In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep van een belanghebbende tegen twee beschikkingen van de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de besluiten waarbij geen aanslagen voor de premieheffing AOV 2013 en de inkomstenbelasting (IB) 2014 werden opgelegd. Het Gerecht oordeelde dat het beroepschrift niet duidelijk aangaf tegen welke uitspraak op bezwaar het beroep was gericht, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard voor de IB 2014. Voor de AOV 2013 oordeelde het Gerecht dat het bezwaar te laat was ingediend, maar dat de Inspecteur het bezwaar desondanks ontvankelijk had verklaard. Het Gerecht concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat de Inspecteur terecht geen aanslagen had opgelegd. De uitspraak van het Gerecht was dat het beroep inzake de AOV 2013 ongegrond was en het beroep inzake de IB 2014 niet-ontvankelijk.