ECLI:NL:ORBANAA:2007:BK4262

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
20 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RvBAz 2006/73
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken inzake dwangsommen en schadevergoeding

In deze Arubaanse zaak, behandeld door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, staat de bevoegdheid van de Raad centraal met betrekking tot het opleggen van dwangsommen en schadevergoedingen. De zaak is ontstaan uit een uitspraak van het Gerecht op 29 maart 2006, waarbij de Gouverneur van Aruba, als appellant, werd opgedragen om binnen drie maanden beschikkingen af te geven aan de geïntimeerden, een groep van 18 ambtenaren. Toen deze veroordeling niet werd nageleefd, dienden de ambtenaren op 31 augustus 2006 een bezwaarschrift in, wat leidde tot een gegrondverklaring van hun bezwaar door het Gerecht op 29 november 2006. De Gouverneur ging hiertegen in beroep.

De behandeling van het beroep vond plaats op 3 juli 2007, waarbij de Raad de argumenten van beide partijen overwoog. De Raad oordeelde dat artikel 96, derde lid van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (LvAR) enkel de mogelijkheid biedt om schadevergoeding vast te stellen bij niet-naleving van een uitspraak, maar niet de bevoegdheid om een dwangsom op te leggen. De Raad concludeerde dat de eerdere uitspraak van het Gerecht, die een dwangsom had opgelegd, niet in overeenstemming was met de wetgeving. Hierdoor werd de uitspraak van het Gerecht vernietigd en het bezwaar van de ambtenaren ongegrond verklaard.

De Raad van Beroep benadrukte dat de wet geen ruimte biedt voor het opleggen van dwangsommen in dit soort gevallen, en dat de rechterlijke macht zich moet houden aan de grenzen van de wet. De uitspraak van 20 september 2007 bevestigt de noodzaak voor een zorgvuldige interpretatie van de bevoegdheden van de Raad en de bescherming van de rechten van ambtenaren in Aruba.

Uitspraak

Uitspraak: 20 september 2007
Zaaknr: RvBAz 2006/73
RAAD VAN BEROEP
IN AMBTENARENZAKEN
Uitspraak
In de zaak van:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA
zetelend te Aruba,
oorspronkelijk verweerder,
thans appellant,
gemachtigde mr. V.M. Emerencia,
tegen:
[namen van 18 ambtenaren]
wonende te Aruba,
oorspronkelijk klagers, thans geïntimeerden,
procederend in persoon.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1. Bij uitspraken van 29 maart 2006 heeft het Gerecht appellant opgedragen om geïntimeerden elk binnen drie maanden een beschikking af te geven. Op 31 augustus 2006 hebben geïntimeerden een bezwaarschrift ingediend bij het Gerecht wegens het niet gevolg geven aan deze veroordeling. Het Gerecht heeft het bezwaar gegrond verklaard bij uitspraak van 29 november 2006. Bij beroepschrift van 21 december 2006 heeft appellant beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
1.2. Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad in Aruba op 3 juli 2007, waar appellant is verschenen bij gemachtigde. Van geïntimeerden is verschenen [S.L.].
1.3. De uitspraak is bepaald op heden.
2. Beoordeling.
Ingevolge het eerste lid van artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (LvAR) is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het Gerecht in te dienen indien aan een bij onherroepelijk geworden beslissing van het Gerecht opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg gegeven wordt.
Ingevolge het derde lid van artikel 96 van de LvAR veroordeelt het Gerecht , indien het bezwaar gegrond bevonden wordt, het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt het met inachtneming van alle omstandigheden het bedrag der schadevergoeding vast.
Bij het bezwaarschrift van 31 augustus 2006 hebben geïntimeerden verzocht appellant te bevelen om binnen een maand na het doen van de uitspraak alsnog een beslising te nemen met inachtneming van de uitspraak van 29 maart 2006, op straffe van een dwangsom van Awg. 1000,= per dag.
Naar het oordeel van de Raad kan de in artikel 96 LvAR neergelegde bevoegdheid schadevergoeding op te leggen gelet op de bewoordingen van deze bepaling slechts worden toegepast met terzijdestelling van de niet uitgevoerde uitspraak. Die uitspraak wordt aldus vervangen door een schadevergoeding. Dit artikel geeft niet de bevoegdheid om bij te late uitvoering van de uitspraak een schadevergoeding op te leggen of een als vooraf bepaalde schadevergoeding aan te merken dwangsom. Ook elders in de LvAR is geen bepaling opgenomen die het Gerecht de bevoegdheid geeft om in geval van het niet uitvoeren van haar uitspraak een dwangsom te bepalen en op te leggen. Door het bezwaarschrift van geïntimeerden gegrond te verklaren en een dwangsom op te leggen heeft het Gerecht de haar toegekende bevoegdheden overschreden. De Raad zal daarom de uitspraak van het Gerecht vernietigen en doende wat het Gerecht had behoren te doen, het bezwaarschrift ongegrond verklaren.
3. Beslissing
De Raad van Beroep:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- verklaart het in bezwaar ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.Th. Drop, voorzitter en mr. E.M.D. Angela en mr. L.J. de Kerpel-van de Poel, leden, en uitgesproken in het openbaar op 20 september 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.