4.6In een beleidsregel van 18 augustus 2010 is het beleid van de belastinginspectie Aruba neergelegd over de vraag of het ter beschikking stellen van vermogen aan aandeelhouders binnen het begrip ‘beleggen’ valt in de zin van artikel 1, letter c, Landsbesluit. In deze beleidsregel is onder meer het volgende opgemerkt:
“In de praktijk is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de uitleg van de activiteit als bedoeld in artikel 1, onderdeel c van het Landsbesluit: “het beleggen van vermogen, met uitzondering van onroerende zaken”. Meer concreet betreft het de vraag of rekening- courantverhoudingen respectievelijk renteloze leningen aan of anderszins ter beschikking stellen van vermogen aan aandeelhouders/natuurlijke personen onder de term beleggen valt. In principe kwalificeren dergelijke activiteiten niet als het beleggen van vermogen. De hierdoor in de praktijk gerezen knelpunten leiden regelmatig tot discussies tussen partijen en zijn voor Servicio di Impuesto aanleiding om te komen met het onderhavige beleid.
(…)
Het renteloos lenen of anderszins ter beschikking stellen van vermogen aan natuurlijke personen
In beginsel geldt dat het renteloos lenen of anderszins ter beschikking stellen van vermogen aan aandeelhouders/natuurlijke personen niet kwalificeert als het beleggen van vermogen aangezien door het aldus aanhouden van dit vermogen geen waardestijging en rendement wordt beoogd, terwijl hiermee wel bijzondere risico’s worden gelopen. Met bijzondere risico’s worden bedoeld risico’s die normaal vermogensbeheer te boven gaan.
Het is evenwel denkbaar dat het renteloos lenen of anderszins ter beschikking stellen van vermogen aan aandeelhouders/natuurlijke personen niet op zichzelf staat, doch een direct verband houdt met het beleggingsbeleid van de onderneming. Bijvoorbeeld met het oog op risicospreiding en tot behoud van het vermogen, terwijl beoogd wordt op het totaal van alle activa tezamen een redelijk rendement te behalen.
Daarnaast kan het voorkomen dat niet substantiële rekening-courantvorderingen worden aangehouden in verband met het normale kantoor-, administratieve en financiële beheer van de onderneming. Deze rekening-courantvorderingen hebben niet ten doel het structureel ter beschikking stellen van fondsen aan de schuldenaar, maar hebben doorgaans te maken met het verwerken van voorschotten. Dergelijke rekening-courantvorderingen zullen doorgaans in hoogte “schommelen” en in beginsel op korte termijn worden afgelost. Indien een renteloze rekening-courantvordering echter een structureel karakter heeft of krijgt (bijvoorbeeld doordat deze niet wordt afgelost of substantieel is), dan zal deze niet kwalificeren als dienstbaar aan het normale kantoor-, administratieve en financieel beheer.
Goedkeuring
Gezien het bovenstaande wordt goedgekeurd dat het hebben van rekening-courantverhoudingen ten behoeve van, respectievelijk het verstrekken van renteloze leningen aan of anderszins ter beschikking stellen van vermogen aan aandeelhouders/natuurlijke personen door een AVV wordt aangemerkt als het beleggen van vermogen in de zin van artikel 1, onderdeel c van het Landsbesluit. Hieraan wordt wel nog de nadere voorwaarde gesteld, dat het gemiddelde in een belastingjaar uitstaande bedrag van de ter beschikking gestelde gelden niet meer bedraagt dan tien (10) procent van het totaal van de door de AVV aangehouden activa.
Met andere woorden, de activa moeten uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaan uit andere vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de kwalificerende activiteiten. Indien het gemiddeld in een belastingjaar uitstaande bedrag meer bedraagt dan het hier bedoelde percentage, dan kan het aldus ter beschikking stellen van vermogen aan aandeelhouders/natuurlijke personen niet aangemerkt worden als het beleggen van vermogen, tenzij overtuigend ten genoegen van de inspecteur wordt aangetoond dat het een beleggingsactiviteit betreft dan wel vermogensbestanddelen die daaraan volledig ondergeschikt zijn.
In het kader van een overgangsmaatregel wordt bovendien het volgende goedgekeurd.
Een AVV die renteloos gelden heeft geleend of anderszins ter beschikking heeft gesteld aan aandeelhouders/natuurlijke personen voor uitstaande bedragen die het bovenbedoelde percentage van 10 te boven gaan, worden geacht deze vordering te hebben aangehouden in het kader van het beleggen van vermogen, mits zij:
a) uiterlijk op 1 december 2010 voldoen aan het hierboven bedoelde criterium van 10 procent;
b) de nodige bindende besluiten hebben genomen om zich om te zetten in een Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid (VBA) of in een lichaam naar het recht van een ander land;
in dit geval dient de vennootschap eveneens aan voorwaarde a) te voldoen; of
c) in liquidatie zijn getreden dan wel anderszins maatregelen hebben genomen waardoor zij niet langer onderworpen zullen zijn aan Arubaanse winstbelasting.”