Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Inleiding
Aangevallen uitspraak
Nieuwe beschikking
Is het Hof bevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen?
'independent and impartial tribunal established by law'als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Het Hof ziet nu aanleiding om van deze uitspraken terug te komen en legt hieronder uit waarom.
independent and impartial tribunal established by lawis.
tribunalis, verlaten. Op de zitting van het Hof heeft zij aangegeven dat zij niet langer vasthoudt aan de opvatting dat het College van Beroep voldoende onafhankelijk en onpartijdig is in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Zij heeft er verder op gewezen dat de voor de vijf landsverordeningen verantwoordelijke ministers dezelfde mening zijn toegedaan. De SVB heeft op de zitting concepten overgelegd van voorstellen voor een wijziging van deze landsverordeningen en voor een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering daarvan. Met deze wijzigingen beogen de ministers te regelen dat het College van Beroep aan de eisen van een
tribunalin de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM zal gaan voldoen en dat tegen uitspraken van het College van Beroep hoger beroep op het Hof openstaat. Relevant is voorts dat het College van Beroep zelf in een uitspraak van 2 september 2024, ECLI:NL:OGEAA:2024:181, heeft overwogen dat het College van Beroep niet aan de eisen van artikel 6, eerste lid, van het EVRM voldoet. In deze uitspraak heeft het College van Beroep aangegeven dat daartegen hoger beroep bij het Hof, oordelend als rechter ingevolge de Lar, kan worden ingesteld. Ook bij toekomstige uitspraken zal het College van Beroep dit vermelden.
independent and impartial tribunal established by lawals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Datzelfde, en op dezelfde gronden, geldt voor de andere Colleges van Beroep waarin de respectieve landsverordeningen over sociale zekerheid voorzien.
independent and impartial tribunal established by lawals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM uitsluit. Op grond van artikel 94 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 5, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, onder b, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, vindt deze bepaling daarom in zoverre geen toepassing.
Op grond van artikel 8, zesde lid, van de LvAOV is de Directeur (van de SVB) bevoegd om jaren waarin een pensioengerechtigde volgens het bevolkingsregister van Aruba feitelijk in Aruba woonachtig was, als nietverzekerde jaren aan te merken, indien hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat zulks niet het geval was.
Op grond van artikel 19, tweede lid, van de Onderlinge Regeling worden de verplichtingen uit hoofde van uitkeringen bij wijze van pensioen aan personen die per 1 januari 1986 woonplaats hebben op Aruba, toegewezen aan Aruba.
In de periodes van 1 januari 1986 tot 7 oktober 1991 en van 13 december 1996 tot 8 april 2013 was [appellant] weliswaar wel ingezetene in de zin van artikel 5, eerste lid, van de LvAOV, maar ook naar het oordeel van het Hof zijn er gegronde redenen om die jaren desondanks als nietverzekerde jaren aan te merken omdat [appellant] vanaf 1 januari 1986 niet het centrum van zijn maatschappelijk leven in Aruba had. De SVB heeft erop gewezen dat niet is gebleken dat [appellant] na 1985 nog op Aruba heeft gewerkt of gewoond en dat op de gezinskaart van [appellant] is genoteerd dat hij naar Colombia is vertrokken. Dat komt overeen met de verklaring van [appellant]. Zoals het College van Beroep ook heeft overwogen, heeft [appellant] over de periode van 1986 tot en met 1991 verklaard dat hij in Miami verbleef omdat zijn partner daar woonde en omdat hij geen werk kon vinden in Aruba. Omdat hij slechts gedurende maximaal zes maanden in Miami mocht verblijven, keerde hij elke zes maanden terug naar Aruba. Hij werkte in die periodes van zes maanden niet in Aruba en had ook geen eigen permanente huisvesting. Hij huurde tijdelijk een appartement of verbleef bij familie. Over de periode na 1996 heeft [appellant] verklaard dat hij wisselend in Mexico, Colombia, Nederland en Aruba verbleef. Hij verbleef in Colombia om te zorgen voor zijn ernstig zieke partner en voor de opvoeding van zijn dochter. Tijdens zijn verblijf in Aruba werkte hij niet en huurde hij tijdelijk een appartement voor hem en zijn familie. Gelet op de omstandigheden dat [appellant] in Aruba niet beschikte over eigen permanente huisvesting, geen werk had in Aruba en een gezin had in Miami en later in Colombia, had [appellant] vanaf 1 januari 1986 en (in elk geval) tot het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd het centrum van zijn maatschappelijk leven niet langer in Aruba. Het betoog slaagt niet.
Beslissing
bevestigtde uitspraak van het College van Beroep van 14 februari 2024 in zaak nr. AUA202103106, met dien verstande dat de Sociale Verzekeringsbank geen nieuwe beschikking hoeft te geven en de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking van 28 september 2021 geheel in stand blijven;
bepaaltdat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking van de Sociale Verzekeringsbank van 28 september 2021.