ECLI:NL:GHSHE:2012:BW0049

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003676-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. de Lange
  • H.D. Bergkotte
  • J.G. Sillevis Smitt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door inrijden op voetgangers met auto

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die werd beschuldigd van vier pogingen tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 december 2010 in Etten-Leur, waar de verdachte met zijn auto op een groep voetgangers inreed. De verdachte werd eerder door de rechtbank Breda veroordeeld, maar ging in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, na een schermutseling met een groep jongeren, opzettelijk met hoge snelheid in de richting van deze groep reed, waarbij hij meerdere personen raakte. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden, maar het hof oordeelde dat deze straf niet voldeed aan de ernst van de feiten. Het hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar 4 jaar en 6 maanden, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd en de vorderingen van enkele benadeelde partijen toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van het inrijden op voetgangers en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-003676-11
Uitspraak : 27 maart 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 16 september 2011 in de strafzaak met parketnummer 02-811845-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
thans verblijvende in PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht,
waarbij:
- verdachte werd vrijgesproken van de onder 5 primair en subsidiair en 6 ten laste gelegde
feiten;
- verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren;
- de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] werden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5] niet-ontvankelijk werden verklaard, met bepaling dat deze vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
De benadeelde partijen [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5] hebben zich in hoger beroep niet opnieuw in het strafproces gevoegd.
Dat houdt in dat in hoger beroep slechts nog de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] aan de orde zijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair aan verdachte ten laste is gelegd – opleverend telkens “poging tot doodslag” - en verdachte deswege zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede tot de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren.
Verder heeft de advocaat-generaal gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] tot respectievelijk de gevorderde bedragen ad EUR 1.178,63 en EUR 49,95, telkens met toepassing van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde poging tot moord dan wel poging tot doodslag. Hij is van mening dat het hof slechts kan komen tot een bewezenverklaring van de telkens (meer) subsidiair ten laste gelegde overtredingen van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
De raadsman heeft voorts bepleit dat, indien het hof komt tot het opleggen van een straf, rekening zal te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder meer voor wat betreft de gunstige perspectieven van verdachte voor de toekomst.
De raadsman heeft zich voorts gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan naar het oordeel van het hof niet in stand blijven. Het hof komt met betrekking tot het (voorwaardelijk) opzet van verdachte tot een andere motivering dan de eerste rechter. Voorts komt het hof tot een uitgebreidere bewijsconstructie en
-motivering en tot een andere straf en strafmotivering dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 18 december 2010 te Etten-Leur ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een personenauto, waarvan hij, verdachte, als bestuurder optrad, tegen voornoemde [slachtoffer] is aangereden, zodanig dat voornoemde [slachtoffer] klem is komen te zitten tussen voornoemde personenauto en een ter plaatse aanwezig hek,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 december 2010 te Etten-Leur als bestuurder een personenauto heeft bestuurd op de weg, de Lambertusstraat en/of de Markt aldaar en daarbij met die personenauto over het trottoir is gereden zodanig dat een aldaar staande of lopende voetganger, genaamd [slachtoffer], werd geraakt, althans klem is komen te zitten tussen voornoemde personenauto en een aldaar aanwezig hek,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2 primair:
hij op of omstreeks 18 december 2010 te Etten-Leur ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade
[benadeelde 4] van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een personenauto, waarvan hij, verdachte, als bestuurder optrad, tegen voornoemde [benadeelde 4] is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 december 2010 te Etten-Leur aan een persoon genaamd
[benadeelde 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een (dubbele) enkelbreuk en/of een vleeswond van ongeveer 20 centimeter), heeft toegebracht, door opzettelijk met een personenauto, welke door hem, verdachte, werd bestuurd tegen voornoemde [benadeelde 4] aan te rijden.
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 december 2010 te Etten-Leur als bestuurder een personenauto heeft bestuurd op de weg, de Lambertusstraat en/of de Markt aldaar, waarbij hij, verdachte, met die personenauto over het trottoir of fietspad is gereden zodanig dat een aldaar staande of lopende voetganger, genaamd [benadeelde 4], werd geraakt,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
3 primair:
hij op of omstreeks 18 december 2010 te Etten-Leur ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen voornoemde [benadeelde 1], die zich bevond op het trottoir of een fietspad, is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 december 2010 te Etten-Leur als bestuurder een personenauto heeft bestuurd op de weg, de Lambertusstraat en/of de Markt aldaar, waarbij hij, verdachte, met die personenauto over het trottoir of fietspad is gereden zodanig dat een aldaar staande of lopende voetganger, genaamd [benadeelde 1], werd geraakt,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
4 primair:
hij op of omstreeks 18 december 2010 te Etten-Leur, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen voornoemde [benadeelde 2] is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 december 2010 te Etten-Leur als bestuurder een personenauto heeft bestuurd op de weg, de Lambertusstraat en/of de Markt aldaar, waarbij hij, verdachte, met die personenauto over het trottoir of fietspad is gereden zodanig dat een aldaar staande of lopende voetganger, genaamd [benadeelde 2], werd geraakt,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewijs
Het hof stelt op grond van de feiten en omstandigheden als vervat in de bewijsmiddelen, waarnaar in de hierna volgende noten wordt verwezen, het volgende vast.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 18 december 2010 tussen 02.15 en 02.30 uur met een groepje mensen over de Markt te Etten-Leur liep. Toen ze op de kruising kwamen met de Lambertusstraat kwam er een auto uit die straat. Er zaten twee mensen in die auto, die uitstapten. Er ontstond een gevecht.
Bij dit gevecht waren de bestuurder en de bijrijder betrokken. Toen de bestuurder en de bijrijder weer in de auto stapten ging [slachtoffer] met [getuige 1] op de stoep staan. Hij hoorde dat de motor van de auto meer toeren ging maken, keek om en zag de auto de stoep op komen rijden waar hij met andere mensen stond.
[slachtoffer] werd aangereden en kwam klem te zitten tussen een hek en de auto. Hij raakte daardoor gewond aan bovenlijf en rechterarm. [slachtoffer] zag dat de auto doorreed en niet stopte. Hij zag dat er nog een andere jongen op hetzelfde moment als hij werd aangereden.
Hij, [slachtoffer], had geen kans om weg te komen. De bestuurder van de auto gaf gas en reed meteen op hen in.
Getuige [getuige 1] was op 17 december 2010 (het hof begrijpt: 18 december 2010, gelet op het door deze getuige opgegeven tijdstip dat het feit is gepleegd) omstreeks 02.30 uur samen met anderen, waaronder [slachtoffer], ter plekke en zag dat “hij” (het hof begrijpt: de bestuurder van de auto) weg wilde rijden, zijn wagen in zijn achteruit zette, en daarna (zo begrijpt het hof: weer vooruit) op hen, de groep en andere mensen, inreed. Hij hoorde dat de bestuurder vol gas gaf en zag dat de bestuurder op de mensen inreed. [getuige 1] zag dat [slachtoffer] tussen een hek en de wagen in zat.
[benadeelde 4] liep op 18 november 2010 (het hof begrijpt: 18 december 2010, gelet op het door deze getuige opgegeven tijdstip dat het feit is gepleegd) omstreeks 02.00 – 02.15 uur met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] over de Markt in Etten-Leur. Zij liepen een groep van ongeveer 7 personen voorbij ter hoogte van de Lambertusstraat, uit welke straat een auto kwam aanrijden in de richting van de Markt. [benadeelde 4] hoorde een hoop geschreeuw en gescheld. Hij heeft zich omgedraaid om te kijken wat er aan de hand was. Hij zag de persoon aan de passagierszijde van de auto en de bestuurder uitstappen en weer instappen.
Hij hoorde dat de auto werd gestart. Het eerder genoemde groepje stond op dat moment op het fietspad, net van de kruising met de Lambertusstraat af. Vlak achter hen stond hij, [benadeelde 4].
Hij zag dat de auto ineens hard rechts het fietspad op reed in de richting van de groep welke voor hem stond. Ten minste één persoon uit het groepje werd door de auto aangereden. Het volgende moment zag en voelde [benadeelde 4] dat hij door de rechterzijde van de auto werd aangereden. Hij viel daardoor op de grond. Op het moment dat hij op de grond lag, zag hij dat de auto een stukje achteruit reed en de Markt opreed.
[benadeelde 4] voelde dat zijn linkerbeen flink was geraakt. Hij deed zijn linker broekspijp omhoog en zag een grote open vleeswond.
De bestuurder van de auto had, volgens [benadeelde 4], gewoon de weg op kunnen rijden, maar hij draaide flink hard het fietspad op.
De arts [naam arts] heeft vastgesteld dat [benadeelde 4] een snijwond op zijn onderbeen had en dat zijn binnen- en buitenenkel waren gebroken.
[benadeelde 2] heeft verklaard dat hij met zijn vrienden [benadeelde 4] en [benadeelde 1] op 18 december 2010 tussen 02.00 en 02.30 uur over de Markt te Etten-Leur liep met een groep onbekende personen.
Uit een zijstraat van rechts kwam een auto aanrijden. Toen de auto stilstond, zag hij jongens op de auto aflopen. Er ontstond een vechtpartij tussen hen en de twee mannen, die uit de auto stapten.
[benadeelde 2] had zich omgedraaid en was verder gelopen. [benadeelde 1] en [benadeelde 4] liepen op dat moment iets voor hem uit.
Ineens hoorde [benadeelde 2] een motor draaien. Hij hoorde en zag van achteren een auto op hem af komen rijden. Zijn linkerbeen werd geraakt door de rechterzijde van de auto. Hij viel daarbij op de grond. Hij voelde pijn aan zijn linker knie.
De arts [naam arts 2] heeft vastgesteld dat [benadeelde 2] een kneuzing aan zijn linkerknie had.
[benadeelde 1] liep samen met [benadeelde 4] en [benadeelde 2] op 18 december 2010 tussen 02.15 en 02.30 uur op de Markt te Etten-Leur.
Voor hen liep een groep van 5 à 6 personen. Uit de Lambertusstraat kwam een auto, die stopte net voor de T-splitsing van de Lambertusstraat met de Markt. Het is daar goed verlicht door de straatverlichting.
De jongens uit het groepje personen liepen naar de auto. Het liep daar uit de hand met de bijrijder. Men begon elkaar te slaan. Hij, [benadeelde 1], was er ook naar toe gegaan, werd geslagen en had zelf ook geslagen.
Hij was daarop naar achteren gestapt en verder de Markt opgelopen.
Hij zag dat het portier aan de bijrijderskant werd dicht getrokken en dat de bestuurder terug in zijn auto stapte.
[benadeelde 1] zag de genoemde groep en [benadeelde 2] en [benadeelde 4] op het trottoir staan. Hij, [benadeelde 1], stond alleen aan de overzijde van het fietspad.
Hij kan de situatie ter plaats als volgt omschrijven:
Als je uit de Lambertusstraat komt ligt er eerst een trottoir en dan ligt er een fietspad. Ter hoogte van de bebouwing heb je na het fietspad eerst struiken dan parkeervakken en dan pas de weg. Om vanuit de Lambertusstraat de Markt op te rijden moet je dus eerst het trottoir, dan het fietspad, dan de breedte van de struiken en dan de breedte van de parkeervakken oversteken.
Hij zag dat de bestuurder met een slinger reed richting de groep mensen die daar stond. Hij bedoelde dat de bestuurder de bocht met meer dan 90 graden maakte waardoor hij als het ware op het trottoir terug reed.
[benadeelde 1] zag de bestuurder vol gas het trottoir oprijden in de richting van de groep mensen die daar stond.
Hij zag dat de bestuurder met de auto tegen de groep aan reed waardoor hij ze letterlijk omver reed. [benadeelde 2] vloog over de motorkap van de auto heen. De bestuurder remde pas nadat hij tegen de groep was aangereden. Hij kon dat zien omdat hij de remlichten pas zag branden nadat hij tegen de groep was aangereden. Hij had daar goed zicht op omdat hij op dat moment schuin achter de auto stond. Hij zag dat de bestuurder de auto in zijn achteruit zette en een stukje terug reed in een flauwe bocht.
Hij, [benadeelde 1], had meteen in de gaten dat er mensen gewond waren.
Hij liep richting de groep omdat hij wilde helpen. Hij zag de auto in een fractie aankomen. Hij zag en hoorde dat hij vol gas wegreed. Terwijl hij wegreed zag en voelde hij dat de bestuurder met de auto tegen zijn rechterhand aanreed.
Hij zag dat de bestuurder met de auto over het fietspad wegreed.
De arts [naam arts 2] heeft vastgesteld dat [benadeelde 1] een zwelling had op zijn rechter handrug.
[getuige 4] stak op 18 december 2010 omstreeks 02.00 uur de Markt te Etten-Leur over en liep over de stoep. Omstreeks 02.15 uur zag hij dat er een auto stilstond. Hij hoorde dat er gas gegeven werd en dat de auto wegreed. Hij hoorde dat er niet op een normale wijze gas werd gegeven maar dat er plankgas werd gegeven. Hij hoorde dit aan het motorgeluid. Hij zag dat de auto ter hoogte van het hekwerk inreed op de mensen die op de stoep stonden.
[getuige 5] bevond zich op 18 december 2010 omstreeks 02.00 uur met zijn vriendin in een auto op de Markt te Etten-Leur.
Bij de hoek Lambertusstraat/Markt waren zij rechtsaf de Lambertusstraat ingeslagen. [getuige 5] zag op voormelde hoek een auto stil staan, met de koplampen richting de Markt. In de auto zaten twee personen, een bestuurder en een bijrijder. Naast de auto aan de bijrijderskant stond een groepje van zo’n zes personen.
Hij had een goed zicht op de auto en de personen omdat zij onder een lantaarnpaal stonden. Hij zag dat er discussie gaande was tussen de groep en de bijrijder.
Op een gegeven moment zag hij de achteruitrijlichten van de auto gaan branden. De auto reed enkele meters recht achteruit.
Hij zag het groepje van personen de rug naar de auto keren en de Markt weer op willen lopen. Hij zag de Audi vervolgens met hoge snelheid vooruit rijden en daarbij scherp naar rechts draaien en de hoek Lambertusstraat/Markt afsnijden. De auto schudde op het moment dat hij de stoeprand opreed. Hij zag dat hij inreed op het groepje van zes personen.
Hij zag dat de auto zeker een van de personen heeft geraakt. Dit betrof een persoon die zich bevond aan de rechter voorzijde van de auto, bekeken vanaf de kant van de bestuurder.
[Broer verdachte] heeft verklaard dat “ze” (het hof begrijpt [Broer verdachte] en zijn broer [verdachte]) met de auto ineens moesten stoppen omdat er jongeren voor hen op de weg stonden. Er kwamen toen twee jongens op hem af.
Daarna trok hij de deur dicht. Hierna zijn ze weggereden. Hij keek op dat moment naar zichzelf of hij schade had.
Als je bij iemand in de auto zit en hij (het hof begrijpt: de bestuurder) en hij gaat ineens dom rijden. Wat moet je dan doen?
Volgens hem is het niet normaal wat er is gebeurd. Er zijn mensen aangereden.
Je stapt in de auto met de gedachte dat je naar huis gaat. Als die gast (het hof begrijpt: verdachte) dan ineens honderd gaat rijden en op mensen in gaat rijden, dan kan je echt niets doen.
Hij dacht dat ze gewoon naar huis zouden gaan.
De verdachte verklaarde dat hij op 18 december 2010, na 02.00 uur, naar huis reed in zijn auto, een Audi A4, nadat hij met zijn broer was uitgeweest in Etten-Leur. Hij reed via de Lambertusstraat naar de Markt en moest remmen voor een groep jongeren.
De jongelui kwamen op zijn auto aflopen en hij stapte uit, maar ging meteen terug zijn auto in. Ondertussen kreeg zijn broer klappen.
Hij reed een stukje achteruit. Hij was daarna rechtsaf over het trottoir tussen een lantaarnpaal en een hek door gereden. Hij had naar rechts gestuurd. Hij hoorde twee doffe klappen. Daarna reed hij de Markt op.
De Audi is een zware auto.
Hij had later met zijn moeder over dit gebeuren gesproken.
Een tapgesprek d.d. 10 januari 2011 te 21:00 uur, opgenomen tussen [naam moeder] (moeder) met ene [naam onbekende] houdt het volgende in:
(.…) is hij samen met [Broer verdachte] weggegaan. Ze zijn daar naar een café/koffiehuis gegaan daar bij de Markt. (….) Ze zijn vandaar naar buiten gegaan. (.…)
Toen kwamen ze met zijn tienen aan (….)
Ze deden de deur open op de plaats waar [Broer verdachte] zat. Hij zei dat een ervan met een vuist [Broer verdachte] sloeg.(….)
En hij zei, toen hebben ze de auto gepakt met schoenen en allemaal gedeukt en overal barsten en de voorruit kapot geslagen en het glas aan uhh.
En hij zei, toen ik dat allemaal zag gebeuren, heb ik de gas ingetrapt en hun aangereden en ze aangereden. Hij zei, ik zweer je bij Allah (onverstaanbaar) gas. Heeft ze aangereden en is met de auto gevlucht/weggereden.
De partiële vrijspraak
Het telkens onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feit behelst een impliciet primair en een impliciet subsidiair ten laste gelegd feit. Impliciet primair is verdachte steeds ten laste gelegd dat hij zou hebben gepoogd het slachtoffer opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven te beroven.
Met de verdediging, de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat geen sprake is geweest van voorbedachte raad. Het hof zal hem derhalve vrijspreken van de ten laste gelegde pogingen tot moord.
Overwegingen omtrent het bewijs
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Standpunt verdediging
Door de raadsman van verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer aangevoerd dat (ook) de ten laste gelegde pogingen tot doodslag niet zijn komen vast te staan en dat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Niet is namelijk komen vast te staan dat de verdachte is in- of aangereden op de groep mensen zoals is ten laste gelegd. Door de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] is verklaard dat de slachtoffers door een bepaalde verkeersmanoeuvre klem zijn komen zitten. Indien dit aspect niet kan worden vastgesteld, dan komt de poging tot doodslag te ontvallen.
Het enkele “Klem komen te zitten” is onvoldoende voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag.
Verdachte is voorts geconfronteerd met een bepaalde situatie waarvan agressie uitstraalde en waarvan hij wilde wegkomen.
Voorts wil hij, raadsman, wijzen op het aspect van de uiterlijke verschijningsvormen van de gedragingen van de verdachte, waaruit zou kunnen worden opgemaakt hoe verdachte heeft gehandeld, zoals het brullende geluid van de motor van de auto en de snelheid van de auto waarmee zou zijn gereden. Dit moet worden genuanceerd. Doordat het had gesneeuwd is bijvoorbeeld de controle over een voertuig niet altijd aanwezig en bij slippende banden maakt de motor ook een hoger toerental.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen trekt het hof het gevolg, dat:
- de verdachte, na schermutselingen tussen hem en zijn broer enerzijds en een groep jongens anderzijds, achteruit is gereden;
- de groep jongens zich al van de auto van verdachte had verwijderd en zich in de richting van de Markt heeft begeven, en dat een deel van hen zich al had verplaatst naar het trottoir;
- de verdachte daarna vol gas en met hoge snelheid vooruit is gereden en daarbij scherp naar rechts is gedraaid en de hoek Lambertusstraat/Markt heeft afgesneden, in de richting van die mensen is gereden en op de mensen, die daar op het trottoir stonden, is ingereden; bij zijn gevolgtrekking dat verdachte daartoe een bewuste stuurbeweging heeft gemaakt heeft het hof belang toegekend aan de omstandigheid dat de verdachte die zich -zoals hem, naar hij ter terechtzitting heeft verklaard, voor ogen stond- van zijn aanvallers wilde verwijderen, in werkelijkheid juist in hun richting is gereden. Voor de hand had namelijk gelegen dat hij ofwel zich achteruitrijdend had verwijderd ofwel de Lambertusstraat uitrijdend vervolgens de Markt was opgereden.
- [slachtoffer] werd aangereden en klem kwam te zitten tussen een hek en de auto;
- [benadeelde 4] werd aangereden door de rechterzijde van de auto;
- [benadeelde 2] werd aangereden aan zijn rechterbeen door de rechterzijde van de auto;
- de verdachte pas remde nadat hij tegen de groep was aangereden.
- hij vervolgens de auto in zijn achteruit heeft gezet en een stukje terug in een flauwe bocht is gereden. Vervolgens is hij vol gas weggereden over het fietspad, waar vandaan [benadeelde 1] kwam en die vervolgens aan zijn rechterhand werd geraakt;
Voorts overweegt het hof op grond van die bewijsmiddelen het volgende:
- dat uit de verklaring van de broer van verdachte, [Broer verdachte], kan worden opgemaakt dat hij weer in de auto was gestapt met het idee dat zij naar huis zouden rijden en dat het voor hem een verrassing was dat zijn broer zo reageerde;
- dat uit de hiervoor vastgestelde toedracht alsmede uit de inhoud van het hierboven weergegeven tapgesprek kan worden opgemaakt dat verdachte heeft gehandeld uit wraakgevoelens, in elk geval uit boosheid, wegens het voorafgegaande handgemeen en de daarbij naar zijn mening aan zijn voertuig ontstane beschadigingen.
Op grond van al het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de verdachte willens en wetens met een zware auto met relatief hoge snelheid op [slachtoffer], [benadeelde 4] en [benadeelde 2] is ingereden.
De aard van die gedraging en de omstandigheden waaronder zij is verricht, duiden onmiskenbaar op opzettelijk handelen van de verdachte. Aan de bewijsmiddelen noch overigens aan het onderzoek ter terechtzitting zijn aanwijzingen ervoor te ontlenen dat de verdachte, gelijk hij wel heeft betoogd, uit paniek zou hebben gehandeld.
De gedraging van de verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van de slachtoffers dat het niet anders kan dan dat hij dat gevolg ook heeft gewild.
Het hof is aldus van oordeel dat het opzet van de verdachte op de dood van [slachtoffer], [benadeelde 4] en [benadeelde 2] was gericht.
Na het inrijden op voornoemde personen is de verdachte “vol gas” weggereden, van het trottoir over het fietspad, waarna hij ook [benadeelde 1] heeft geraakt.
Niet uitgesloten kan worden dat de verdachte [benadeelde 1] niet heeft gezien. Echter, deze gedraging - het met een zware auto en met relatief hoge snelheid rijden over een plaats waar de aanwezigheid van zwakkere (kwetsbare) verkeersdeelnemers zoals een voetganger moet worden verwacht - naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op de dood van die verkeersdeelnemer op.
Gelet op die ervaringsregels mag de wetenschap van deze aanmerkelijke kans bij de verdachte worden verondersteld. Temeer nu verdachte wist dat er zich in de directe nabijheid een groep jongeren aanwezig was. De gedraging van de verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het gevolg dat het - behoudens contra-indicaties, waarvan in dit geval niet is gebleken - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat dodelijk gevolg bewust heeft aanvaard. Het hof is aldus van oordeel dat het opzet van de verdachte in voorwaardelijke zin op de dood van [benadeelde 1] was gericht.
Hetgeen overigens nog namens de verdachte is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hof verwerpt bijgevolg het verweer.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair:
hij op 18 december 2010 te Etten-Leur ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, met een personenauto, waarvan hij, verdachte, als bestuurder optrad, tegen voornoemde [slachtoffer] is aangereden, zodanig dat voornoemde [slachtoffer] klem is komen te zitten tussen voornoemde personenauto en een ter plaatse aanwezig hek, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2 primair:
hij op 18 december 2010 te Etten-Leur ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 4] van het leven te beroven met dat opzet, met een personenauto, waarvan hij, verdachte, als bestuurder optrad, tegen voornoemde [benadeelde 4] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3 primair:
hij op 18 december 2010 te Etten-Leur, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen voornoemde [benadeelde 1], die zich bevond op een fietspad, is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4 primair:
hij op 18 december 2010 te Etten-Leur, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 2] van het leven te beroven, met dat opzet, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen voornoemde [benadeelde 2] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 287 juncto artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het levert telkens de volgende kwalificatie op:
Poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen en maatregelen
De rechtbank heeft de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede tot de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede tot de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar.
De raadsman bepleit dat, indien het hof komt tot het opleggen van een straf, rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder meer voor wat betreft de gunstige perspectieven van verdachte voor de toekomst.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Hierbij neemt het hof het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft wraak willen nemen, of was in elk geval boos, op een groep jongelui, die hem en zijn broer eerder handtastelijk had bejegend waarbij zijn auto is beschadigd.
Hij is daartoe moedwillig in de richting van dit groepje en andere mensen, die op het trottoir en fietspad liepen, gereden en heeft vervolgens vier mensen aangereden. Vervolgens is de verdachte er in zijn auto van door gegaan en gevlucht en heeft de slachtoffers aan hun lot overgelaten.
Het hof heeft voorts ten bezware van de verdachte acht geslagen op de volgende omstandigheden:
- de omstandigheid dat de verdachte reeds meermalen voor geweldsdelicten is veroordeeld;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij de
slachtoffers;
- het voor omstanders angstaanjagend is geweest dat iemand die zich met een zware
auto als de onderhavige met grote snelheid in de richting van aldaar lopende
voetgangers begeeft op deze wijze de confrontatie aangaat met een ander;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die
daarvan het gevolg is;
Het hof oordeelt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een poging doodslag, meermalen gepleegd, een zware straf passend en geboden is. Voor de hoogte van deze straf zoekt het hof aansluiting bij een voltooide doodslag, waarbij naar het oordeel van het hof in de regel niet kan worden volstaan met een lagere gevangenisstraf dan 6 jaar.
Daarbij is rekening gehouden met de ernst van een dergelijk feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde strafmaximum en in de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met de straf als door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat daarin de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt.
Alles overwegende acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde telkens voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
In hetgeen door de raadsman is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om hiervan af te wijken.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 1.178,63. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt in hoger beroep van rechtswege voort.
Het hof overweegt met betrekking tot de onderhavige vordering dat de rechtbank het toegewezen bedrag niet heeft vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Voorts is in deze vordering een rekeningfout gemaakt bij het optellen van de gevorderde materiële schade ad EUR 528,63 en immateriële schade ad EUR 650,--. De vordering beloopt derhalve EUR 1.178,63 in plaats van EUR 1.287,63.
Het hof verstaat derhalve dat de vordering van deze benadeelde partij in hoger beroep strekt tot betaling van EUR 1.178,63, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 49,95. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt in hoger beroep van rechtswege voort.
Het hof overweegt met betrekking tot deze vordering dat de benadeelde partij op zijn wensenformulier ten behoeve van de procedure in hoger beroep onder meer heeft ingevuld dat de door de rechtbank aan hem toegekende schadevergoeding ad EUR 49,95 niet in verhouding staat met de opgelopen schade.
De rechtbank heeft met betrekking tot de immateriële schade overwogen dat de benadeelde partij deze schade niet nader heeft omschreven (en heeft deze ook niet toegewezen).
In hoger beroep kan de benadeelde partij zich echter alleen voegen binnen de grenzen van zijn eerste vordering.
Derhalve strekt de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep zich tot betaling van EUR 49,95.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van:
- het onder 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) jaren, en
- het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde telkens de bevoegdheid motorrijtuigen te
besturen voor de duur van 1 (één) jaar.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] terzake van het onder 3 primair bewezen verklaarde toe tot het bedrag van EUR 1.178,63 (duizend honderdachtenzeventig euro en drieënzestig cent) bestaande uit EUR 528,63 (vijfhonderdachtentwintig euro en drieënzestig cent) materiële schade en
EUR 650,00 (zeshonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van EUR 1.178,63 (duizend honderdachtenzeventig euro en drieënzestig cent) bestaande uit EUR 528,63 (vijfhonderdachtentwintig euro en drieënzestig cent) materiële schade en EUR 650,00 (zeshonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 (eenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] terzake van het onder 4 primair bewezen verklaarde toe tot het bedrag van EUR 49,95 (negenenveertig euro en vijfennegentig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van EUR 49,95 (negenenveertig euro en vijfennegentig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. A. de Lange, voorzitter,
mr. H.D. Bergkotte en mr. J.G. Sillevis Smitt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. van Baast, griffier,
en op 27 maart 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.