ECLI:NL:OGAACMB:2015:9

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
Gaza nr. 82 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 22 juni 2015 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die in persoon procedeerde tegen de minister van Financiën. Klager had een bezwaarschrift ingediend op 19 januari 2015, ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), naar aanleiding van een eerdere uitspraak van het gerecht van 15 augustus 2011, waarin het bezwaar van klager gegrond was verklaard. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken bevestigde deze uitspraak op 31 juli 2014, waarbij verweerder werd opgedragen binnen twee maanden een beslissing te nemen op het verzoek van klager tot verhoging van zijn accountancy-toelage.

Tijdens de zitting op 11 mei 2015 werd vastgesteld dat verweerder op 7 mei 2015 alsnog gevolg had gegeven aan de eerdere uitspraak, maar klager betoogde dat hij schade had geleden door het uitblijven van een beslissing. Verweerder stelde dat er, nu er inmiddels een beslissing was genomen, geen ruimte meer bestond voor toepassing van artikel 96 van de La. Het gerecht oordeelde dat dit verweer slaagde, aangezien artikel 96 enkel grond biedt voor schadevergoeding bij niet-nakoming van een rechterlijke uitspraak.

Het gerecht concludeerde dat klager geen recht had op schadevergoeding, omdat de beslissing van verweerder inmiddels was genomen en er geen grondslag was voor een andere schadevergoeding. Klager werd erop gewezen dat bezwaren tegen de inhoud van de beschikking in een aparte procedure moesten worden aangevoerd. De uitspraak leidde tot de slotsom dat het bezwaar van klager ongegrond werd verklaard, en er werd hoger beroep open gesteld bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 22 juni 2014
Gaza nr. 82 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende te Aruba,
KLAGER,
procederende in persoon,
tegen:
De minister van Financiën,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 15 augustus 2011 van dit gerecht, is het bezwaar van klager gericht tegen het uitblijven van een beschikking op zijn verzoek tot verhoging van zijn accountancy-toelage, gegrond verklaard. In voornoemde uitspraak is bepaald dat verweerder binnen twee maanden na de uitspraak alsnog een (reële) beslissing op het verzoek van klager dient te nemen. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (hierna: de Raad) heeft de uitspraak van het gerecht, bij uitspraak van 31 juli 2014 bevestigd.
Klager heeft op 19 januari 2015 een bezwaarschrift ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La) ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 11 mei 2015 alwaar klager in persoon is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge het eerste lid van artikel 96 van de La is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, indien aan een bij onherroepelijk geworden rechterlijke beslissing opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven. Ingevolge het derde lid van dit artikel veroordeelt het gerecht, indien het bezwaar gegrond wordt bevonden, het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt het met inachtneming van alle omstandigheden het bedrag der schadevergoeding vast.
2.2
Ter zitting is vast komen te staan dat verweerder op 7 mei 2015, en dus na de daarvoor bij uitspraak gestelde termijn en nadat het onderhavige geding door klager aanhangig was gemaakt, gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de Raad van 31 juli 2014. Klager heeft betoogd dat hij schade heeft geleden als gevolg van het uitblijven van een beslissing van verweerder na de rechterlijke beslissing van 31 juli 2014. Ter zitting heeft klager betoogd dat verweerder opzettelijk heeft gewacht tot het laatste moment om een beslissing te nemen en zodoende kwaadwillig heeft gehandeld.
2.3
Verweerder heeft betoogt dat nu er inmiddels door hem is beslist er, conform vaste jurisprudentie van de Raad, geen ruimte meer bestaat voor toepassing van artikel 96 van de La. Dit verweer slaagt.
2.4
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad [1] biedt artikel 96 van de La slechts grondslag voor de bevoegdheid om bij het niet uitvoeren van een uitspraak schadevergoeding vast te stellen met terzijdestelling van de uitspraak. Dit artikel geeft de rechter niet de bevoegdheid om bij te late uitvoering van de uitspraak schadevergoeding op te leggen of om een vooraf bepaalde schadevergoeding aan te merken als dwangsom om uitvoering af te dwingen.
2.5
Klager heeft ter zitting tevens een beroep gedaan op schadevergoeding vanwege het te laat nemen van een beslissing door verweerder. In lijn met genoemde vaste jurisprudentie van de Raad, oordeelt het gerecht dat voor toekenning van schadevergoeding op een andere grondslag in een procedure als de onderhavige evenmin grond bestaat. Wat betreft de bezwaren van klager gericht tegen de inhoud van de beschikking, zij er op gewezen dat in deze procedure geen plaats is voor behandeling van die bezwaren; die moeten in een aparte procedure gericht tegen die beschikking worden aangevoerd.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond is.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 juni 2015, in tegenwoordigheid van de griffier
Op grond van artikel 134 Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Hoger beroep dient te worden ingesteld binnen 30 dagen na de dag van deze uitspraak.

Voetnoten

1.Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, 20 september 2007, ECLI:NL:ORBANAA:2007:BK4262