Op 19 december 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, gevestigd te Curaçao, in beroep ging tegen de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2012, die op 29 mei 2020 aan de belanghebbende was opgelegd, samen met een verzuimboete. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en boete, maar de Inspecteur handhaafde deze bij uitspraken op bezwaar op 22 oktober 2021. Vervolgens heeft de belanghebbende pro forma beroep ingesteld op 20 december 2021 en dit beroep nader gemotiveerd op 16 maart 2022.
Tijdens de procedure heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete vernietigd, waardoor het beroep van de belanghebbende niet meer tot een gunstiger resultaat kon leiden. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende geen belang meer had bij een uitspraak op het beroep, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De belanghebbende had ook gesteld dat haar bezwaar van 27 juli 2020 moest worden aangemerkt als bezwaar tegen het niet tijdig verlenen van teruggave van belasting, maar het Gerecht volgde deze stelling niet. Het bezwaar was gericht tegen de naheffingsaanslag en niet tegen het niet tijdig verlenen van teruggave.
De uitspraak concludeerde dat de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 150 aan de belanghebbende diende te vergoeden, maar dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten, aangezien de belanghebbende zelf bezwaar en beroep had aangetekend. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar gemaakt op 19 december 2022.