ECLI:NL:PHR:1997:AA2096
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Van Soest
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake de fiscale kwalificatie van een ondermaatschap en de winst uit onderneming van gehuwde partners
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam. De belanghebbende, X, was gehuwd met X_Y en was tot februari 1990 in loondienst bij de vennootschap onder firma D, die een bakkerij exploiteert. Per 1 februari 1990 sloten zij een overeenkomst van ondermaatschap. De centrale vraag in deze procedure is of X in 1990 winst uit onderneming heeft genoten. Het hof oordeelde in het voordeel van de belanghebbende, maar de staatssecretaris ging in cassatie. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de ondermaatschap niet leidt tot een onderneming in objectieve zin, omdat de belanghebbende niet als gelijkgerechtigd vennoot kan worden aangemerkt. De Procureur-Generaal concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en bevestiging van de uitspraak van de Inspecteur, die stelde dat de ondermaatschap geen onderneming drijft en dat de belanghebbende niet gerechtigd is tot de winst van de firma. De zaak belicht de fiscale kwalificatie van samenwerkingsverbanden tussen gehuwde partners en de gevolgen daarvan voor de belastingheffing.