Uitspraak
,
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van het Gerecht
ntvankelijkheid bezwaar 2011
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een belanghebbende die een huisartsenpraktijk drijft en in geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen een naheffingsaanslag loonbelasting over het jaar 2011, alsook de naheffingsaanslagen voor de jaren 2011 tot en met 2015 en de vergrijpboete voor het jaar 2012. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, maar het bezwaar tegen de naheffingsaanslag 2011 is buiten de wettelijke termijn ingediend, waardoor de Inspecteur dit bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De belanghebbende heeft maandelijks een bedrag aan salaris uitbetaald aan de directeur-groot-aandeelhouder, maar de Inspecteur stelt dat een deel van deze betalingen als loon moet worden aangemerkt en niet als dividend, wat leidt tot naheffingsaanslagen. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de bezwaren van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2015 gegrond verklaard, maar de vergrijpboete voor 2012 is gehandhaafd. In hoger beroep heeft het Hof de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de naheffingsaanslag 2011 bevestigd, maar de naheffingsaanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2015 en de vergrijpboete zijn gegrond verklaard. Het Hof heeft de boete verminderd tot USD 6.467 en de proceskosten vergoed.