In deze zaak gaat het om een belastingplichtige, woonachtig in Curaçao, die niet binnen de gestelde termijn van 36 maanden aangifte heeft gedaan voor de inkomstenbelasting. De Inspecteur heeft daarop een ambtshalve aanslag opgelegd. De belastingplichtige heeft later alsnog de juiste gegevens verstrekt, maar de Inspecteur weigerde verrekening van voorheffingen op basis van artikel 41B van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, waarin staat dat geen aanslag wordt opgelegd en verrekening van voorheffingen achterwege blijft indien de belastingplichtige niet tijdig aangifte heeft gedaan. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelt echter dat er in dit geval wel degelijk een aanslag is opgelegd, en dat de belastingplichtige recht heeft op verrekening van voorheffingen. De uitspraak van het Gerecht vernietigt de eerdere uitspraak op bezwaar van de Inspecteur en vermindert de aanslag inkomstenbelasting tot een belastbaar inkomen van Naf. 91.946, met verrekening van de ingehouden loonbelasting van Naf. 38.595. De zaak benadrukt het belang van tijdige communicatie van de aanslag aan de belastingplichtige en de gevolgen van het niet tijdig indienen van een aangifte.