursrecht door elkaar haalt en licentieverlening met overdracht vereenzelvigt, terwijl dat nu juist principieel verschilt. Ik wijs hier nog op rov. 4.4 van de uitspraak van het Gerecht waaruit volgt dat Arubags ter mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft gesteld dat zij met betrekking tot het merk Robin Ruth een (feitelijke) licentie heeft en dat het beeldmerk (ook met andere woorden dan Aruba) al geruime tijd juridisch eigendom is van ene [betrokkene 2]. Dat loopt geheel in de pas met het stelsel dat volgt uit een juiste lezing van de sublicentieovereenkomst van prod. 8.
2.22
Voor zover het Hof uit het door [verzoeker] c.s. bij pleidooi in appel gevoerde verweer heeft opgemaakt dat [verzoeker] c.s. hebben aangenomen dat aan Arubags auteursrechten zijn overgedragen, is dat eveneens zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Hiervoor werd in 2.13 bij de behandeling van onderdeel 1 al gezien dat dat alleen kan zijn gebaseerd op een geïsoleerde zin uit 8 van de pleitnota van [verzoeker] c.s. in hoger beroep. Voor de verwerping van die gedachte verwijs ik kortheidshalve naar 2.13.
2.23
Ik heb mij nog afgevraagd of het Hof de auteursrechtelijke grondslag heeft kunnen bijbrengen op grond van art. 52 RvA. Naast merkinbreuk heeft Arubags zich beroepen op (niet nader geduid) onrechtmatig handelen door [verzoeker] c.s. Ik zie geen ruimte om via aanvulling van rechtsgronden die onrechtmatige daadsgrondslag in te vullen met: auteursrechtinbreuk. Ook dan valt niet te begrijpen hoe het Hof gelet op de stellingen van Arubags zelf en hetgeen [verzoeker] c.s. daar tegen hebben ingebracht, heeft kunnen komen tot het aannemen van een eigen auteursrecht van Arubags op het ontwerp voor de Robin Ruth tassen [29] . In het geval [betrokkene 2] aan het geding deel zou nemen, zou dat mogelijk anders zijn geweest.
2.24
Onderdeel 4, dat zich richt tegen de rov. 5.7-5.14, bouwt voort op gegrondbevinding van de in de eerdere onderdelen belichaamde klachten. Nu die slagen, is daarmee ook dit onderdeel gegrond.
3.Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal