ECLI:NL:HR:2001:AD3997
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bijdrageplicht van villa-eigenaar aan Stichting voor voorzieningen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de vennootschap Caribic Overseas Savings SA en de Stichting Town House Development Foundation. De Stichting had Caribic in eerste aanleg aangeklaagd om betaling van een bedrag van US$ 13.651,50 en periodieke bijdragen, alsmede om te verklaren dat Caribic bijdrageplichtig was. De zaak begon met een verzoekschrift van de Stichting bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waar Caribic de vordering bestreed en in reconventie de opheffing van een door de Stichting gelegd beslag vroeg. Het Gerecht oordeelde in een tussenvonnis dat de Stichting mocht bewijzen dat Caribic gebruik maakte van de voorzieningen van het Town House Villa Project. In het eindvonnis van 3 november 1998 werd Caribic veroordeeld tot betaling van US$ 200,-- en een maandelijkse bijdrage van US$ 10,--. De Stichting ging in hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, dat in een eindvonnis van 10 december 1999 de eerdere vonnissen vernietigde en Caribic veroordeelde tot betaling van US$ 13.652,50 en de maandelijkse bijdragen. Caribic ging in cassatie tegen deze vonnissen.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onbegrijpelijke uitlegging had gegeven aan de grief van de Stichting en dat het Hof had gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van procesrecht door Caribic niet de gelegenheid te geven zich uit te laten over de door het Hof gekozen maatstaf. De Hoge Raad vernietigde de vonnissen van het Hof en verwees de zaak terug voor verdere behandeling. Tevens werd de Stichting in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op ƒ 850,-- aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.