Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De herzieningsprocedure
3.Bewezenverklaring en bewijsvoering
eneen ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn, verdachte’s mededader, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die diefstal voor te bereiden;
dat hij op 20 december 2014 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander,
eenvuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.”
- een veroordeling die door de strafrechter is uitgesproken, wordt, na het verstrijken van de beroepstermijnen voor het instellen van gewone rechtsmiddelen en eventueel na het daadwerkelijk benut zijn van die rechtsmiddelen, onherroepelijk. Slechts onder bijzondere omstandigheden is een inbreuk op die onherroepelijkheid mogelijk, namelijk ingeval een aanvraag tot herziening van een dergelijke veroordelende uitspraak wordt ingediend en na onderzoek gegrond wordt bevonden. Dat is in Curaçao in het eerste lid, aanhef en onder 2°, van artikel 453 Sv aldus tot uitdrukking gebracht dat als grondslag voor een herziening, voor zover hier van belang, slechts kan dienen een omstandigheid die bij het onderzoek op de terechtzitting de rechter niet is gebleken en die het ernstige vermoeden wekt dat, ware zij bekend geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid, hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling (bedoelde omstandigheid wordt hierna ook aangeduid als ‘novum’). De aanwending van het buitengewone rechtsmiddel van herziening kan daarom slechts in uitzonderlijke gevallen leiden tot heropening van een strafproces dat met een onherroepelijke rechterlijke beslissing was afgerond;
- uit het hiervoor omschreven criterium volgt dat de aangevoerde grond voor herziening, te weten de omstandigheid als hiervoor bedoeld c.q. het novum, aan de rechter bij het onderzoek op de terechtzitting niet reeds mag zijn gebleken. In dat geval is immers geen sprake van een nieuwe omstandigheid in de zin van artikel 453 Sv, maar van een omstandigheid die de rechter die de veroordeling uitsprak, in zijn oordeel heeft kunnen betrekken;
- onvoldoende is dat de nieuwe omstandigheid mogelijk zou hebben geleid tot enige andere afloop van de strafzaak. Artikel 453 Sv is in dat opzicht strikter. Het eist immers dat door de nieuwe omstandigheid het ‘ernstig vermoeden’ moet ontstaan dat het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot één van de door de wetgever specifiek genoemde eindoordelen van de rechter, t.w. hetzij vrijspraak van de veroordeelde, hetzij ontslag van rechtsvervolging, hetzij niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie, hetzij toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling;
behoudens bijzondere omstandigheden– slechts dan als een novum kan gelden indien deze deskundige is uitgegaan van feiten en/of omstandigheden van feitelijke aard die niet bekend waren dan wel niet geacht kunnen worden bekend te zijn geweest aan de rechter die de uitspraak heeft gewezen waarvan herziening wordt gevraagd.
5.De aangevoerde gronden voor herziening
iForensics van 9 november 2021 van D. Usher DPhil, BSc, FCIEHF (productie 9). Ook het ongedateerde rapport van Foclar (productie 7) is in dit verband van belang, alsmede het rapport van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) van C. Verhulst en N. Beumer van 23 november 2022 (bijlage 1 bij het aanvullend herzieningsverzoek).
2022 (producties 10 en 11).
ien NFO, waaruit – kort gezegd – kan worden afgeleid dat de lichaamslengte, de linkshandigheid, de lichaamshouding, de haardracht en de wenkbrauwen van dader 1 niet overeenkomen met de lichaamskenmerken van de aanvrager.
Het openbaar ministerie stelt voor de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken op te dragen een deskundige te benoemen, met als onderzoeksopdracht: het uitvoeren van een (contra-)expertise inhoudende een ergonomische analyse van de videobeelden, teneinde na te gaan of het mogelijk is om betrouwbare conclusies te trekken ten aanzien van de lengte van dader 1 en 2.
irapport berekent op basis van verrichte metingen (aan de hand van een andere methode dan CRA) de
stature(de afstand vanaf de vloer, waarop een persoon zonder schoenen in comfortabele positie rechtop staat) van dader 1 op een lengte van 1691 ± 6,9 mm, dus tussen 168,4 en 169,8 centimeter. In het rapport wordt melding gemaakt van het maken van een “mesh” en een “bone-rig” met behulp waarvan, als het Hof dit goed begrijpt, dader 1 rechtop is gezet, waarna zijn lengte is gemeten. Hoe dit precies in zijn werk gaat is het Hof uit het rapport niet gebleken.
i, dat dader 1 wel rechtop heeft gezet. Dit alles is van belang, omdat – althans voor de niet ergonomisch geschoolde leek – het erop lijkt dat dader 1 zich in een enigszins voorovergebogen houding door het magazijn van de [W-Minimarkt] beweegt.
a. is het mogelijk om op basis van de camerabeelden – indien nodig via
ien de door hen gebruikte methoden, resulterend in een oordeel over de betrouwbaarheid van de door CRA en SR
igerapporteerde uitkomsten;
“Bij het herkennen van een bekende persoon onder moeilijke omstandigheden wordt een al bestaand en mogelijk zeer helder herinneringsbeeld vergeleken met een onduidelijke waarneming. (…) Uit onderzoek is gebleken dat als mensen verwachten een bekend persoon te zien, zij een onbekende vaker onterecht herkennen als dader. (…) Geconcludeerd kan worden dat er meer steun is voor het scenario waarin [A.W.] en [A.H.] [aanvrager] hebben herkend om andere redenen dan dat hun waarneming van de dader op de beelden overeenstemde met hun herinneringsbeeld van [aanvrager] .”
Het onthouden van het uiterlijk van mensen en het herkennen is een holistische gebeurtenis. (…) De opgave van herkenningskenmerken door beide getuigen wijst er eerder op dat hun aanwijzingen niet het gevolg zijn van authentieke herkenningen dan dat het hun verklaringen ondersteunt. (…) In de onderhavige zaak speelt daarbij vooral dat de getuigen een sterk verwachtingseffect hadden. Zij verwachtten dat zij [aanvrager] zouden zien. Dat vergrootte de kans sterk dat zij ook werkelijk meenden hem op de beelden te zien. (…) Een additioneel probleem is verder dat de getuigen tegelijkertijd werden verhoord en in elkaars bijzijn de beelden zagen. (…) Het meest waarschijnlijke scenario is derhalve dat de getuigen dader 1 als [aanvrager] meenden te herkennen omdat zij verwachtten hem te zien, niet omdat zij hem herkenden.”
“bolvorm van zijn haar namelijk rastakapsel”heeft, de vraag oproept of hier geen sprake is van een categorie fouten die, in de woorden van advocaat-generaal Knigge [6] , tussen de wal en het schip vallen, geldt in ieder geval dat voor de waardering van de betrouwbaarheid van deze herkenningen specialistische kennis nodig is, terwijl er aanwijzingen zijn dat het Hof de werkelijke waarde van deze herkenningen – mede gelet op de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen – onvoldoende heeft doorgrond. Dit leidt ertoe – zo begrijpt het Hof de conclusie van het openbaar ministerie – dat alvorens kan worden beoordeeld of sprake is van een novum, nader onderzoek moet plaatsvinden, bestaande in het nader horen van [A.H.] en [A.W.], het horen van de verbalisanten [9] en [3], alsmede het verrichten van nader onderzoek naar aanknopingspunten voor het achterhalen van de identiteit van dader 2.
dat het scenario waarin [aanvrager] slechts pretendeerde de overval te hebben gepleegd en het slachtoffer te hebben doodgeschoten, aannemelijk [lijkt].”
erase-“software permanent te zijn verwijderd. Het NFO is er niet in geslaagd deze berichten terug te vinden. Deze verwijderingen hebben plaatsgevonden na de inbeslagname van de telefoon van aanvrager op 29 december 2014, hetgeen betekent dat de politie hierin de hand heeft gehad, kennelijk met de bedoeling om ontlastend bewijs weg te maken.
erase-“ software. Anders dan de verdediging stelt, zijn er echter geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de verwijdering van deze 472 berichten eveneens heeft plaatsgevonden ná de inbeslagname van aanvragers telefoon op 29 december 2014. Dit blijkt in ieder geval niet uit het NFO-rapport of uit het Extractierapport zelf. Dit laat de mogelijkheid open dat deze verwijdering heeft plaatsgevonden door, of op verzoek van, de aanvrager zelf. De verwijdering van deze 472 berichten kan reeds daarom niet als novum worden beschouwd.
the proceedings as a whole were not fair.
- Een bericht van 25 december 2014 om 15:20:46 uur, inhoudende: ‘Mi por ta un kriminal pero no pa bo kurason’ (vrije vertaling verbalisant: ‘Ik kan een crimineel zijn, maar niet voor je hart’).
- Een bericht van 25 december 2014 om 15:25:58 uur, inhoudende: ‘un hombu a saka kos riba mi sua’ (vrije vertaling verbalisant: ‘De man heeft iets op mij tevoorschijn gehaald sua (zwager)’).
- Een bericht van 25 december 2014 om 15:30:13 uur, inhoudende: ‘Ta pasku, mi tin hnd tira, bonsa kk mi ta sintii awoki mi so leu foi mi mama ku mi ruman’ (vrije vertaling verbalisant: ‘Het is Kerst, ik heb iemand geschoten, je weet niet wat ik nu voel, alleen, ver van mijn moeder en mijn broer’).
dat het scenario waarin [aanvrager] slechts pretendeerde de overval te hebben gepleegd en het slachtoffer te hebben doodgeschoten, aannemelijk [lijkt]– niet in termen van natuurwetenschappelijke waarheid, maar slechts in termen van waarschijnlijkheid kunnen worden uitgedrukt en daarmee niet als feiten, maar als gevolgtrekkingen moeten worden beschouwd, die de mogelijkheid om te komen tot andere gevolgtrekkingen onverlet laten.
6.Verzoek schorsing tenuitvoerlegging gevangenisstraf
lichaamslengte van dader 1 naar voren is gebracht;
a. is het mogelijk om op basis van de camerabeelden – indien nodig via hernieuwde metingen, te verrichten in de opslagruimte van de minimarket – te komen tot betrouwbare conclusies over de lichaamslengte van dader 1, en zo ja
b. wat is de lichaamslengte van dader 1;
ien de door hen gebruikte methoden, resulterend in een oordeel over de betrouwbaarheid van de door CRA en SR
igerapporteerde uitkomsten;
opgelegde gevangenisstraf.