ECLI:NL:OGEAM:2022:75

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
SXM202000353 t/m SXM202000357
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. D.J. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaar tegen naheffingsaanslagen en boetes in belastingzaken

In deze zaak is in geschil of de belanghebbende tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen naheffingsaanslagen en of deze aanslagen terecht zijn opgelegd. De belanghebbende, een onderneming gevestigd in Sint Maarten, ontving op 11 mei 2018 naheffingsaanslagen voor premies AOV/AWW en AVBZ over de jaren 2013 en 2014, alsook vergrijpboetes. De belanghebbende heeft op 2 januari 2019 bezwaar gemaakt, maar stelde dat zij de aanslagen niet had ontvangen. De Inspecteur heeft geen bewijs geleverd dat de aanslagen tijdig zijn verzonden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar, omdat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslagen tijdig zijn verzonden.

Daarnaast is er een discussie over de bevoegdheid van de administrateur van de belanghebbende, die volgens de belanghebbende niet bevoegd was om haar te vertegenwoordigen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de administrateur, die door de belanghebbende was aangewezen, wel degelijk bevoegd was. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslagen en boetes opgelegd op basis van een boekenonderzoek, waaruit bleek dat de belanghebbende niet voldeed aan haar administratie- en bewaarplicht. De correcties die de Inspecteur heeft doorgevoerd, zijn in stand gebleven, met uitzondering van de correctie inzake de auto van de zaak.

De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 30 september 2022, waarbij de naheffingsaanslagen en boetes zijn verminderd. De Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moet het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 30 september 2022
BBZ nrs. SXM202000353 t/m SXM202000357
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
[Belanghebbende], gevestigd te Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 11 mei 2018 naheffingsaanslagen premies AOV/AWW en premie AVBZ over het jaar 2013 opgelegd van respectievelijk NAf 2.156 en NAf 1.943. Daarbij zijn vergrijpboetes opgelegd van NAf 270 (AOV/AWW, 13%) en NAf 243 (AVBZ, 13%) wegens het grofschuldig niet betalen van premies.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 11 mei 2018 naheffingsaanslagen loonbelasting, premies AOV/AWW en premie AVBZ over het jaar 2014 opgelegd van respectievelijk NAf 135.297, NAf 1.867 en NAf 5.888. Daarbij zijn vergrijpboetes opgelegd van NAf 33.824 (LB, 25%), NAf 233 (AOV/AWW, 12%) en NAf 736 (AVBZ, 13%) wegens het grofschuldig niet betalen van loonheffingen.
1.3
Belanghebbende heeft op 2 januari 2019 daartegen bezwaar gemaakt.
1.4
Belanghebbende heeft op 25 februari 2019 het bezwaar nader aangevuld.
1.5
Belanghebbende heeft op 29 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.6
De Inspecteur heeft op 18 augustus 2020 een verweerschrift ingediend.
1.7
Belanghebbende heeft een nader stuk (reactie op het verweerschrift) waarop de dagtekening 17 september 2020 vermeld is, ingediend.
1.8
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020 te Philipsburg. Namens belanghebbende zijn verschenen [A], verbonden aan [X], en [B]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [C] en [D]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter mr. dr. A.J.H. van Suilen vanuit het gerechtsgebouw in Aruba de zitting geleid via een videoverbinding. De zitting is geschorst wegens het onwel worden van een van de gemachtigden van belanghebbende.
1.9
Belanghebbende is door de griffie uitgenodigd voor een nadere zitting op 11 februari 2021. Op verzoek van belanghebbende is uitstel verleend van de mondelinge behandeling.
1.1
De Inspecteur heeft op 14 juni 2021 per e-mail een pleitnota ingediend.
1.11
Een tweede zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2021 te Philipsburg. Namens belanghebbende zijn verschenen [A], verbonden aan [X], en [B]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [C] en [D]. Op de zitting is deze zaak samen behandeld met de zaken van belanghebbende met nummers SXM202000350, SXM202000351, SXM2019000941, SXM201901223 en SXM201901224. De Inspecteur heeft een pleitnota voorgedragen. De rechter, mr. D.J. Jansen, heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.12
Op 15 juni 2021 zijn ook behandeld de zaken van de zustervennootschappen [L] N.V., [P] N.V. en [M] N.V. (hierna tezamen zustervennootschappen). Evenals bij belanghebbende vloeien de beroepszaken van deze vennootschappen voort uit correcties naar aanleiding van boekencontroles voor de loonheffingen en belasting op bedrijfsomzetten (hierna: BBO).
1.13
Belanghebbende heeft op verzoek van het Gerecht (op de zitting van 15 juni 2021) op 16 juni 2021 een volmacht overgelegd.
1.14
Belanghebbende heeft daarna op 18 juni 2021 en 24 juni 2021 nadere stukken ingediend. De rechter heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende exploiteerde tot 2015 twee winkels, waarin verzorgingsproducten, parfums, haarproducten en elektronica werden verkocht. Haar directeur en enig aandeelhouder is [P] [M] (hierna: digra).
2.2
Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld met betrekking tot de loonheffingen en BBO over de jaren 2012 tot en met 2014. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in een rapport van 16 maart 2018. Daarin is over de loonheffingen – voor zover van belang – het volgende vermeld:

2.2 Bedrijfsactiviteiten
Belastingplichtige/inhoudingsplichtige exploiteerde een handelsonderneming, die zich bezighield met het verkopen van cosmetica en elektronica, waarbij cosmetica het meest werd verkocht. De producten die werden verkocht waren:
  • Verzorgingsproducten;
  • Parfums;
  • Haarproducten;
  • Pruiken en synthetisch haar;
  • Elektronica.
2.3
Organisatiestructuur van de [L] (2012 tot en met 2014)
[organisatiestructuur is geanonimiseerd]
Ieder NV had een aparte vestiging. Er was geen sprake van fiscale eenheid. Per eind 2014 zijn de activiteiten van [M] NV gestaakt. Per 2015 zijn alle activiteiten van de resterende NV's bij [L] NV ondergebracht. Alle werknemers zijn per 2015 op de loonlijst van [L] NV toegevoegd. Per 2015 wordt er een jaarrekening opgesteld. Dit is onder naam van [L] NV.
Hier volgt een overzicht van de kernactiviteiten per NV over de jaren 2012 tot en met 2014:
- [ L] NV: Groothandel
o Producten: Cosmetica.
- [ P] NV: Kleinhandel/Groothandel met 2 filialen ([L] 1 gevestigd te [adres] en [L] 2 gevestigd te [adres]).
o [L] 1  Producten: Cosmetica.
o [L] 2  Producten: Cosmetica en elektronica.
- [belanghebbende] NV: Kleinhandel
o Producten: Cosmetica en elektronica.
- [M] NV: Kleinhandel
o Producten: Cosmetica.
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat de gelieerde bedrijven onderling transacties met elkaar hadden zonder rekening te hebben gehouden dat elk NV los van elkaar staat. De transacties waren onder andere:
  • [L] NV leverde voorraad vanuit [L] NV aan de andere 3 NV's. Deze leveringen werden niet bijgehouden;
  • Het bedrijf dat meer liquide middelen had aan het eind van de maand, betaalde de water- en elektrakosten van de overige NV's;
  • Maandelijks betaalde [P] NV $3.000 aan [M] voor huisvestingskosten. Deze betalingen hadden betrekking op de kosten van verblijf van de werknemers afkomstig uit India. Deze werknemers stonden op de loonlijst van [L] NV, [P] NV, [belanghebbende] NV en [M] NV. Deze werknemers wonen in appartementen op het huisadres van de digra ([O] 4). Alle werknemers hebben een eigen appartement ter beschikking gekregen van de digra. De gelieerde maatschappij [P] NV betaalt de digra voor de terbeschikkingstelling;
  • [M] NV had een kok in loondienst die voor eten zorgde voor de digra en werknemers van de verschillende NV's;
  • Op de balans van [P] NV was een auto geactiveerd. Deze auto werd aan de digra ter beschikking gesteld. Werknemers van de verschillende NV's gebruikten deze auto, voornamelijk voor woonwerkverkeer;
  • [M] NV betaalde de telefoonkosten ("chippie company") voor werknemers van de verschillende NV's.
Gezien het feit dat over de jaren 2012 tot en met 2014 de bedrijven onderling transacties met elkaar hadden en in sommige gevallen werknemers van de andere NV ook hierdoor werden bevoordeeld, stel ik voor om de werknemers die niet op de loonlijst stonden van hun desbetreffende NV's ook zullen worden aangemerkt voor bevoordeling door de andere NV's.
2.4
Ingediende aangiften
Vóór de aankondiging van het onderzoek waren door belastingplichtige/inhoudingsplichtige, voor zover relevant voor dit onderzoek, de volgende aangiften ingediend:
  • LB over de jaren 2012 tot en met 2014;
  • BBO over de jaren 2012 tot en met 2014.
Vóór de aankondiging van het onderzoek waren door inhoudingsplichtige de VZL over de jaren 2012 tot en met 2014 ingediend.
3.3
Loonadministratie
De loonadministratie werd intern bijgehouden met behulp van het pakket Payroll 4. De aangiften LB werden door de administrateur verzorgd.
3.4
Administratieplicht
Op basis van artikel 43, lid 2 ALL zijn administratieplichtigen onder andere gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen evenals de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk blijken.
Tijdens het onderzoek is gebleken dat op de volgende onderdelen niet is voldaan aan de hiervoor omschreven verplichting:
1. Omdat een (groot) deel van de omzet per kas wordt ontvangen dient belastingplichtige een sluitende kasadministratie te voeren. Uit de volgende constatering blijkt dat dit niet het geval is:
 De verantwoorde opbrengsten in het kasboek sluiten niet aan met de opbrengsten in het grootboek.
2. Er is geen inventarisatie over de controlejaren uitgevoerd.
3. De gelieerde bedrijven hadden onderling transacties met elkaar zonder rekening te hebben gehouden dat elke NV los van elkaar staat.
Op basis van het voorgaande concludeer ik dat niet is voldaan aan de administratieplicht ingevolge artikel 43, lid 2 ALL. In dit verband heb ik belastingplichtige gewezen op artikel 30, lid 6 ALL, de zogenaamde omkering bewijslast.
3.5
Bewaarplicht
Op basis van artikel 43, leden 2 en 6 ALL zijn administratieplichtigen verplicht hun administratie en de daartoe behorende gegevensdragers gedurende 10 jaar te bewaren.
Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de volgende delen van de administratie niet zijn bewaard:
  • de inkoopfacturen over het jaar 2013 van diverse leveranciers. Deze heb ik tot op heden niet ontvangen;
  • het grootboek over het jaar 2014 ontbreekt;
  • de facturen van de telefoonkosten over het jaar 2013.
Op basis van het voorgaande concludeer ik dat niet is voldaan aan de bewaarplicht ingevolge artikel 43, leden 2 en 6 ALL. In dit verband heb ik belastingplichtige gewezen op artikel 30, lid 6 ALL, de zogenaamde omkering bewijslast.
3.6
Factureringsplicht
Ik heb geconstateerd dat belastingplichtige niet heeft voldaan aan de factureringsplicht. Volgens artikel 44 ALL is belastingplichtige hiertoe wel verplicht.
lk heb geconstateerd dat bij belastingplichtige in ieder geval de volgende onderdelen van de
kasregistratie ontbreken of niet aan de eisen voldoen:
Naam en adres van belastingplichtige die de levering of de dienst verricht;
Het door de Belastingdienst toegekende registratienummer (CRIB-nummer) van degene die de levering of de dienst verricht;
Een duidelijke omschrijving van de geleverde goederen of van de verrichte dienst;
De hoeveelheid van de geleverde goederen;
Doorlopend nummering van de facturen.
3.7
Oordeel administratie
Naast de in de onderdelen "Administratieplicht, “Bewaarplicht" en "Factureringsplicht" genoemde bevindingen heb ik het volgende geconstateerd:
  • Er is geen rekening met loon in natura gehouden;
  • In de controlejaren is er geen aansluiting tussen de omzet conform de aangiften BBO en de omzet volgens de jaarrekening;
  • In het jaar 2014 is de BW% zeer laag in vergelijking met de voorgaande jaren;
  • De huuropbrengsten die door belastingplichtige worden genoten, zijn niet verantwoord;
  • Het banksaldo (W1B Naf) volgens de bankafschriften eind 2014 sluit niet aan met de jaarrekening (saldo jaarrekening dient $15.416 hoger te zijn dan verantwoord).
De in dit hoofdstuk genoemde bevindingen hebben gevolgen voor de in dit onderzoek betrokken belastingaangiften. lk verwijs naar hoofdstukken 4 en 5 van dit rapport.
Naar aanleiding van de in dit hoofdstuk genoemde bevindingen zijn opmerkingen gemaakt. Deze opmerkingen zijn in onderdeel 8.1 van dit rapport opgenomen.
4 LOONBELASTING
(…)
4.2
Loon in natura4.2.1 Algemeen
Loon hoeft niet te worden genoten in geld. Loon kan ook verstrekt worden in de vorm van goederen of rechten. Het gaat dan om loon in natura (artikel 6C, lid 1 LLB). Dit loon in natura moet worden gewaardeerd op een bepaalde geldswaarde. In het algemeen is de waarde van loon in natura, de WEV van wat genoten wordt. Dit is de prijs die de werknemer onder normale omstandigheden had moeten betalen bij aankoop van het betreffende product. Voor een aantal verstrekkingen is de waarde vastgesteld. Indien de werknemer een eigen bijdrage moet betalen voor het verstrekte product, wordt deze eigen bijdrage van het loon afgetrokken.
4.2.2
Privégebruik telefoon
Zoals eerder genoemd bij onderdeel 2.3 is er bij dit onderzoek sprake van gelieerde maatschappijen. De gelieerde maatschappijen betalen kosten voor elkaar en dus ook voor de medewerkers van diverse inhoudingsplichtigen. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat [M] NV mobiele telefoonaansluitingen ("chippie company data bundles") voor enkele werknemers van [belanghebbende] NV (inhoudingsplichtige) heeft betaald. Deze databundels worden door de werknemers zowel voor zakelijke als voor privédoeleinden gebruikt.
Door de werknemers wordt geen vergoeding aan [M] NV en/of inhoudingsplichtige voor het gebruik van de telefoon voor privédoeleinden betaald. Op grond hiervan is sprake van het verstrekken van loon in natura. De waarde van deze verstrekking, het privégebruik, bedraagt 480 per jaar. Hieronder volgt een overzicht van de voorgestelde correcties:
2012
Maanden gewerkt
Loon in natura
[BH]
12
480
[PK]
6
240
[SK]
12
480
[CS]
3
120
Totaal
1.32
2013
Maanden gewerkt
Loon in natura
[BH]
12
480
[SK]
12
480
[CS]
3
120
Totaal
1.08
2014
Maanden gewerkt
Loon in natura
[BH]
1
40
[CV]
10
400
[SK]
10
400
Totaal
840
Zie onderdeel 4.2.5 voor de gevolgen voor de digra en 4.2.6 voor de recapitulatie van loon in natura.
4.2.3
Vrij wonen
Door de digra zijn appartementen ter beschikking gesteld aan enkele werknemers. [P] NV (gelieerde maatschappij van inhoudingsplichtige) betaalt maandelijks een bedrag van $ 3.000 aan de digra voor huisvestingskosten. Deze betalingen van de huisvestingskosten is een vergoeding aan de digra. De werknemers wonen op het huisadres van de digra. leder persoon heeft zijn eigen appartement van 1 kamer. Het adres van deze woningen is [adres] (huisadres van de digra). In het kader van gelieerde maatschappijen wordt er beschouwd dat de werknemers van deze maatschappijen die bij de appartementen van de digra wonen worden bevoordeeld.
Het ter beschikking stellen van een woonhuis aan een werknemer vormt loon in natura. Door inhoudingsplichtige is bij de salarisberekening geen rekening gehouden met de waarde van deze verstrekking. lk stel u voor om de verstrekking alsnog als loon in natura aan te merken.
De waarde van het verstrekken van een woning welke de werknemer als hoofdverblijf ter beschikking
staat moet worden bepaald op 4,8% (8% van 60%) van de WEV. De WEV is gelijk is aan de vrije
verkoopwaarde van de woning. De WEV kan op de volgende manier berekend worden:
  • huurbedrag t/m $1.250 = 100 x huur
  • huurbedrag t/m $2.000 = 120 x huur
  • huurbedrag > $2.000 = 140 x huur
De digra heeft meerdere bedrijven die niet bij onderdeel 2.3 zijn genoemd. Deze bedrijven zijn niet betrokken bij dit onderzoek. Deze staan los van de gelieerde maatschappijen genoemd bij onderdeel 2.3. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat de digra vanuit deze andere bedrijven meer geld ontvangt voor de huisvestingskosten van de werknemers. Hierdoor heb ik het huurbedrag op een zakelijke prijs gesteld.
De appartementen zijn gevestigd in een goed gelegen buurt, [adres]. lk heb het huurbedrag gesteld op $ 650 per maand. Rekening houdend met een huurbedrag van $ 650 kom ik uit tot een WEV van $65.000 (100x$650). De bijtelling per jaar per werknemer is $3.120 (4,8% x $65.000). Rekening houdend met een omrekenkoers van 1,80 per dollar, wordt de bijtelling Naf 5.616 ($ 3.120 x 1,80) per jaar. Hieronder volgt een overzicht van de voorgestelde correcties:
2012
Maanden gewerkt
Loon in natura
[BH]
12
5.616
[PK]
6
2.808
[SK]
12
5.616
Totaal
14.04
2013
Maanden gewerkt
Loon in natura
[BH]
12
5.616
[SK]
12
5.616
Totaal
11.232
2014
Maanden gewerkt
Loon in natura
[BH]
1
468
[CV]
10
4.68
[SK]
10
4.68
Totaal
9.828
4.2.4
De digra
De digra wordt ook door inhoudingsplichtige en de gelieerde maatschappijen bevoordeeld. Net (http://bevoordeeld.Net) als de overige werknemers wordt een mobiele telefoon door de zaak (onderdeel 4.2.2) betaald. De digra was gedurende de controlejaren te alien tijde in loondienst van inhoudingsplichtige. Naast de bovengenoemde bevoordelingen, is verder geconstateerd dat de digra meerdere bevoordelingen geniet. Deze worden hieronder puntsgewijs geëxpliceerd:
Auto
Bij de gelieerde maatschappij [P] NV wordt een personenauto ter beschikking gesteld aan de digra, dhr. [M]. Volgens de administrateur en enkele werknemers van inhoudingsplichtige wordt de auto voor woon-werkverkeer gebruikt. De werknemers worden 's morgens naar de winkels gebracht en 's avonds opgehaald.
Twee opmerkingen:
  • Woon-werkverkeer wordt aangemerkt als privegebruik;
  • Als personenauto worden ook aangemerkt jeeps, bestelwagens en pick-ups (zowel in de versie
met dubbele als die met enkele cabine).
Door de werknemer (de digra) wordt aan inhoudingsplichtige voor het gebruik van de auto voor privedoeleinden geen vergoeding betaald. Op grond hiervan is sprake van het verstrekken van loon in natura. De waarde van deze verstrekking is forfaitair bepaald op tenminste 15% van de nieuwwaarde van de personenauto. Inhoudingsplichtige heeft geen keuringskaart of andere bewijsstukken van de auto overhandigd. Een van de werknemers gaf aan dat het vervoermiddel een bus is van het merk Toyota. Verder heb ik geen informatie over bouwjaar, type en model ontvangen. Hierdoor zal ik de nieuwwaarde op $65.000 stellen. Voorgesteld loon in natura is als volgt: 15% x $65.000 = $ 9.750. Rekening houdend met een omrekenkoers van 1,80 per dollar, wordt de bijtelling Naf 17.550 ($ 9.750 x 1,80) per jaar.
Huur
Tijdens het onderzoek met onderzoeksnummer 201700882 ([P] NV) is geconstateerd dat de huisvestingskosten (huur) in het jaar 2014 in vergelijking met de jaren 2012 en 2013 sterk zijn gestegen. De adviseur is in de gelegenheid gesteld om deze sterke stijging te onderbouwen. Het grootboek over het jaar 2014 ontbreekt en hierdoor kon er niet worden beoordeeld waarop deze kosten betrekking hadden. De huurkosten in de jaarrekening worden gesplitst onder huur [P] NV en huur voor de werknemers, zie bijlage 2 voor een overzicht van de geboekte kosten over het jaar 2012. Huur [P] NV heeft betrekking op de huurkosten van de 2 filialen van [P] NV. Hier volgt een overzicht van de maandelijkse huurkosten voor beide filialen:
- Filiaal 1: [L] Cosmetics 1 ==> huurbedrag $ 4.538
- Filiaal 2: [L] Cosmetics 2 ==> huurbedrag $ 4.000
Huurkosten werknemers heeft betrekking op kosten van huisvesting voor de werknemers die bij de digra wonen. Maandelijks wordt $ 3.000 door [P] NV aan de de digra betaald.
De kosten (sterke stijging in 2014) die niet onderbouwd zijn, stel ik voor om als loon voor dhr. [M] te corrigeren. Zie onderstaand tabel voor de berekening:
[P] NV - jaarrekening
2012
2013
2014
Aangegeven huurkosten filialen
$ 102.456
$ 87.456
$ 160.304
Aangegeven huurkosten voor de werknemers
$ 36.000
$ 36.000
$ 36.000
Totaal aangegeven huurkosten
$138.456
$123.456
$196.304
Hier volgt een overzicht van de huurkosten van de 2 filialen over het jaar 2014:
2014
Aangegeven huurkosten filialen
$ 160.304
Huurkosten onderbouwd*
$ 102.456
Verschil — niet onderbouwd
$ 57.848
* (12 x $4.538 -F. 12 x $4.000)
Gezien het feit dat deze kosten niet zijn onderbouwd en dat het grootboek over het jaar 2014 ontbreekt, stel ik voor om het niet-onderbouwde deel van de huurkosten over het jaar 2014 bij de heer [M] te verlonen. Rekening houdend met een omrekenkoers van 1,80 per dollar, wordt de bijtelling Naf 104.126 ($ 57.848 x 1,80) voor het jaar 2014.
Water en elektra
Tijdens het onderzoek met onderzoeksnummer 201700882 ([P] NV) is geconstateerd dat water- en elektrakosten van de digra in prive in het jaar 2012 door [P] NV worden betaald, zie bijlage 3 voor dit overzicht. Hier volgt een overzicht van de verantwoorde huisvestingskosten (water en elektra) van [P] NV:
[P] NV
2012
2013
2014
Aangegeven water- en elektrakosten
$ 35.233
$ 30.967
$ 31.914
Geconstateerd is dat $ 16.093 van de verantwoorde kosten in het jaar 2012 betrekking hebben op het betalen van water en elektra voor de digra in prive. Verhoudingsgewijs is dit 45,7% (16.093/35.233) van de aangegeven kosten. lk zal dit percentage voor de resterende jaren gebruiken. De betalingen van [P] NV voor de prive-kosten van de digra zal ik bij hem verlonen. Zie onderstaand tabel voor de voorgestelde correcties:
[P] NV
2012
2013
2014
Aangegeven water- en elektrakosten
$ 35.233
$ 30.967
$ 31.914
Verhouding prive
45,7%
45,7%
45,7%
Bijtelling prive in dollars
$ 16.101
$ 14.152
$ 14.585
Bijtelling prive in guldens
28.982
25.474
26.253
4.2.5
Recapitulatie werknemers loon in natura
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in bovenstaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulatie:
(…)
2013
Werknemer
Telefoon
Vrij wonen
Auto
Huur
Water en elektra
Totaal
[BH]
480
5.616
6.096
[SK]
480
5.616
6.096
[CS]
120
120
[M]
480
17.55
25.474
43.504
2014
Werknemer
Telefoon
Vrij wonen
Auto
Huur
Water en elektra
Totaal
[BH]
40
468
508
[CV]
400
4.68
5.08
[SK]
400
4.68
5.08
[M]
480
17.55
104.126
26.253
148.409
Herleid
Voor de werknemers die niet voor het gehele jaar in dienst waren geweest, heb ik het loon en de bijtelling herleid naar een geheel jaar. Hierdoor kan ik berekenen hoeveel de werknemers in 1 jaar aan LB, premie AOV/AWW en premie AVBZ moesten betalen. Daaropvolgend heb ik naar tijdsgelang gecorrigeerd. Hieronder volgt een overzicht van deze werknemers:
(…)
Ik verwijs naar bijlage 4 voor de berekeningen verschuldigde LB, premie AOV/AWW en premie AVBZ voor de werknemers. Voor de verschuldigde LB, premie AOV/AWW en premie AVBZ is rekening gehouden dat deze niet worden verhaald. Dit doordat de werknemers niet meer in loondienst van inhoudingsplichtige zijn. Hierdoor is rekening gehouden met het gebruteerde gedeelte.
4.3
Recapitulatie naheffing LB
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in bovenstaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulatie:
Werknemer
2012
2013
2014
[BH]
1.524
1.524
127
[PK]
871
-
-
[SK]
1.711
1.531
1.27
[CS]
30
30
-
[M]
42.341
38.238
132.63
[CV]
-
-
1.27
Totaal naheffing LB
46.477
41.323
135.297
4.4
Recapitulatie naheffing premie AOV/AWW
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in bovenstaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulatie:
Werknemer
2012
2013
2014
[BH]
1.067
1.067
89
[PK]
975
-
-
[SK]
1.093
1.068
889
[CS]
21
21
-
[M]
-
-
-
[CV]
-
-
889
Totaal naheffing AOV/AWW
3.156
2.156
1.867
4.5
Recapitulatie naheffing premie AVBZ
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in bovenstaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulatie:
Werknemer
2012
2013
2014
[BH]
152
152
13
[PK]
139
-
[SK]
156
153
127
[CS]
3
3
[M]
1.787
1.635
5.621
[CV]
127
Totaal naheffing AVBZ
2.237
1.943
5.888
(…)
6 GEVOLGEN VOOR DE BELASTINGHEFFING
6.1
LB, premie AOV/AWW en premie AVBZ
Naar aanleiding van het boekenonderzoek stel ik u voor naheffingsaanslagen LB, premies AOV/AWW en AVBZ op te leggen voor de volgende bedragen:
2012
2013
2014
Na te heffen LB
46.477
4L323
135.297
Na te heffen premie AOV/AWW
3.156
2.156
1.867
Na te heffen premie AVBZ
2.237
1.943
5.888
Voor het jaar 2012 zijn reeds taxatieve aanslagen ter behoud van rechten opgelegd. Deze aanslagen worden verminderd naar het hierboven genoemde bedragen.
(…)
8 SLOTOPMERKINGEN
8.1
Opmerkingen
Tijdens het onderzoek is belastingplichtige op het volgende gewezen:
  • Inhoudingsplichtige dient loon in natura in de salarisadministratie te verwerken.
  • Belastingplichtige dient rekening te houden met de verschuldigde BBO bij de huuropbrengsten.
  • Belastingplichtige dient per direct de voorraad bij te houden, te inventariseren en de inventarisatielijst te bewaren.
  • Belastingplichtige dient voortaan zich aan de bewaarplicht conform artikel 43, leden 2 en 6 ALL te houden.
8.2
Standpunt belastingplichtige en akkoordverklaring
Belastingplichtige heeft het conceptrapport op 1 september 2017 ontvangen. Op 5 september 2017 werd Sint Maarten echter getroffen door orkaan Irma. Belastingplichtige heeft dan ook niet kunnen reageren binnen de twee weken termijn op het conceptrapport. Op 27 november 2017 heeft belastingplichtige gereageerd en ging niet akkoord met een aantal punten. Hierdoor is het rapport aangepast. De controlemedewerker gaat akkoord met het niet corrigeren van loon in natura voor wat betreft maaltijden.”
2.3
De Inspecteur heeft in overeenstemming met de bevindingen in het rapport naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd voor de jaren 2013 (premies AOV/AWW en AVBZ) en 2014 (loonbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ).
2.4
Van de boekencontroles bij de zustervennootschappen zijn controlerapporten uitgebracht op 31 augustus 2018 ([L] N.V.) en 31 januari 2018 ([P] N.V. en [M] N.V.). Bij belanghebbende en de zustervennootschappen was voor de controlejaren de heer [CI]C (hierna: [I]) de administrateur.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of belanghebbende tijdig bezwaar heeft gemaakt en zo ja, of de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende heeft in de diverse schriftelijke stukken de vergrijpboetes niet bestreden. Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd verklaard de vergrijpboetes niet te betwisten.

4.OVERWEGINGEN

Beroep niet tijdig beslissen

4.1
Het bezwaar tegen de naheffingsaanslagen 2013 en 2014 is op 2 januari 2019 door de Inspecteur ontvangen.
4.2
Ingevolge artikel 30, lid 2 Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 2 oktober 2019 een uitspraak heeft gedaan.
4.3
Ingevolge artikel 31 ALL kan binnen twaalf maanden na 2 oktober 2019, in dit geval dus uiterlijk op 2 oktober 2020, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.4
Belanghebbende heeft op 29 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Dit beroep is mitsdien ontvankelijk.
4.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar.
Ontvankelijkheid bezwaar
4.6
In artikel 29, lid 1 ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.7
De onderhavige naheffingsaanslagen zijn opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek en zijn gedagtekend op 11 mei 2018. Het bezwaarschrift is op 2 januari 2019 ingediend.
4.8
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat zij de naheffingsaanslagen niet heeft ontvangen. Hierbij wordt opgemerkt dat ter zitting vast is komen te staan dat belanghebbende in september en oktober van het jaar 2018 via overzichten van openstaande belastingaanslagen bij de Ontvanger op de hoogte van de naheffingsaanslagen is gekomen.
4.9
In hetgeen belanghebbende heeft verklaard ligt de betwisting van de tijdige verzending van de aanslagbiljetten besloten (HR 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102). Dit betekent dat aangenomen moet worden dat belanghebbende heeft betwist dat de Inspecteur de aanslagbiljetten tijdig naar haar heeft verzonden, ook zonder dat zij expliciet melding maakt van die stelling. In dat geval moet de Inspecteur aannemelijk maken dat de belastingaanslagen, en overtuigend aantonen [1] dat de boetebeschikkingen wel tijdig en rechtsgeldig aan belanghebbende zijn verstuurd (vgl. HR 23 november 2007,ECLI:NL:HR:2007:BB8440; GEA Aruba 15 juni 2018, ECLI:NL:OGEAA:2018:361).
4.1
De Inspecteur heeft in dat verband niets aangevoerd. De Inspecteur heeft aldus, tegenover de betwisting van belanghebbende, de tijdige verzending van de belastingaanslagen en de boetebeschikkingen niet aannemelijk gemaakt. De conclusie is dan dat aangenomen moet worden dat belanghebbende ten tijde van het indienen van het bezwaar de naheffingsaanslagen (en boetebeschikkingen) nog niet onder ogen had gekregen. Dit betekent dat belanghebbende ontvankelijk in haar bezwaar moet worden verklaard (vgl. HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:875, GEA Curaçao 2 augustus 2022, ECLI:NL:OGEAC:2022:258).
4.11
Gelet op het voorgaande is het bezwaar ontvankelijk.
Inhoudelijk
Onbevoegde vertegenwoordiging
4.12.1
Voor de boekencontrole bij belanghebbende was [I] de contactpersoon. In het controlerapport staat telkens onder het kopje ‘Administrateur’ dat de jaarrekeningen 2012 tot en met 2014 zijn samengesteld door ‘[PSBS] N.V.’ (hierna: PSBS). Daarbij is als contactpersoon [I] vermeld.
4.12.2
Belanghebbende betoogt dat [I] niet bevoegd was om belanghebbende te vertegenwoordigen bij de boekenonderzoeken. Volgens belanghebbende heeft [I] ‘opzettelijke grove fouten gemaakt om boekenonderzoeken te activeren ter verzekering van toekomstige geldstromen voor zijn bemiddeling’. Hij heeft telkens zonder toestemming van de eigenaar van PSBS (mevrouw [S]) gebruik gemaakt van het bedrijfslogo en adres van PSBS voor de opmaak van financiële rapporten (jaarrekeningen). Hij heeft zich voorgedaan als medewerker van PSBS. Mevrouw [S] heeft in dit verband op 20 januari 2020 bij de politie aangifte van valsheid in geschrifte gedaan tegen [I]. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van het proces-verbaal.
4.12.3
Volgens belanghebbende kon [I] zonder machtiging belanghebbende niet vertegenwoordigen en verzoekt het Gerecht om alle correcties naar aanleiding van het boekenonderzoek achterwege te laten.
4.12.4
De Inspecteur heeft onbetwist aangevoerd dat het boekenonderzoek schriftelijk is aangekondigd aan belanghebbende en de digra. In de aankondigingsbrief is verzocht om ervoor zorg te dragen dat de adviseur/accountant bij het inleidend gesprek en onderzoek aanwezig zou zijn. Bij het inleidend gesprek heeft de digra, [I] als diens adviseur/accountant geïntroduceerd. De digra was zelf ook daarna samen met [I] op de vervolggesprekken aanwezig. De Inspecteur heeft verder aangevoerd dat ook mevrouw [S] betrokken was bij het boekenonderzoek. Belanghebbende heeft dit niet betwist, maar stelt dat haar betrokkenheid zeer beperkt was.
4.12.5
Het Gerecht is het met de Inspecteur eens dat uit artikel 33 van de ALL niet volgt dat de Inspecteur gehouden is om in een geval als het onderhavige waarin de digra, [I] als de administrateur en contactpersoon bij de controle naar voren heeft geschoven, een volmacht te eisen. De Inspecteur had immers geen reden om te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [I].
4.12.6
Met betrekking tot de stelling van belanghebbende dat zij over de kundigheid van [I] op het verkeerde been is gezet omdat hij zich heeft doen voorkomen als medewerker van PSBS overweegt het Gerecht als volgt.
4.12.7
Het ligt op de weg van belanghebbende om zich te vergewissen van de kundigheid en het kantoor van de dienstverlener waarmee zij een contract aangaat. Daarbij komt dat een belastingplichtige die een fiscale dienstverlener inschakelt zelf verantwoordelijk blijft voor de fiscale verplichtingen. Indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat [I] zonder toestemming het logo en de naam van PSBS heeft gebruikt – door de betrokkenheid van mevrouw [S] bij de controle heeft het Gerecht hier twijfels over – kan dit daarom niet leiden tot de door belanghebbende gewenste gevolgen.
4.12.8
Over de klacht van belanghebbende dat de digra de Nederlandse taal niet zou beheersen merkt het Gerecht op dat zowel het Nederlands als het Engels officiële talen zijn in Sint Maarten. Ingevolge artikel 3, lid 1 van de Landsverordening houdende vaststelling van officiële talen bedient de overheid in de mondelinge en schriftelijke communicatie met ingezetenen zich van één van de officiële talen. In het onderhavige geval is door de Inspecteur in het Nederlands met de digra gecommuniceerd. Niet is gebleken dat de digra een voorkeur voor het Engels kenbaar heeft gemaakt aan de Inspecteur. Daarbij komt dat de digra is bijgestaan door iemand die de Nederlandse taal wel beheerst.
Correcties loon in natura werknemers
4.13
Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd voor door werknemers genoten loon in natura. Het gaat om correcties voor privégebruik van telefoon en correcties in verband met vrij wonen.
4.14
De Inspecteur stelt dat bij de controle is gebleken dat belanghebbende niet aan de administratie en bewaarplicht (van artikel 43 ALL) heeft voldaan, dat de administratie ernstige gebreken vertoont en hierdoor onbetrouwbaar is. Volgens de Inspecteur moet de bewijslast op basis van artikel 30, lid 6 van de ALL worden omgekeerd. Naar het oordeel van het Gerecht hebben vrijwel alle geconstateerde gebreken in de administratie (zie de onderdelen 3.4, 3.5 en 3.7 van het controlerapport) betrekking op de BBO en zijn deze voor de loonheffingen niet relevant. Om deze reden is omkering van de bewijslast voor de correcties voor de loonheffingen niet mogelijk. (vgl. HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1736). De bewijslast voor de correcties rust derhalve op de Inspecteur.
4.15.1
Ingevolge artikel 6, lid 1 van de Landsverordening op de Loonbelasting (hierna: LLB) is loon al hetgeen onder welke naam of vorm ook uit een bestaande of vroegere dienstbetrekking wordt verkregen. Niet in geld verkregen loon wordt in aanmerking genomen naar zijn geldswaarde.
4.15.2
Ingevolge artikel 4, lid 3 LLB wordt degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat geacht aan de werknemer het loon te verstrekken, dat deze uit hoofde van zijn dienstbetrekking geniet van een niet-inhoudingsplichtige. Op basis van voormelde bepaling had belanghebbende over dit loon in natura loonbelasting moeten inhouden en afdragen.
4.16
Op basis van voormelde bepalingen vormt het genot van privégebruik van telefoon en vrij wonen dat een werknemer aan zijn dienstbetrekking ontleent, loon. Dit geldt ook indien – zoals in het onderhavige geval – het loon in natura niet afkomstig is van de inhoudingsplichtige.
Correctie privégebruik telefoon
4.17.1
In het rapport is vermeld (4.2.2) dat tijdens de controle geconstateerd is dat de zustervennootschap [M] N.V., telefoonaansluitingen ‘chippie company data bundles’ voor enkele werknemers van belanghebbende heeft betaald en dat de telefoonaansluitingen door de werknemers zowel voor zakelijke als voor privédoeleinden worden gebruikt. In de reactie op het controlerapport (28 februari 2018) is niet betwist dat de telefoonaansluitingen ook privé worden gebruikt.
4.17.2
In de beroepsfase voert belanghebbende aan dat de werknemers met de groepsbundel buiten de groep geen gesprekken kunnen voeren. Zonder zelf beltegoed te hebben zijn gesprekken buiten de groep (privégesprekken) niet mogelijk. Belanghebbende heeft ter staving van zijn betoog een ‘UTS Service Agreement’ overgelegd (reactie op het verweerschrift). Het Gerecht kan uit het contract niet afleiden dat privégesprekken met de telefoons niet mogelijk zijn. Bovendien heeft het contract geen betrekking op de onderhavige jaren maar op de jaren 2009 tot en met 2011. Het Gerecht acht gelet op het voorgaande aannemelijk dat de werknemers desbetreffende telefoonaansluitingen ook voor privégesprekken hebben gebruikt.
4.17.3
De waarde van het privégebruik van de telefoons heeft de Inspecteur voor elke werknemer op basis van beleid (handleiding loonbelasting 2004) vastgesteld op NAf 480 per jaar. Daarbij is dit bedrag herleid naar de duur van de werkperiode van de werknemers gedurende de onderhavige jaren 2013 en 2014. De hoogte van de correcties (2013: NAf 1.080 en 2014: NAf 840) is door belanghebbende niet betwist.
4.17.4
Naar het oordeel van het Gerecht heeft de Inspecteur voormelde correctie aannemelijk gemaakt.
Correctie vrij wonen
4.18.1
In het rapport is vermeld dat de digra op zijn huisadres, appartementen ter beschikking stelt aan enkele werknemers (zie 4.2.3), dat de digra hiervoor een vergoeding krijgt van USD 3.000 van P] N.V., dat de werknemers voor hun huisvesting niet betalen en dat bij de salarisrekening geen rekening wordt gehouden met het genoten loon in natura. In de reactie op het controlerapport (28 februari 2018) is deze correctie niet betwist.
4.18.2
Belanghebbende stelt dat de kamers – belanghebbende betwist dat het om appartementen gaat – uit collegialiteit door de digra aan de werknemers ter beschikking worden gesteld. Volgens belanghebbende gaat het om een gift conform zijn godsdienstig geloof. Het bedrag van USD 3.000 is verder geen vergoeding voor huisvestingskosten maar de aflossing van een schuld aan de digra.
4.18.3
Het Gerecht overweegt dat het loonbegrip in de LLB een ruim begrip is. Dit betekent dat ook indien de huisvesting aan de werknemers een gift van de digra zou zijn – dit laat het Gerecht in het midden – de geldswaarde (ofwel de waarde in het economisch verkeer) daarvan als loon in aanmerking moet worden genomen (artikel 6C LLB). Dat de vergoeding van USD 3.000 geen vergoeding voor de huisvestingskosten zou zijn, maakt dit niet anders.
4.18.4
De waarde van de huisvesting heeft de Inspecteur voor elk werknemer op basis van beleid (handleiding loonbelasting 2004) vastgesteld op NAf 5.616 per jaar (4.8% van de waarde in het economisch verkeer van de huisvesting). Daarbij is dit bedrag herleid naar de duur van de werkperiode van de werknemers gedurende de onderhavige jaren 2013 en 2014. Het bedrag van de correcties (2013: NAf 11.232) en (2014: NAf 9.828) is door belanghebbende niet betwist. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de Inspecteur voormelde correctie aannemelijk gemaakt.
Correctie digra: auto van de zaak
4.19.1
De naheffingsaanslagen loonbelasting hebben ook betrekking op door de digra genoten loon in natura. Het gaat om (i) een aan de digra ter beschikking gestelde auto, (ii) niet onderbouwde huurkosten van [P] N.V., en (iii) een deel van water- en elektrakosten van [P] N.V.
4.19.2
De digra is in onderhavige jaren in loondienst van belanghebbende. De Inspecteur stelt dat aan de digra een auto (bus van het merk Toyota) ter beschikking is gesteld en dat hiervoor door de digra geen vergoeding wordt betaald. Voor dit loon in natura wordt door de Inspecteur een correctie berekend. De Inspecteur verwijst naar het controlerapport.
4.19.3
Naar het Gerecht begrijpt, bestrijdt belanghebbende dat de auto aan de digra ter beschikking is gesteld. Belanghebbende stelt in het beroepschrift dat de auto niet geschikt is voor personenvervoer omdat het een ‘delivery van’ betreft. Deze stelling is niet nader onderbouwd.
4.19.4
Naar het oordeel van het Gerecht is het aannemelijk dat de auto ter beschikking is gesteld aan de digra. In de controlerapporten van alle vennootschappen (belanghebbende en de zustervennootschappen) is vermeld dat de werknemers hebben verklaard dat desbetreffende auto voor hun woon-werkverkeer wordt gebruikt. In het controlerapport van de zustervennootschap [L] N.V. is tevens vermeld dat het voertuig ‘s avonds geparkeerd wordt bij de woning van de digra om diefstal en vandalisme te voorkomen. Het Gerecht heeft geen reden om te twijfelen aan de bewijskracht van de constateringen die vermeld zijn in de controlerapporten.
4.19.5
De correctie in verband hiermee is volgens de handleiding loonbelasting 2014 vastgesteld op 15% van de nieuwwaarde van de auto. De Inspecteur heeft de nieuwwaarde van de auto door gebrek aan informatie vastgesteld op USD 65.000. Het loon in natura is vervolgens vastgesteld op USD 9.750 (15% x USD 65.000) of NAf 17.550. Belanghebbende betwist de door de Inspecteur vastgestelde waarde van de auto. Volgens belanghebbende gaat het om een bus van het merk Toyota Hi-Ace. Hij verwijst naar een factuur van het jaar 2017 voor een Toyota Hi-Ace waarop een waarde is te zien van USD 34.900. Belanghebbende staat een waarde voor van NAf 55.000. De Inspecteur heeft over de overgelegde factuur niets ingebracht. Het Gerecht acht gelet op hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd de door de Inspecteur gehanteerde nieuwwaarde niet juist. Hierbij neemt het Gerecht in aanmerking dat de Inspecteur niet heeft onderbouwd (bijvoorbeeld met een factuur) op welk type auto van het merk Toyota de waarde betrekking heeft. Het Gerecht stelt de waarde vast op NAf 55.000. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de waarde van de auto in een eerder jaar (dan 2017) is gekocht. Dit betekent dat de bijtelling 15% x NAf 55.000 = NAf 8.250 per jaar (in plaats van NAf 17.500) bedraagt.
Correctie huur
4.2
De bij belanghebbende in het jaar 2014 opgevoerde huurkosten die niet zijn onderbouwd (NAf 104.126) zijn bij de digra als loon in aanmerking is genomen (zie 4.2.4). Deze correctie is niet betwist.
Correctie water en electra kosten
4.21.1
Bij de boekencontrole van de zustervennootschap [P] N.V. is geconstateerd dat in 2012 privékosten van de digra voor water en electra door deze vennootschap worden betaald. Voor dat jaar was 45,7% van de kosten voor water en electra van [P] N.V., privékosten van de digra. Voor de jaren 2013 en 2014 is op basis van voormeld percentage een correctie (loon in natura voor de digra) toegepast van respectievelijk NAf 25.474 en NAf 26.253.
4.21.2
Belanghebbende betwist niet dat een deel van de kosten voor water en electra van [P] N.V. zien op het privégebruik van de digra. Ook de hoogte van de correctie wordt niet bestreden. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de correcties afgeboekt moeten worden op de rekening-courant vordering van de digra waardoor de uitgaven als aflossing van de vordering van de digra worden beschouwd. Het Gerecht oordeelt dat het achteraf verwerken van de kosten in rekening courant niet met de realiteit overeenstemt. De digra heeft reeds vrijelijk over de voordelen kunnen beschikken en heeft daarmee de voordelen in genoemde jaren genoten. Het reeds genoten loon in natura kan niet ongedaan worden gemaakt.
Berekening bedrag naheffingsaanslagen
4.22
Uit het voorgaande volgt dat de correcties, met uitzondering van de correctie vermeld in 14.19.5, terecht zijn. De correctie inzake auto van de zaak bedraagt NAf 8.250 (i.p.v. NAf 17.550). Bij de berekening van de verschuldigde loonheffingen zijn de correcties gebruteerd. Dit is door belanghebbende niet betwist. Het Gerecht is niet in staat om met inachtneming van het nieuw te bruteren bedrag een berekening te maken van de naheffingsaanslagen. Het Gerecht overweegt dat de Inspecteur daartoe wel in staat is.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 (hierna: LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, AB 2013, GT no. 512 (voorheen PB 2001, no. 127) (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 2.100 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1, samenhangende zaken factor 1,5).
5.5
Voor de vergoeding van de proceskosten hangen de zaken loonheffing van belanghebbende en de zustervennootschappen (totaal vier vennootschappen) samen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, AB 2013, GT no. 512, worden samenhangende zaken als één zaak beschouwd. Gelet hierop komen de proceskosten in de beroepsfase maar één keer voor vergoeding in aanmerking. De proceskosten voor de onderhavige zaak worden dan ook vastgesteld op 1/4 van NAf 2.100, ofwel NAf 525
5.6
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond;
- verklaart het bezwaar tegen de naheffingsaanslagen loonbelasting 2014, premies AOV/AWW 2013 en 2014 en premie AVBZ 2013 en 2014 en de daarbij horende boetes gegrond;
- vermindert de naheffingsaanslagen en de boetes met inachtneming van 4.19.5;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 525; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken op 30 september 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.

Voetnoten

1.Het bezwaarschrift dateert van vóór 1 augustus 2019, zodat voor boetes nog de zwaardere bewijslast geldt (HR 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102).