In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur der belastingen in Curaçao tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De belanghebbende, wonende in Curaçao, heeft niet binnen de gestelde termijn van 36 maanden aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting, wat leidde tot een ambtshalve aanslag. De inspecteur heeft de aanslag opgelegd op basis van een geschat belastbaar inkomen van NAf 130.871. Na bezwaar van de belanghebbende is de aanslag verminderd tot NAf 91.946. De inspecteur heeft echter geweigerd verdere verrekening van voorheffingen, omdat de aangifte te laat was ingediend. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de belanghebbende recht had op restitutie van de voorheffing, omdat de inspecteur na de zitting een toezegging had gedaan dat de restitutie zou plaatsvinden. Het Hof bevestigt dit oordeel en oordeelt dat de inspecteur niet-ontvankelijkheid van het bezwaar ten onrechte heeft verklaard. De uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd, en de aanslag wordt verminderd tot een belastbaar inkomen van NAf 91.946 met verrekening van de ingehouden loonbelasting.