In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van het College van Beroep inzake de Landsverordening ziekteverzekering. De mondelinge uitspraak vond plaats op 20 november 2013, waarbij het Hof zich onbevoegd verklaarde om het hoger beroep te behandelen. De appellant had beroep ingesteld tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank, die op 18 augustus 2010 was genomen. Het Hof overwoog dat, volgens artikel 10, eerste lid, van de Landsverordening ziekteverzekering, een beroep tegen een beslissing van de bank binnen drie weken na de dagtekening schriftelijk bij het College van Beroep moest worden ingesteld. Het Hof stelde vast dat het bij het College ingestelde beroep een beroep in de zin van de genoemde wet was en dat het College op 18 augustus 2010 op dat beroep had beslist. Verder werd opgemerkt dat artikel 53a van de Landsverordening administratieve rechtspraak geen hoger beroep bij het Hof toestond tegen de uitspraak van het College. Het Hof concludeerde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.Th. Drop als voorzitter, bijgestaan door mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos als leden, en mr. N.A. Martines als griffier.