ECLI:NL:OGEAC:2024:17

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
CUR202202844 en CUR202202845
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten bezwaar en proceskosten in belastingzaak

Op 15 februari 2024 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, een onderneming gevestigd in Curaçao, het beroep heeft ingetrokken tegen naheffingsaanslagen winstbelasting over de jaren 2015 en 2016. Tegelijkertijd heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de kosten van bezwaar, proceskosten, het griffierecht en immateriële schade. Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor zowel de bezwaarfase als de beroepsfase. De wetgeving in Curaçao biedt echter geen mogelijkheid voor de belastingrechter om immateriële schadevergoeding toe te kennen; dit moet worden aangevraagd bij de burgerlijke rechter. De redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar het Gerecht heeft enkel geconstateerd dat deze termijn is overschreden zonder verdere gevolgen voor de uitspraak. De kosten van bezwaar zijn vastgesteld op NAf 100 en de proceskosten op NAf 350, wat resulteert in een totale vergoeding van NAf 450. Daarnaast is de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter D.J. Jansen en is openbaar gemaakt op 15 februari 2024.

Uitspraak

Uitspraak van 15 februari 2024
BBZ nrs. CUR202202844 en CUR202202845
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van het verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht in het geding tussen:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
en
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 2 oktober 2020 naheffingsaanslagen winstbelasting over de jaren 2015 en 2016 opgelegd naar een te betalen bedrag van respectievelijk NAf 2.877 en NAf 6.367. Daarbij zijn er verzuimboetes wegens het niet afdragen of te weinig winstbelasting opgelegd van respectievelijk NAf 575 en NAf 1.273.
1.2
Belanghebbende heeft op 22 oktober 2020 tegen de naheffingsaanslagen en verzuimboetes bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 20 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
Partijen zijn op 26 mei 2023 uitgenodigd voor de zitting van 7 juli 2023.
1.5
De Ontvanger heeft bij e-mailbericht van 27 juni 2023 te kennen gegeven dat hij de naheffingsaanslagen niet zal invorderen.
1.6
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 30 juni 2023 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de kosten bezwaar, proceskosten, het griffierecht en immateriële schade.
1.7
De griffier heeft op 30 juni 2023 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden te reageren op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de kosten van bezwaar, proceskosten, het griffierecht en immateriële schade. De Inspecteur heeft niet gereageerd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan haar bezwaar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten van bezwaar, proceskosten en het griffierecht. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
2.2
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze bepaling op overeenkomstige wijze worden toegepast op een bij intrekking van het beroep gedaan verzoek om vergoeding van proceskosten en/of griffierecht en/of immateriële schadevergoeding. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
2.3
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de (proces)kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
Kosten bezwaarfase
2.4
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet ingevolge artikel 32a, lid 2 ALL worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
2.5
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift verzocht om een vergoeding van de kosten van de bezwaarfase. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk tegen beter weten in de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd. Belanghebbende heeft onbetwist aangevoerd dat zij op basis van individuele beoordeling de hoogte van de dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren heeft bepaald en dat de Inspecteur op basis van niet gepubliceerd, noch kenbaar gemaakt beleid de dotatie aan de voorziening heeft gecorrigeerd. Deze handelswijze acht het Gerecht ernstig onzorgvuldig.
2.6
Het Gerecht stelt de proceskosten op de voet van artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht, vast op NAf 100 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van NAf 100, en een wegingsfactor 1).
Kosten beroepsfase
2.7
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.8
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.9
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,5 (beroep niet tijdig beslissen)).
Immateriële schadevergoeding
2.1
Belanghebbende heeft verzocht om een immateriële schadevergoeding in verband met het overschrijden van de redelijke termijn. De wet- en regelgeving in Curaçao voorziet echter niet in de bevoegdheid van de belastingrechter tot het toekennen van een schadevergoeding. Alleen de burgerlijke rechter is bevoegd om de belanghebbende in verband hiermee een schadevergoeding toe te kennen. Belanghebbende dient het verzoek derhalve te richten aan de burgerlijke rechter (vgl. HR, 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:50).
2.11
De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen op 22 oktober 2020 (bezwaar ingediend) en geëindigd op 30 juni 2023, de dag dat belanghebbende in kennis is gesteld dat de Ontvanger de naheffingsaanslagen niet meer zal invorderen. Bijzondere omstandigheden die verlenging van de redelijke termijn rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken. De redelijke termijn van twee jaar is derhalve overschreden. Het Gerecht zal volstaan met het constateren dat de redelijke termijn is overschreden.
Griffierecht
2.12
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de kosten van bezwaar en de proceskosten toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de kosten van bezwaar, NAf 100, en de proceskosten, NAf 350, van belanghebbende, in totaal tot een bedrag van NAf 450;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 15 februari 2024, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.