ECLI:NL:PHR:2011:BQ8806
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake aansprakelijkheid erfgenamen voor openstaande declaraties
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door [eiser] tegen de erfgenamen van [betrokkene 2], die op 28 augustus 2000 is overleden. [Eiser] is de broer van [betrokkene 2] en heeft de erfgenamen, waaronder [verweerster 1] en [verweerder 2], gedagvaard in verband met openstaande declaraties van [betrokkene 3], die als accountant en belastingadviseur voor de ondernemingen van [betrokkene 2] heeft gewerkt. De erfgenamen zijn hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de betaling van deze openstaande bedragen, die in totaal € 68.555,37 bedragen, vermeerderd met rente en kosten.
De rechtbank te Amsterdam heeft in de hoofdzaak op 11 mei 2005 de erfgenamen veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag. In de vrijwaringszaak hebben de erfgenamen [eiser] gedagvaard, waarbij zij vorderden dat hij zou worden veroordeeld tot betaling van hetgeen zij aan [betrokkene 3] verschuldigd waren. De rechtbank heeft de vordering van de erfgenamen afgewezen, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan. Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 17 november 2009 het vonnis van de rechtbank vernietigd en [eiser] veroordeeld tot betaling aan de erfgenamen van € 45.173,89.
In cassatie wordt door [eiser] betoogd dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de ondernemingen niet tot de nalatenschap van [betrokkene 2] behoren en dat hij onbevoegd heeft gehandeld door opdrachten aan [betrokkene 3] te geven. De advocaat-generaal concludeert dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is voor zover het is ingesteld tegen [verweerster 1] in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1], omdat laatstgenoemde tijdens de procedure meerderjarig is geworden. Voor het overige wordt het cassatieberoep verworpen.