Conclusie
Inleiding
principiële kwestie van groot praktisch belang. " [1]
Feiten
Onverschuldigde betaling aan een failliete boedel
Interessentenliteratur” buiten beschouwing blijven.
die Ansprüche, welche aus Geschäften oder Handlungen des Konkursverwalters entstehen;
die Ansprüche aus zweiseitigen Verträgen, deren Erfüllung zur Konkursmasse verlangt wird oder für die Zeit nach der Eröffnung des Verfahrens erfolgen muß;
Ad a.
4.9.1.1. Anders dan Wachter (t.a.p., zie voetnoot) lijkt te menen, ben ik van oordeel dat een vordering uit onverschuldigde betaling een verbintenisrechtelijke vordering en geen goederenrechtelijke revindicatie is. Het eerste was de klaarblijkelijke opvatting van de wetgever, die de actie uit onverschuldigde betaling in art. 6:203 BW heeft geregeld en niet in Boek 5.
gegeven. Hoewel de betaling onverschuldigd was, doordat aan iemand die niet crediteur was, is betaald [24] . De ontvanger verkeerde daardoor niet in de situatie waarop art. 5:2 het oog heeft [25] .
Ad b
Bespreking van het cassatiemiddel
Onderdeel 2klaagt dat de rechtbank ten onrechte (in strijd met art. 6:203 BW), althans onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat de vordering van de ontvanger integraal moet worden afgewezen.
onderdelen 3 en 4voeren hiertegen aan dat de rechtbank heeft miskend dat een vordering uit onverschuldigde betaling, als behorend tot de categorie kosten van executie en vereffening vooraf uit het actief van de boedel moet worden voldaan. De rechtbank zou althans miskend hebben dat een schuld wegens onverschuldigde betaling tot de categorie bijzondere faillissementskosten behoort. De curator zou deze uit het als gevolg van die betaling gerealiseerde actief moeten voldoen, zodat daarvan geen netto-opbrengst voor andere boedelcrediteuren kan overblijven.
Subonderdeel 5ahoudt in dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de door de ontvanger - z.i. ten overvloede aangevoerde - stelling, dat het ten tijde van de betaling van het bedrag van ƒ 12.069,-- evident was dat zich in het faillissement van Wolfson informatica B V. de situatie voordeed, dat er onvoldoende actief was om de boedelschulden geheel te kunnen voldoen.
Onderdeel 6werpt tegen dat de rechtbank heeft miskend dat boedelschulden die na de faillietverklaring zijn ontstaan en die niet (rechtstreeks) voortvloeien uit rechtsverhoudingen die ten tijde van de faillietverklaring bestonden, voorrang hebben boven boedelschulden die voortvloeien uit reeds ten tijde van de faillietverklaring bestaande rechtsverhoudingen.
Van Galen [31] bij voorbeeld is van mening dat in geval sprake is van een negatieve boedel, de oneigenlijke boedelschulden achtergesteld dienen te worden bij de gewone boedelschulden. In een negatieve boedel vinden beheer en vereffening van de boedel plaats om de oneigenlijke boedelschulden - voortvloeiend uit rechtsbetrekkingen die op de faillissementsdatum al bestonden - nog zoveel mogelijk te kunnen voldoen.
veroorzaakteboedelschuld. De curator heeft er, door de invulling van het bankrekeningnummer, ook een bijdrage aan gegeven, maar dat betekent niet dat de gemaakte vergissing hem naar redelijkheid kan worden toegerekend.
Onderdeel 8klaagt dat de rechtbank in de onderhavige zaak, die het beheer of de vereffening van een failliete boedel betreft, ten onrechte en met schending van art. 65 Fw heeft verzuimd de rechter-commissaris te horen.
Conclusie