Uitspraak
1.Het advies
2.2. De procedure
3.3. De overgelegde stukken
diplomatic notevan 16 augustus 2021 van het Department of State van de Verenigde Staten van Amerika (hierna ook: de Verenigde Staten) betreffende het verzoek tot uitlevering van de opgeëiste persoon;
in support for extraditionvan 13 juli 2021, voorzien van bijlagen:
4.De beoordeling van het verzoek
2heeft geoordeeld dat de opvatting dat als wettelijk voorgeschreven procedure in de zin van art. 5, eerste lid, EVRM slechts een bij wet in formele zin geregelde procedure kan gelden, geen steun vindt in het recht. Eveneens wordt er in de toelichting op gewezen, dat de Hoge Raad in zijn arrest van 25 oktober 2005
3– onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van de Cassatieregeling in uitleveringszaken voor de Nederlandse Antillen en Aruba – heeft overwogen dat “de rijkswetgever zoveel mogelijk heeft willen aansluiten bij het systeem van het Nederlandse uitleveringsrecht en met name ook bij de jurisprudentie van de Hoge Raad” en deze overweging ook nadrukkelijk heeft betrokken op de vraag hoe de inhoud van de summiere procedurele regeling van het Uitleveringsbesluit moet worden ingevuld.