ECLI:NL:HR:2011:BQ8806

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01686
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep en zelfstandigheid vrijwaringszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P. Garretsen, heeft cassatie ingesteld tegen de verwerende partijen, [verweerster 1] en [verweerder 2], die werden bijgestaan door mr. H.J.W. Alt. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, waarbij de eiser in de loop van de appelprocedure meerderjarig is geworden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waartegen het cassatieberoep is ingesteld.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard voor zover dit was ingesteld tegen [verweerster 1] in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1]. Voor het overige werd verwerping van het beroep geadviseerd. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen niet gegrond verklaard, en oordeelt dat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 RO.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken en vormt een belangrijke uitspraak met betrekking tot de ontvankelijkheid van cassatieberoepen en de zelfstandigheid van vrijwaringszaken.

Uitspraak

7 oktober 2011
Eerste Kamer
10/01686
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
handelend zowel voor zichzelf als in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1],
2. [Verweerder 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser], [verweerster 1] en [verweerder 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 279704/HA ZA 03-3363 van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2005 en 29 augustus 2007;
b. het arrest in de zaak 200.000.454/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 17 november 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, voor zover het is ingesteld tegen [verweerster 1] in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1], en voor het overige tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 1 juli 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 oktober 2011.