Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
Vermelding onjuist tijdvak
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Op 20 november 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen X B.V. en de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting op bedrijfsomzetten (BBO) die aan belanghebbende, X B.V., is opgelegd. De naheffingsaanslag, die betrekking had op de jaren 2012 tot en met 2015, werd opgelegd op basis van een administratieve vergissing waarbij een onjuist tijdvak was vermeld op het aanslagbiljet. Belanghebbende betwistte de naheffingsaanslag en voerde aan dat de vermelding van het onjuiste tijdvak leidde tot vernietiging of vermindering van de aanslag. Het Gerecht oordeelde dat de vermelding van het onjuiste tijdvak op het aanslagbiljet berustte op een duidelijke vergissing en dat dit niet leidde tot vernietiging van de naheffingsaanslag.
Daarnaast was er een geschil over de toepassing van de verleggingsregeling van artikel 11, lid 2, letter b van de Landsverordening belasting op bedrijfsomzetten. De Inspecteur stelde dat de BBO van belanghebbende kon worden geheven omdat Z, een buiten Sint Maarten gevestigde onderneming, de verschuldigde BBO niet had voldaan. Belanghebbende betoogde echter dat de prestaties waren verricht door een in Sint Maarten gevestigde zustermaatschappij, W, en dat de verleggingsregeling daarom niet van toepassing was. Het Gerecht oordeelde dat de verleggingsregeling niet kon worden toegepast omdat de rechtsbetrekking tussen belanghebbende en W was ontstaan, en dat W in Sint Maarten was gevestigd. Hierdoor werd de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van NAf 383.028.
Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende. Tevens werd het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen en is op 20 november 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.