ECLI:NL:OGEAC:2022:327

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
CUR202104223
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake naheffingsaanslag en verzuimboete winstbelasting

Op 19 december 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, gevestigd te Curaçao, in beroep ging tegen de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2012, die op 29 mei 2020 aan de belanghebbende was opgelegd, samen met een verzuimboete. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en boete, maar de Inspecteur handhaafde deze bij uitspraken op bezwaar op 22 oktober 2021. Vervolgens heeft de belanghebbende pro forma beroep ingesteld op 20 december 2021 en dit beroep nader gemotiveerd op 16 maart 2022.

Tijdens de procedure heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete vernietigd, waardoor het beroep van de belanghebbende niet meer tot een gunstiger resultaat kon leiden. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende geen belang meer had bij een uitspraak op het beroep, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De belanghebbende had ook gesteld dat haar bezwaar van 27 juli 2020 moest worden aangemerkt als bezwaar tegen het niet tijdig verlenen van teruggave van belasting, maar het Gerecht volgde deze stelling niet. Het bezwaar was gericht tegen de naheffingsaanslag en niet tegen het niet tijdig verlenen van teruggave.

De uitspraak concludeerde dat de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 150 aan de belanghebbende diende te vergoeden, maar dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten, aangezien de belanghebbende zelf bezwaar en beroep had aangetekend. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar gemaakt op 19 december 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 19 december 2022
BBZ nr. CUR202104223
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 29 mei 2020 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2012 opgelegd naar een verschuldigde belasting van NAf 6.302. Daarbij is een verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte opgelegd van NAf 945.
1.2
Belanghebbende heeft op 27 juli 2020 tegen de naheffingsaanslag en verzuimboete bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 oktober 2021 de naheffingsaanslag en verzuimboete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 20 december 2021 tegen de uitspraken van de Inspecteur pro forma beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
Belanghebbende heeft op 16 maart 2022 het beroep nader gemotiveerd.
1.6
De Inspecteur heeft op 8 november 2022 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende is [A] verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op 28 december 2012 de voorlopige aangifte winstbelasting 2012 ingediend.
2.2
Om dat belanghebbende niet tijdig haar definitieve aangifte heeft ingediend is aan haar met dagtekening 7 april 2014 een taxatieve naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2012 opgelegd naar een verschuldigde belasting van NAf 42.000. Daarbij is een boete wegens het niet dan wel te laat betalen van verschuldigde belasting opgelegd van NAf 6.300.
2.3
Tegen de naheffingsaanslag en boete van 7 april 2014 heeft belanghebbende op 6 juni 2014 een pro forma bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak op bezwaar van 28 december 2015 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en boete gehandhaafd. Tegen de uitspraak op bezwaar is geen beroep ingesteld.
2.4
Belanghebbende heeft op 23 november 2015 de definitieve aangifte winstbelasting voor het jaar 2012 ingediend naar een verschuldigde belasting van NAf 128.296 en het verschuldigde bedrag betaald. Vervolgens heeft belanghebbende op 21 maart 2017 een gecorrigeerde aangifte winstbelasting 2012 ingediend naar een verschuldigde belasting van nihil.
2.5
Aan belanghebbende is met dagtekening 29 mei 2020 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2012 opgelegd naar een verschuldigde belasting van NAf 6.302 met daarbij een verzuimboete van NAf 945.
2.6
Tegen de naheffingsaanslag en verzuimboete van 29 mei 2020 heeft belanghebbende op 27 juli 2020 bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar van 22 oktober 2021 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete gehandhaafd.
2.7
De Inspecteur heeft in het verweerschrift van 8 november 2022 vermeld dat hij de naheffingsaanslag en verzuimboete, opgelegd met dagtekening 29 mei 2020, heeft verminderd naar nihil.

3.GESCHIL

In geschil is allereerst of belanghebbendes beroep ontvankelijk is. Daarnaast was de hoogte van de naheffingsaanslag en de boete in geschil. Tenslotte is in geschil of het ingediende bezwaar niet alleen op de naheffingsaanslag en de boete ziet maar ook op het niet tijdig verlenen van teruggave van belasting.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

4.1
De Inspecteur heeft hangende deze beroepsprocedure de naheffingsaanslag en de verzuimboete vernietigd. Dit brengt mee dat het beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden.
4.2
Daarmee komt het belang aan deze beroepsprocedure te ontvallen (vgl. HR 8 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4755; HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO5988; HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43). Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, dient dit beroep blijkens voornoemde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.3
Belanghebbende heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerecht van 9 september 2022, ECLI:NL:OGEACL2022:281, gesteld dat haar bezwaar van 27 juli 2020 tevens moet worden aangemerkt als bezwaar tegen het niet tijdig verlenen van teruggave van belasting volgens artikel 15, lid 8 Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL). Het Gerecht volgt belanghebbende niet in haar stelling. Het bezwaar van 27 juli 2020 is gericht tegen de naheffingsaanslag van 29 mei 2020 en ziet derhalve niet op het niet tijdig verlenen van teruggave winstbelasting. En al zou het daar, quod non, wel op zien dan is artikel 15, lid 8 ALL in dit geval niet van toepassing. Immers, die bepaling is slechts van toepassing als op grond van een definitieve aangifte een teruggaaf moet plaatsvinden. In dit geval leidde de definitieve aangifte niet tot een teruggaaf, maar tot een te betalen bedrag. Het gaat naar het oordeel van het Gerecht te ver om de veel later ingediende gecorrigeerde aangifte als definitieve aangifte aan te merken. Bovendien zou in dat geval het bezwaar te laat zijn ingediend (vgl. GEA Curacao 5 juli 2022, ECLI:NL:OGEAC:2022:179).

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Nu de Inspecteur aan de bezwaren van belanghebbende tegemoet is gekomen, dient als hoofdregel de Inspecteur de proceskosten en het griffierecht te vergoeden (vgl. HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4045; HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:494).
5.2
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu belanghebbende zelf, in de persoon van haar bestuurder, bezwaar en beroep heeft aangetekend en niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.3
Gelet op het overwogene in 5.1 dient de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 19 december 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500