In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, wonend in Aruba, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het College van Beroep inzake de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering, die op 7 september 2011 was gedaan in zaak nr. ARAR 911/2010. Tijdens de openbare zitting, die om 08.30 uur begon, waren de rechters J.Th. Drop (voorzitter), R.W.L. Loeb en A.W.M. Bijloos aanwezig, evenals griffier N.A. Martines. De Sociale Verzekeringsbank was vertegenwoordigd door mr. M.D. Tromp en mr. B. Henriquez.
Het Hof heeft zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. Dit besluit is genomen op basis van de relevante artikelen van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Hof overwoog dat het bij het College ingestelde beroep een beroep in de zin van artikel 38, eerste lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering betreft. De uitspraak van het College op dat beroep, gedaan op 7 september 2011, valt niet onder de gevallen waarvoor hoger beroep bij het Hof openstaat, zoals bepaald in artikel 53a van de Lar. Het Hof concludeerde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak van het Hof is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de beroepsmogelijkheden tegen beslissingen van het College van Beroep verduidelijkt. Het benadrukt dat niet alle uitspraken van het College vatbaar zijn voor hoger beroep bij het Hof, wat van belang is voor toekomstige zaken die onder de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering vallen.