ECLI:NL:OGEAM:2019:57

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
100.00018/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en poging tot doodslag door met auto inrijden op groep mensen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van doodslag en meerdere pogingen tot doodslag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 januari 2019, waarbij de verdachte met zijn auto op een groep mensen inreed. Dit resulteerde in de dood van een 2-jarig jongetje en verwondingen bij andere slachtoffers. De verdachte had eerder een conflict gehad met een van de slachtoffers, wat leidde tot zijn boosheid en de fatale actie. Tijdens de rechtszaak werd de verdediging gevoerd door mr. S.D.M. Roseburg, terwijl de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo was. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege onjuist optreden van de politie, maar dit verweer werd door het Gerecht verworpen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde door met hoge snelheid in te rijden op de groep mensen, en dat hij de kans op de dood van de slachtoffers had aanvaard. De verdachte werd schuldig bevonden aan doodslag en poging tot doodslag, en de vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van $ 7.400,-- voor de begrafeniskosten van het overleden kind.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00018/19
Uitspraak: 10 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedateum] te Sint Maarten,
adres: [adres 1] te Sint Maarten, thans alhier gedetineerd.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2019 (pro forma) en op 19 juni 2019 (inhoudelijk).
Verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg, advocaat te Sint Maarten.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu sprake is geweest van – kort gezegd – onjuist optreden van de politie. De raadsvrouw heeft voorts ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege een geslaagd beroep op noodweerexces, dan wel psychische overmacht. Waar nodig zal bij de beoordeling van de tenlastelegging nader op deze verweren worden ingegaan.

Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2019, op Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en –al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer] (geboren [geboortedatum) van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met een voertuig ingereden op een groep mensen, waaronder die [slachtoffer] ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair.
hij op of omstreeks 13 januari 2019 te Sint Maarten, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig, een witte Kia Picanto, voorzien van het kenteken [kenteken 1], daarmede rijdende over de [straat 1], althans over een weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door toen aldaar als bestuurder van voornoemd motorrijtuig roekeloos, althans hoogst, althans zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onoplettend te rijden, immers heeft hij zodanig hard gereden, dat hij de macht over het stuur heeft verloren en/of naar links
heeft gestuurd en/of is hij ingereden op een groep mensen, waaronder [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door de botsing of aanrijding werd gedood;
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2019, op Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en –al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet en –al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met een voertuig heeft/hebben ingereden op een groep mensen waaronder die [slachtoffer 2], zijnde de verdere uitvoering van dat door hem verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair.
hij op of omstreeks 13 januari 2019 op Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer 2], opzettelijk –en al dan niet met voorbedachten rade- zwaar lichamelijk letsel, te weten
-
een snijwond aan de (rechter) knieholte en/of
- een gekneusde (linker) enkel en/of
- een snijwond aan (linker) voet,
heeft toegebracht door met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk en –al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met een voertuig in te rijden op een groep mensen, waaronder voornoemde [slachtoffer 2];
meer subsidiair.
hij op of omstreeks 13 januari 2019, op Sint Maarten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten of [slachtoffer 2], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet en –al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met een voertuig heeft/hebben ingereden op een groep mensen, waaronder die [slachtoffer 2] zijnde de verdere uitvoering van dat door hem verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meest subsidiair.
hij op of omstreeks 13 januari 2019 te Sint Maarten, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig, een witte Kia Picanto, voorzien van het kenteken [kenteken 1], daarmede rijdende over de [straat 1], althans over een weg, zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door toen aldaar als bestuurder van voornoemd motorrijtuig roekeloos, althans hoogst, althans zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onoplettend te rijden, immers heeft hij zodanig hard gereden, dat hij de macht over het stuur heeft verloren en/of naar links
heeft gestuurd en/of is hij ingereden op een groep mensen, waaronder [slachtoffer 2], waardoor die [slachtoffer 2] door de botsing of aanrijding zwaar lichamelijk letsel is toegebracht,
te weten
- een snijwond aan de (rechter) knieholte en/of
- een gekneusde (linker) enkel en/of
- een snijwond aan (linker) voet,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
3.
hij op of omstreeks 13 januari 2019, op Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en –al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het
leven te beroven, met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet en –al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met een voertuig heeft/hebben ingereden op een groep mensen waaronder die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zijnde de verdere uitvoering van dat door hem verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair.
hij op of omstreeks 13 januari 2019, op Sint Maarten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan personen, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet en –al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met een voertuig heeft/hebben ingereden op een groep mensen, waaronder [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] zijnde de verdere uitvoering van dat door hem verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen omdat de verbalisanten die belast waren met het onderzoek een ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, feitelijk bestaande uit het wijzigen van de PD, gissingen van de kant van de politie en onjuist dan wel onvolledig verbaliseren van de politie.
Het Gerecht verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt. Op grond van het - door de verdediging aangehaalde - Zwolsman-criterium kan, indien sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, niet-ontvankelijkheid van het OM volgen indien met dat vormverzuim een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde en daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. In de onderhavige zaak is het Gerecht - anders dan aangevoerd door de raadsvrouw - niet gebleken van enig vormverzuim, waardoor het verweer niet kan slagen. Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk is in zijn vervolging.
Er zijn tot slot geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Beoordeling van de tenlastelegging [1]
Op 13 januari 2019 rond 10:30 uur kwam de politie naar aanleiding van een melding aan op de [adres 2]. Daar troffen zij enkele zeer geëmotioneerde mensen op straat aan die aan het huilen en gillen waren. Verder zagen zij dat een witgelakte Kia Picanto ([kenteken 1]) gedeeltelijk in de inrit van voormeld pand geparkeerd stond. Op de grond voor het voertuig zagen zij het lichaam van een minderjarig kind liggen dat geen tekenen van leven vertoonde. Zij zagen dat het kind een open wond in de halsstreek vertoonde. Het voertuig vertoonde zware schade aan de voorzijde en in de woning bevonden zich nog drie andere slachtoffers. [2] Het jongetje bleek te zijn [slachtoffer], geboren op [geboortedatum]. [3]
Algemene overweging met betrekking tot de aangiftes / getuigenverklaringen
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat alle verklaringen van de zijde van de aangevers/getuigen dienen te worden uitgesloten van het bewijs. De raadsvrouw komt hiertoe nu deze verklaringen onbetrouwbaar en inconsistent zijn. Ook de verklaringen van [getuige 1] zoals die zijn afgelegd bij de politie moeten worden uitgesloten van het bewijs, nu deze verklaringen – kort gezegd - zonder tolk zijn opgesteld.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen van getuigen komt in de eerste plaats belang toe aan de consistentie, nauwkeurigheid of gedetailleerdheid, en volledigheid van die verklaringen. Het Gerecht is van oordeel dat de verklaringen consistent en volledig zijn, dat deze worden ondersteund door objectieve en verifieerbare bewijsmiddelen uit verschillende bronnen en bovendien voor een groot deel worden bevestigd door de verklaringen van verdachte zelf.
Ook de verklaringen van [getuige 1] zoals die zijn afgelegd bij de politie kunnen worden gebezigd voor het bewijs. Het Gerecht is niet gebleken van aanwijzingen dat de verklaringen niet juist zijn geverbaliseerd, zoals ook blijkt uit het aanvullende proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 maart 2019 dat hieromtrent is opgemaakt. Het Gerecht gaat dan ook uit van de verklaringen zoals [getuige 1] hij die bij de politie heeft afgelegd op de dag van en daags na het incident.
[slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) heeft verklaard dat de motorfiets van zijn broer [slachtoffer 4] een aantal dagen daarvoor gestolen was en dat [bijnaam 1] (het Gerecht begrijpt: verdachte) dat gedaan zou hebben. De motor bleek inderdaad bij verdachte op het erf te staan en [slachtoffer 4] pakte de motorfiets terug van verdachte, waarbij gevochten werd. Op 13 januari 2018 reed [slachtoffer 3] op de [straat 2] toen hij verdachte in zijn auto zag. Hij is gestopt en heeft ook verdachte laten stoppen om hem te vragen waarom hij problemen maakte met zijn broertje. Er volgde een handgemeen, waarna [slachtoffer 3] is weggereden naar zijn woning aan de [adres 2]. Hij is buiten gaan staan want [slachtoffer 4] was bezig met sleutelen aan zijn motorfiets. Ze stonden met zeven man voor de poort op het trottoir. [slachtoffer 2}, [slachtoffer 4], [slachtoffer], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [slachtoffer 3] stonden en zaten daar. Na tien minuten of een kwartier kwam de witte auto met [bijnaam 1] de straat in. Hij reed met een hoge snelheid en hij reed op hen in. [slachtoffer 3] werd als eerste geraakt door de auto en sloeg tegen de poort. Hij was opzij gesprongen maar hij heeft een slag aan zijn linkerdij en op zijn borstkas gehad. [slachtoffer 4] zat en de auto is bij hem tegen zijn hoofd aangekomen. Na de botsing is de auto terug gekaatst en stil blijven staan. [slachtoffer 3] zag dat [slachtoffer] niet goed lag. [4] Uit de medische informatie inzake de verwondingen van [slachtoffer 3] blijkt dat sprake was van ’soft tissue injury second to trauma’. [5]
In een aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 3] verklaard dat hij rond 10:00 uur thuis was vertrokken om naar de winkel te gaan en dat hij op de terugweg [bijnaam 1] tegen was gekomen. Ook heeft hij in meer detail verklaard over wat er daarna plaatsvond. Eenmaal thuis na het incident met [bijnaam 1], was hij met zijn broers [getuige 2] en [slachtoffer 4], zijn kleine neefje [slachtoffer] en twee vrienden, [getuige 3] en [getuige 4], in de tuin. Het hek was dicht. [slachtoffer 3] was aan het vertellen over hetgeen er zojuist was gebeurd, toen hij een auto met veel geluid hoorde rijden. Hij kon de auto niet zien maar hij kon de auto wel horen. Hij hoorde een hard geluid en vervolgens voelde hij dat hij naar beneden werd geduwd. Voor hij het wist, lag het hek bovenop hem. Het enige wat hij hoorde was zijn broer [getuige 2] die aan het schreeuwen en huilen was. Hij zag dat [getuige 2] ook bloedde. [slachtoffer 3] keek om zich heen en hij zag dat zijn neefje op de grond lag. Hij wist direct dat hij niet bewoog. Hij duwde het hek van zich af en ging naar [getuige 2], die nog aan het huilen en schreeuwen was. Alles ging erg snel. [bijnaam 1] reed in dezelfde witte Picanto als waar hij hem minuten daarvoor had gezien. [6]
Ook [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) heeft aangifte gedaan en ook hij heeft verklaard over de eerder door [bijnaam 1] gestolen motorfiets, die hij vervolgens weer bij [bijnaam 1] uit de tuin heeft terug gepakt. [slachtoffer 4] heeft verder verklaard dat hij op de ochtend van 13 januari 2019 aan de zijkant van de weg voor de poort van zijn huis zat. Er waren nog zes andere mensen bij hem. Een auto kwam met snelheid in de straat want hij hoorde het geluid van de motor. [slachtoffer 4] had zicht op de auto die aankwam. Toen de auto dichtbij was, zag hij dat de auto wit was en dat de auto recht op hem afkwam. Hij probeerde zichzelf te beschermen door zijn voet op te houden. [slachtoffer 4] kent de auto en weet dat het [bijnaam 1] is. Hij heeft niet gezien wie nog meer in de auto zat, maar de bestuurder bleef maar gas geven. Na de klap van de auto is hij opgestaan en weg gerend naar het huis achter zijn huis. [slachtoffer 4] heeft een opgezwollen linker voet die pijn doet. [7] Ook [slachtoffer 4] heeft een aanvullende verklaring afgelegd waarin hij heeft verklaard dat hij toen hij op de grond zat, een motor hoorde als van een voertuig met hoge snelheid. Hij zag de auto op het moment dat hij hem ook hoorde en hij zag dat de auto recht op hen afkwam. Hij stond snel op van de grond en probeerde weg te komen, maar hij werd alsnog geraakt door de auto. Zijn linkervoet kwam terecht tussen de voorbumper van de auto en de muur. Hij trok zijn voet weg en hij zag zijn neefje bloedend op de grond liggen. [8]
[Getuige 2] (hierna: [getuige 2]) heeft ook verklaard dat ze met de bovengenoemde groep mensen buiten stonden in de tuin omdat ze aan motoren aan het klussen waren. [getuige 2] stond aan de andere kant van de muur en zijn blik was gericht op zijn motor omdat hij bezig was met een reparatie. Hij zag en hoorde op dat moment zijn zoontje [slachtoffer] niet. Hij hoorde een auto vaart maken en dichterbij komen. Toen hij opkeek, gebeurde het al. Hij zag dat zijn broers en vrienden allemaal probeerden weg te springen om weg te komen van de auto. Hij zag en hoorde [slachtoffer] niet. Toen hij om de muur heen liep zag hij [slachtoffer] op de grond liggen met een gat in zijn nek. Hij zag dat hij niet bewoog. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat [slachtoffer] al overleden was. Dit was rond 10:21 uur. [9]
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) was op zondagochtend 13 januari 2019 op bezoek bij de familie [achternaam slachtoffers]. Ze stonden voor de ingang van de tuin op de straat. Hij stond links naast [slachtoffer 3] en [getuige 2] stond links bij de steunberen van het hek. [slachtoffer] speelde met zijn plastic auto op de grond in het hoekje bij de steunbeer links. Op een gegeven moment hoorden ze een dat er een witte Kia Picanto hun richting op kwam rijden. [slachtoffer 2] hoorde dat de bestuurder ineens heel veel gas gaf en van versnelling veranderde. Hij zag dat de Kia met hoge snelheid hun richting, dus de tuin van [getuige 2], op reed. [slachtoffer 2] zag dat er twee personen in de Kia zaten. De Kia kwam met hoge snelheid op hun af rijden. Het leek wel een film want alles ging ineens heel snel. De Kia ramde eerst de scooter van [slachtoffer 2] en reed vervolgens op hen in. De auto kwam met hoge snelheid op hen af en ramde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. [slachtoffer 4] en [getuige 2] probeerden weg te springen. Na de botsing is de Kia terug gekaatst en stil blijven staan. [slachtoffer 2] merkte, toen hij probeerde weg te rennen, dat zijn linkerenkel zwikte en dat zijn rechterbeen onder het bloed zat. [slachtoffer 2] is geopereerd aan zijn rechter knieholte en zijn linker enkel is zwaar gekneusd. [10]
[getuige 7] (hierna: [getuige 7]) was ook op zondag 13 januari 2019 in de ochtenduren bij de woning van de familie [achternaam slachtoffers]. Hij zat gehurkt bij de ingang van de poort dichtbij een muurtje aan de zijkant van de weg. Wat hij zich kan herinneren is dat rondom hem [slachtoffer 4], [getuige 2] en [slachtoffer 2] waren. Op een gegeven moment zag hij dat een witte auto in hun richting kwam. Hij zag dat de auto met vaart in hun richting kwam. Hij sprong aan de kant en viel op de openbare weg voor de woning van de familie [achternaam slachtoffers]. Hij stond op en hij zag de kleine jongen op de grond, hij zag dat de nek van de jongen kapot was. Daarna keek hij in de richting van het voertuig dat op hen was ingereden. Hij rende naar binnen om tegen [getuige 2] te zeggen dat zijn zoontje op de grond lag. [getuige 2] begon te schreeuwen. In de woning was [slachtoffer 2] op de grond met een verwonding aan zijn been. [getuige 7] heeft een T-shirt gepakt om de bloeding aan het been van [slachtoffer 2] te stoppen. Het incident is heel snel gebeurd. [11]
Tot slot was [getuige 3] (hierna: [getuige 3]) ook in de tuin bij de familie [achternaam slachtoffers]. Op een gegeven moment hoorde [getuige 3] een auto de hoek om komen de weg op waar [slachtoffer 4] woont. Hij hoorde dat de auto met hoge snelheid reed. Op eens zag hij dat het geluid van een witte Kia Picanto kwam die op volle snelheid de hoek omsloeg en rechtstreeks op het hek waar zij stonden afkwam. Het ging allemaal zo snel dat ze bijna geen tijd hadden om weg te komen. [getuige 3] wist net op tijd weg te komen en ging het huis binnen. Op een gegeven moment kwamen [getuige en [slachtoffer 2] de woning binnen, zij waren beiden aan het bloeden. [12]
[Getuige 1] (hierna: [getuige 1]) zat naast verdachte in de auto. Hij heeft verklaard dat hij op de betreffende zondagochtend [bijnaam 1], een vriend van hem, zag rijden op de hoofdweg in St. Peters. Hij wenkte [bijnaam 1] om te stoppen, zijn idee daarbij was dat zij samen een joint zouden kunnen roken. [getuige 1] is op de stoel naast de bestuurder gaan zitten. Dit was over 10:00 uur, gaande naar 10:30 uur. [bijnaam 1] was een beetje te rustig en hij reed een beetje te snel. [getuige 1] wist dat er iets met [bijnaam 1] aan de hand was. Ze reden de straat in van de slachtoffers en toen zij de afslag voorbij waren zag [bijnaam 1] de jongens. [getuige 1] hoorde hoe [bijnaam 1] gelijk meer gas gaf. [getuige 1] denkt dat één van de jongens het geluid van de auto hoorde en iets wilde gaan pakken uit een motorfiets die voorin aan de zijkant van de weg geparkeerd stond. Toen voelde hij hoe [bijnaam 1] meer gas gaf en in reed op de mensen, met hem in de auto. De mensen stonden voor een poort aan de zijkant van de weg bij motorfietsen. Zij stonden voor hun huis. [getuige 1] kan niet zeggen hoe hard [bijnaam 1] reed maar hij hoorde dat de machine harder draaide nadat [bijnaam 1] meer gas gaf. Vervolgens botsten ze tegen de motorfietsen. [getuige 1] vroeg aan [bijnaam 1] waarom hij dit had gedaan. Toen hij uitstapte zag hij de kleine jongen liggen. Het was gruwelijk. [getuige 1] weet niet meer hoe [bijnaam 1] gereageerd heeft na de botsing. Hij heeft zich niet op hem geconcentreerd, hij dacht alleen wat doet hij nu. [13]
De Kia Picanto en de plaats delict zijn onderzocht. De Kia werd aangetroffen met de versnellingsbak in de eerste versnelling. De [straat 1] heeft een breedte van 4,25 meter. Er stonden twee voertuigen achter elkaar geparkeerd langs deze weg op de westelijke berm toen betrokken voertuig hen voorbij reed gaande in de richting van perceel nummer [huisnummer]. Op grond hiervan is het aannemelijk dat betrokken voertuig niet met verhoogde snelheid de flauwe bocht opreed en vermoedelijk bij het zien van de mensen bij de ingang van het perceel zijn gaspedaal intrapte. [14]
Het voertuig stond op de westelijke berm op een afstand van ongeveer één meter verwijderd van een betonnen omrastering. Het kind lag net voor deze omrastering met zijn hoofd in de richting van de weg. Er waren krassporen aan de linkerzijde van het voertuig met geel en groene lakverf daarin, welke afkomstig zijn van de omrastering ter plaatse. Er waren geen rem- en/of driftsporen aanwezig op het wegdek ter plaatse afkomstig van het voertuig. Bij het betrokken voertuig werd een bloedspoor aangetroffen aan de voorzijde in het midden afgemeten van de grond op een hoogde van ongeveer 0.40 meters. Tegen de betonnen omrastering werd een bloedspoor aangetroffen afgemeten van de grond met een hoogte van ongeveer 0.55 meters. [15]
Uit en voertuigonderzoek ter plaatse werd het volgende vastgesteld:
De versnellingsbak stond in de eerste versnelling.
De stuurinrichting werkte naar behoren.
Het uitzicht door de voorruit was goed zichtbaar en werd door niets belemmerd.
Het bandenprofiel van alle vier banden was aanzienlijk in goede conditie.
De remmen werkten naar behoren en het reservoir had voldoende remolie erin. [16]
Uit het forensisch onderzoek worden de volgende conclusies getrokken. Gelet op het waargenomen bloedsporenbeeld op zowel de voorbumper van de Kia Picanto als op de betonnen omheining ter hoogte van de inrit die leidt naar het erf en de wijze waarop de voorzijde van het voornoemde voertuig werd beschadigd, is het hoogstwaarschijnlijk dat de voorzijde van het voertuig botste tegen één hard object. Naar aanleiding van de waargenomen bloedsporen bestaat het vermoeden dat tenminste één persoon gewond zou zijn geraakt tijdens de botsing. Gezien het feit dat de waargenomen verwondingen op de linkerborst van [slachtoffer] een soortgelijk patroon/kenmerk vertoonde als het donkergrijze honingraatrooster, bestaat de mogelijkheid dat de waargenomen verwonding op de linkerborst van [slachtoffer] veroorzaakt zou kunnen zijn door bedoeld rooster. [slachtoffer] heeft vermoedelijk beklemd gezeten tussen de voorzijde van het voertuig en de betonnen omheining waar bloedsporen zijn aangetroffen. [17]
Uit het Gerechtelijk sectierapport inzake [slachtoffer] blijkt dat sprake is geweest van zwaar samendrukkend trauma op de borstkas en de buik en een incomplete – maar functioneel gezien complete – onthoofding. De bevindingen komen overeen met beknelling tussen een auto en een ander ‘vast’ voorwerp, zoals een muur. Het jongetje is direct overleden en had geen kans op overleven. De doodsoorzaak wordt omschreven als meervoudig trauma met functionele onthoofding. [18]
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad twee dagen daarvoor de motorfiets van [slachtoffer 4] had gestolen. [slachtoffer 4] kwam vervolgens naar verdachte toe om de fiets terug te halen. Op 13 januari 2019 kwam verdachte [slachtoffer 3] tegen op straat. [slachtoffer 3] stopte verdachte en hij sprak verdachte aan over de diefstal die hij had gepleegd. Verdachte zei tegen [slachtoffer 3] dat hij zijn broer een lesje had willen leren omdat hij steeds bike’s steelt. Vervolgens ontstond een gevecht tussen [slachtoffer 3] en verdachte waarbij verdachte flinke klappen van [slachtoffer 3] kreeg. Vervolgens is verdachte achter [slachtoffer 3] aan gegaan. Hij was boos en wilde terugvechten. Onderweg zij hij zijn vriend [getuige 1] (het Gerecht begrijpt: [getuige 1]) en die stapte bij verdachte in de auto. Hij reed door naar het huis van [slachtoffer 3]. [getuige 1] vroeg wat er gebeurd was en verdachte zei dat [slachtoffer 3] hem had geslagen. Verdachte was zo boos en antwoordde hem verder haast niet, aldus verdachte zelf. Verdachte weet niet wat hij precies wilde gaan doen, misschien een steen gooien, hij had niet echt een plan. Gewoon vechten lukte niet vanwege zijn verwonding. Op het moment dat verdachte de straat inreed, reed hij hard, hij was boos. Verdachte zag dat er verschillende personen weg renden. [19]
In zijn tweede verhoor heeft verdachte eveneens verklaard dat hij achter [slachtoffer 3] aan ging. Gevraagd wat hij van plan was als hij [slachtoffer 3] zou hebben ingehaald, antwoordde verdachte dat hij hem wilde bereiken, niet inhalen en dat eerlijk gezegd ‘his head was hot’. Verdachte weet niet wat hij wilde doen als hij hem bereikt zou hebben, misschien praten, misschien vechten. [20]
Alternatief scenario
Verdachte heeft aangevoerd dat hij zo hard reed dat hij met zijn auto is losgekomen van de weg. Dit komt omdat daar ter plaatse een soort heuvel is die je oprijdt. Daardoor had verdachte geen controle meer over de auto en is hij in de groep mensen gecrasht. Hij is dus niet opzettelijk op de groep ingereden, aldus verdachte.
Het Gerecht volgt verdachte niet in dit scenario. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat sprake is van een dergelijke heuvel of helling in het wegdek dat daardoor verdachte de macht over het stuur verloren kan hebben. Daar komt bij dat [getuige 1] niets heeft verklaard over een heuvel dan wel over het feit dat verdachte de macht over het stuur verloren zou hebben. Ook neemt het Gerecht in zijn overweging mee dat verdachte alleen kan vertellen dat hij macht over het stuur verloren is. Verdachte is, wanneer hij hier nader over bevraagd wordt, niet in staat om feitelijke uitleg te geven aan de vraag wat er precies gebeurde met hem of met de auto op het betreffende moment. Daarnaast zijn geen remsporen aangetroffen, hetgeen in de lijn der verwachting ligt wanneer iemand de macht over het stuur verliest en de auto weer onder controle probeert te krijgen. Ook daarover kan verdachte niets verklaren. Dit brengt met zich dat het scenario niet meer oplevert dan de enkele stelling dat verdachte de macht over het stuur verloren is. Het enkele poneren van deze stelling zonder verdere uitleg kan geen begin van aannemelijkheid opleveren.
Op grond van alle bovengenoemde bewijsmiddelen is het Gerecht van oordeel dat sprake is geweest van doodslag op [slachtoffer] en van een poging tot doodslag op [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Verdachte heeft, nadat hij de bocht om was geslagen, extra gas gegeven en is vervolgens met aanzienlijke snelheid – zoals verdachte zelf heeft verklaard - bewust met zijn auto op een groep mensen ingereden die voor een betonnen afrastering stonden. Hierbij is [slachtoffer 2] ernstig gewond geraakt, zijn de broers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gewond geraakt, maar vooral van belang is dat de 2-jarige [slachtoffer] klem is komen te zitten tussen de auto en de muur, en vrijwel direct is overleden aan zijn verwondingen.
Naar het oordeel van het Gerecht levert het met een personenauto met aanzienlijke snelheid inrijden op een groep stilstaande personen naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op de dood van die personen op, welke kans zich in het geval van [slachtoffer] ook heeft gerealiseerd. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van degenen op wie hij is ingereden dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de kans op die gevolgen ook heeft aanvaard. Dat verdachte [slachtoffer] niet heeft gezien maakt dat niet anders. [slachtoffer] was onderdeel van de groep waarop verdachte bewust inreed.
De raadsvrouw heeft nog betoogd dat verdachte geen opzet kan hebben gehad, omdat hij met een botsing ook zijn eigen leven in de waagschaal zou hebben gelegd. Het Gerecht verwerpt dat verweer. Verdachte zat in een auto en was dus zelf beschermd.
De conclusie is dan ook dat verdachte door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de in de tenlastelegging genoemde personen zou raken, en dat zij als gevolg daarvan zouden komen te overlijden. In het geval van [slachtoffer] heeft dit gevolg zich ook gerealiseerd. Dat geen van de andere personen als gevolg van het handelen van verdachte is overleden, is te danken aan de omstandigheden die gelegen waren buiten de wil van verdachte.

Bewezenverklaring

Het gerecht verklaart bewezen dat verdachte:
1. primair.
hij op 13 januari 2019, op Sint Maarten, opzettelijk [slachtoffer], geboren [geboortedatm], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, met een voertuig ingereden op een groep mensen, waaronder die [slachtoffer] ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer[ is overleden.
2 primair.
hij op 13 januari 2019, op Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet, met een voertuig heeft ingereden op een groep mensen waaronder die [slachtoffer 2], zijnde de verdere uitvoering van dat door hem verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid.
3 primair.
hij op 13 januari 2019, op Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet met een voertuig heeft ingereden op een groep mensen waaronder die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], zijnde de verdere uitvoering van dat door hem verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het Gerecht bezigt de bewijsmiddelen waarnaar wordt verwezen in de voetnoten 1 t/m 20.

Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting een beroep gedaan op twee schulduitsluitingsgronden, te weten noodweerexces en psychische overmacht.
Voor een geslaagd beroep op noodweerexces dient allereerst vast komen te staan dat op enig moment sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte, waartegen verdediging noodzakelijk was. Het Gerecht merkt op dat er feitelijk niet veel bekend is over het handgemeen. Doch ook aangever [slachtoffer 3] zegt dat hij een handgemeen met verdachte had. Het Gerecht acht aannemelijk dat verdachte zich tijdens dit handgemeen mocht verdedigen. Het was immers [slachtoffer 3] die verdachte tegen hield om hem een lesje te leren, zoals deze zelf zegt. Ten tijde van het gevecht met [slachtoffer 3] mocht verdachte zich dus – jegens [slachtoffer 3] – op dat moment verweren.
Voor noodweerexces geldt dat van verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging slechts sprake kan zijn indien:
a. de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, maar daarbij als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat dan geboden was, dan wel indien
b. op het tijdstip van de hem verweten gedraging de onder a bedoelde situatie weliswaar was beëindigd en de noodzaak tot verdediging er dus wel was geweest (maar niet meer bestond), doch zijn gedraging niettemin het onmiddellijk gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding (HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, NbSr 2016/106) [21] .
Op het moment dat verdachte inrijdt op de groep personen acht het Gerecht geen sprake van een rechtens te honoreren beroep op noodweerexces. Reeds niet, omdat verdachte eerder een handgemeen had met [slachtoffer 3] en niet met de andere personen op wie hij inreed. Jegens hen komt verdachte geen beroep toe op noodweer en dus evenmin op noodweerexces.
Doch ook in de verhouding tot [slachtoffer 3] acht het Gerecht het tijdsverloop te groot om nog te kunnen oordelen dat het na het beëindigen van de noodweersituatie inrijden op [slachtoffer 3] ‘niettemin het onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding’. Buiten kijf staat dat de noodweersituatie tegen de tijd dat verdachte bij de woning van [slachtoffer 3] aankwam reeds lang ten einde was. Verdachte is pas enige tijd later bij de woning van [slachtoffer 3] aangekomen en is onderweg nog gestopt om [getuige 1] in de auto te laten stappen, waarna hij verder is gereden naar de woning van [slachtoffer 3]. Dit tijdsverloop is zo aanzienlijk dat geoordeeld moet worden dat de boosheid die verdachte naar eigen zeggen [22] nog steeds voelde, een zelfstandige reden is geweest om in te rijden op de groep mensen waarvan [slachtoffer 3] deel uit maakte. Deze boosheid kan redelijkerwijs niet meer worden beschouwd als een ‘hevige gemoedsbeweging’ die nog voortspruitte uit de noodweersituatie. Het beroep op noodweerexces kan dus niet slagen.
Het Gerecht is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting voorts niet gebleken van aanwijzingen om uit te gaan van de stelling dat verdachte zou hebben gehandeld vanuit een zo grote van buiten komende druk dat hij hier absoluut geen weerstand aan kon en redelijkerwijs hoefde te bieden. Ook het beroep op psychische overmacht kan niet slagen.
Nu er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, acht het Gerecht verdachte daarom strafbaar voor het hieronder bewezenverklaarde.

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaarde feiten worden als volgt gekwalificeerd:
ten aanzien van feit 1 primair:
doodslag
ten aanzien van feit 2 primair:
poging tot doodslag
ten aanzien van feit 3 primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd

Oplegging van straf

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het Gerecht neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte is in boosheid na een eerdere vechtpartij gaan rijden naar het huis van de persoon met wie hij zojuist gevochten had en is, daar aangekomen, met zijn auto met aanzienlijke snelheid bewust ingereden op een nietsvermoedende groep mensen die voor het huis stond. Deze mensen zaten in de val tussen de op hen af komende auto en de betonnen muur achter hen. Een aantal van hen wist weg te springen maar dat lukte niet iedereen en een aantal personen is (ernstig) gewond geraakt. Deze verwondingen – hoe vervelend deze ook zijn voor de slachtoffers – vallen echter in het niet bij het verschrikkelijke feit dat een tweejarig jongetje, dat op diezelfde plek aan het spelen was in zijn speelgoedautootje, ook tussen de auto en de muur terechtkwam, en ter plekke overleed aan zijn verwondingen.
Verdachte heeft met zijn handelen het leven ontnomen van een klein jongetje dat zijn hele leven nog voor zich had maar slechts twee jaar oud mocht worden. Verdachte heeft de ouders en de andere familieleden en vrienden onbeschrijflijk en onherstelbaar veel verdriet toegebracht. Zij kunnen hun zoon niet zien opgroeien en dat ondraaglijke verlies zullen zij de rest van hun leven met zich moeten dragen. Het Gerecht rekent het verdachte aan dat zijn ondoordachte handelingen zulke desastreuse gevolgen hebben gehad. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Het Gerecht heeft acht geslagen op de strafkaart van verdachte, waaruit blijkt dat hij eenmaal eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Oplegging van straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het Gerecht in aanmerking genomen dat voor een doodslag als vuistregel een gevangenisstraf van 10 jaar wordt opgelegd. Daarnaast heeft het Gerecht voor de overige bewezenverklaarde feiten gekeken naar soortgelijke zaken. Het Gerecht verwijst hierbij naar de in de voetnoot opgenomen uitspraken [23] en zal daarbij een uitganspunt van 4 jaar hanteren. Het Gerecht acht dan ook, alles afwegende, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar, passend en geboden.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [getuige 2], namens de nabestaanden van [slachtoffer], met een vordering tot schadevergoeding. De vordering bedraagt een bedrag van $ 7.400,-- en bestaat uit materiële schade (begrafeniskosten).
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder feit 1 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van $ 7.400,--. Het Gerecht zal de vordering dan ook toewijzen tot het gevorderde bedrag.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Gerecht veroordeelt verdachte eveneens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:78, 1:119 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Beslissing

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
14 (veertien) jaren;
beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [getuige 2] geleden schade toe tot een bedrag van
$ 7.400,--en veroordeelt verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [getuige 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
$ 7.400,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. P.A.H. Lemaire, bijgestaan door mr. M.C. Bruins (zittingsgriffier), en op 10 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht Sint Maarten.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten, Justitiële Divisie / Algemene Divisie, Team Algemene Recherche, d.d. 14 februari 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 014/JD/19.
2.Proces-verbaal bevindingen, p. 106.
3.Proces-verbaal bevindingen, p. 110.
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3], p. 68.
5.Een geschrift, te weten medische informative van het St. Maarten Medical Center inzake [slachtoffer 3] d.d. 13 januari 2019.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3], p. 72-73.
7.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4], p. 76.
8.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4], p. 79.
9.Proces-verbaal aangifte [getuige 2], p. 90.
10.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2], p. 85.
11.Proces-verbaal aangifte [getuige 4], 95.
12.Proces-verbaal aangifte [getuige 3], p. 98.
13.Proces-verbaal 1e verhoor [getuige 1], p. 60-62.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 113.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114.
17.Proces-verbaal van Forensische Opsporing, p. 152.
18.Proces-verbaal van Forensische Opsporing, bijlage 3 Gerechtelijk Sectierapport, p. 190-191.
19.Proces-verbaal 1e verhoor verdachte, p. 32-33.
20.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 41.
21.Hoge Raad, 16-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:610, nr. 3001.17
22.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 32 onderaan.